ECLI:NL:RBOVE:2025:4577

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
08.352921.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor rijden zonder geldig rijbewijs en weigeren medewerking aan speekseltest

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het rijden zonder een geldig rijbewijs en het weigeren om mee te werken aan een speekseltest. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en heeft de in beslag genomen personenauto verbeurd verklaard. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 24 juni 2025, waar de officier van justitie de vordering indiende en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J. Balkenende. De tenlastelegging omvatte onder andere inbraak, diefstal met geweld en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de inbraak en diefstal, maar achtte de feiten van het rijden zonder geldig rijbewijs en het niet voldoen aan een vordering tot medewerking aan een speekseltest bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dat hij niet had voldaan aan de wettelijke verplichtingen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, wat leidde tot de opgelegde gevangenisstraf van vier weken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.352921.24 (P)
Datum vonnis: 8 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.J. Balkenende, advocaat in Zoetermeer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens [slachtoffer] als benadeelde partij door
[naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 6 mei 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen heeft ingebroken bij de woning gelegen aan de [adres] en een kluis (met inhoud) uit de woning heeft weggenomen;
feit 2:al dan niet samen met anderen een kluis (met inhoud) heeft gestolen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer] ;
feit 3:een personenauto heeft bestuurd terwijl hij wist of had moeten weten dat zijn rijbewijs categorie 1 ongeldig was verklaard;
feit 4:opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel tot medewerking aan een speekseltest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 4 november 2024 te Genemuiden, gemeente
Zwartewaterland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning aan de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn
mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond(en),
een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 4 november 2024 te Genemuiden, gemeente
Zwartewaterland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft/hebben
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij
de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- met het (vlucht)voertuig, te weten een personenauto van het merk
Volvo, met hoge snelheid naar achteren te rijden, althans weg te rijden,
waarbij die [slachtoffer] in contact is gekomen met het voertuig en/of
- in een poging te ontsnappen en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren in een worsteling te geraken met die [slachtoffer] en hierbij die
[slachtoffer] pijn en/of letsel toe te brengen door die [slachtoffer] te slaan en/of te
schoppen
terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
3
hij op of omstreeks 4 november 2024 te Zwolle, terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor
een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie 1,
ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het
besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën
was afgegeven, op de weg, de Hasselterweg en/of de Westenholterallee,
als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of
categorieën heeft bestuurd;
4
hij op of omstreeks 4 november 2024 te Zwolle
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig
wettelijk voorschrift, te weten artikel 160 lid 5 onder c Wegenverkeerswet
1994 , gedaan door een of meerdere ambtenaren van de politie, belast
met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd
verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door,
nadat deze ambtenaren hem (meerdere malen) hadden bevolen of van
hem hadden gevorderd medewerking te verlenen aan een speekseltest,
hieraan geen gevolg te geven.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Verdachte heeft samen met twee anderen ingebroken in de woning gelegen aan de [adres] en daarbij de kluis van [slachtoffer] gestolen (feit 1). Verdachte heeft vervolgens, om de kluis veilig te stellen, samen met die twee anderen geweld gebruikt tegen [slachtoffer] , waarbij de geweldshandelingen onder het eerste gedachtestreepje aan verdachte kunnen worden toegerekend (feit 2).
Indien de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig acht voor de fysieke aanwezigheid van verdachte in de woning, stelt de officier van justitie zich – onder verwijzing naar arresten van de Hoge Raad, HR 17 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AC7388 en HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:108 – op het standpunt dat verdachte zich ook in dat geval schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de woninginbraak gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, de medeverdachten en een of meer onbekend gebleven personen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman primair aangevoerd dat verdachte niet het oogmerk had om de kluis zich wederrechtelijk toe te eigenen, zodat verdachte om die reden daarvan moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat geen sprake is van een voltooide diefstal, maar slechts van een poging, zodat verdachte om die reden moet worden vrijgesproken. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, indien de rechtbank een voltooide diefstal bewezen acht, verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde geweldshandelingen.
Ten aanzien van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs (feit 3) heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van het feit dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van feit 4.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op grond van de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat op 4 november 2024 is ingebroken in de woning van [slachtoffer] aan de [adres] , gelegen boven het restaurant ‘ [restaurant] ’, en dat de kluis van [slachtoffer] uit de woning is weggenomen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat, hoewel het dossier aanwijzingen bevat die als belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte, samen met anderen, de inbraak heeft gepleegd en de kluis uit de woning heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2
Op grond van de inhoud van het dossier, waaronder de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, kan worden vastgesteld dat verdachte op 4 november 2024 samen met twee anderen de kluis van [slachtoffer] , die op dat moment voor het restaurant ‘ [restaurant] ’ op straat lag, heeft opgetild en heeft geprobeerd de kluis in de auto te leggen. Op dat moment werden verdachte en zijn medeverdachten tegengehouden door [slachtoffer] en omstanders, waardoor de kluis op straat viel.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het voorgaande een voltooide diefstal oplevert.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal van een aan een ander toebehorend goed – als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) – onder meer vereist is dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken, dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Of daarvan sprake is, is mede afhankelijk van waarderingen van feitelijke aard. [1]
In het onderhavige geval heeft verdachte de kluis samen met twee anderen van straat opgetild en heeft hij samen met die twee anderen geprobeerd de kluis in de auto te plaatsen. Op het moment van betrapping lag de kluis nog niet in de auto. Hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van rechtspraak van de Hoge Raad, niet worden gezegd dat verdachte zich daarmee een zodanige feitelijke heerschappij over de kluis heeft verschaft dan wel de kluis zodanig aan de feitelijke heerschappij van [slachtoffer] heeft onttrokken dat de wegneming als voltooid kan worden beschouwd. [2] Dit betekent dat de ten laste gelegde (voltooide) diefstal (met geweld) niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
3 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 16 september 2020 is het rijbewijs van verdachte voor de categorieën B en T ongeldig verklaard door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). [3] Daarover heeft verdachte een brief gekregen. Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 26 mei 2025 volgt dat verdachte sindsdien meermalen is veroordeeld voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, onder meer door de rechtbank Den Haag op 3 maart 2023. Het hoger beroep tegen die beslissing van de rechtbank is op 1 juli 2024 behandeld ter terechtzitting van het gerechtshof Den Haag.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in persoon aanwezig was bij de zitting van het gerechtshof Den Haag op 1 juli 2024. [4] Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte op het moment dat hij op 4 november 2024 de personenauto bestuurde, wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
Feit 4
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [5]
het proces-verbaal van de zitting van 24 juni 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2024 van verbalisant
[verbalisant] , pagina 79.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 3
hij op 4 november 2024 te Zwolle, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie 1, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Hasselterweg en de Westenholterallee, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
feit 4
hij op 4 november 2024 te Zwolle opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 160 lid 5 onder c Wegenverkeerswet 1994, gedaan door ambtenaren van de politie, belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren meerdere malen van hem hadden gevorderd medewerking te verlenen aan een speekseltest, hieraan geen gevolg te geven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 184 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank de feiten 1 tot en met 4 bewezen acht, verzocht de strafeis van de officier van justitie te matigen. De raadsman heeft zich onder verwijzing naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ter zake van een woninginbraak en een straatroof met licht geweld, op het standpunt gesteld dat aan verdachte maximaal een gevangenisstraf tussen de tien en dertien maanden kan worden opgelegd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder een geldig rijbewijs en het weigeren om mee te werken aan een speekseltest. Dit zijn kwalijke feiten. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de regels voor de verkeersveiligheid aan zijn laars lapt en daarmee overige verkeersdeelnemers in gevaar brengt. Daarnaast toont verdachte hiermee weinig respect voor het openbaar gezag.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van verdachte acht geslagen op het strafblad van verdachte van 26 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten als onderhavige. De rechtbank stelt voorts vast dat artikel 63 Sr van toepassing is, nu verdachte op 26 februari 2025 is veroordeeld tot een taakstraf van acht uren ter zake van een belediging.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 7 februari 2025, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker] . Hieruit blijkt dat de reclassering een klinisch behandeltraject noodzakelijk acht, gelet op de zorgen die over verdachte bestaan en de omstandigheid dat ambulante interventies tot op heden ontoereikend zijn gebleken voor het bewerkstelligen van gedragsverandering. De reclassering adviseert om aan verdachte een reclasseringstoezicht op te leggen met onder meer een klinische opname als bijzondere voorwaarde, mits verdachte ter zitting (intrinsieke) motivatie laat zien voor een klinische opname.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om aan verdachte een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden op te leggen. Gezien de aard en ernst van de gepleegde feiten, acht de rechtbank een gevangenisstraf passend. De rechtbank komt daarbij tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie komt. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken als oriëntatiepunt gegeven.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier weken op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen Volvo V50 met kenteken [kenteken] (hierna: de personenauto) moet worden verbeurd verklaard.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de personenauto moet worden verbeurd verklaard, omdat het een voorwerp betreft waarmee feit 3 is begaan.

7.De schade van de benadeelde

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 18.793,00, bestaande uit € 16.093,00 materiële schade en € 2.700,00 immateriële schade.
De vordering heeft betrekking op het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Omdat verdachte van deze feiten wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3, het misdrijf:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4, het misdrijf:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen personenauto (Volvo V50 met kenteken [kenteken] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mrs. A. van Holten en
mr. R.J. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.

Voetnoten

1.Vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627, NJ 2013/159.
2.O.a. HR 23 november 1942, ECLI:NL:HR:1942:207, NJ 1943/43; HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627, NJ 2013/159.
3.Het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 van 6 november 2024 van verbalisant
4.Het proces-verbaal van de zitting van 24 juni 2025.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met registratienummer 2024520407. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.