ECLI:NL:RBOVE:2025:4599

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
71.285759.24
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in strafzaak met onderzoekswensen van de verdediging

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een tussenbeslissing genomen in een strafzaak tegen een verdachte, vertegenwoordigd door mr. K. Karakaya. De rechtbank heeft het verzoek om getuigen te horen afgewezen, omdat deze getuigen niet belastend over de verdachte hebben verklaard. De rechtbank oordeelt dat het ondervragingsrecht van de verdachte niet onbeperkt is en dat het horen van getuigen die niet belastend hebben verklaard alleen kan plaatsvinden als dit van belang is voor de beslissing in de zaak. De rechtbank heeft ook het verzoek om vertaling van dossierstukken afgewezen, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De verdachte woont al langere tijd in Nederland en is voldoende op de hoogte van de beschuldigingen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om aansluiting bij getuigenverhoren van medeverdachten toegestaan, waarbij de planning van de verhoren zal worden geleid door de agenda van de raadsvrouw of raadsman die het verzoek heeft ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en de oproeping van de verdachte en een tolk in de Arabische (Syrisch-Libanese) taal bevolen voor een nog nader te bepalen terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.285759.24
Datum tussenbeslissing: 8 juli 2025

Tussenbeslissing in de zaak van de officier van justitie tegen:

De verdachte, genaamd:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
gedetineerd uit andere hoofde in de P.I. [locatie] ,
naar aanleiding van de door mr. K. Karakaya, advocaat te Apeldoorn, namens verdachte, ingediende onderzoekswensen.
Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting (regiezitting) van 23 juni 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie mr. Y. Oosterhof,
  • de raadsman van verdachte mr. K. Karakaya.

Overwegingen

De rechtbank beslist op de onderzoekswensen als volgt.
Horen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
De rechtbank
wijst afhet verzoek om deze getuigen te horen. Deze getuigen hebben niet belastend over verdachte verklaard. Uit de motivering van het verzoek om deze getuigen te horen, volgt niet dat de punten waarover de verdediging de getuigen wil horen in redelijkheid van belang kunnen zijn voor enige in de strafzaak te nemen beslissingen in de zin van de artikelen 348 en 350 Sv.
Weliswaar heeft de raadsman uitgelegd waarom hij deze getuigen wil horen, hetgeen neerkomt op het stellen van vragen aan getuigen die mogelijk ontlastend kunnen verklaren over verdachte. Het ondervragingsrecht van een verdachte gaat evenwel niet zover. Het omvat niet het onbeperkte recht om in het onderzoek reeds gehoorde getuigen te mogen ondervragen op allerlei aspecten die de verdachte van belang acht. Het ondervragingsrecht beperkt zich tot het kritisch mogen bevragen van getuigen die belastend hebben verklaard. De verzoeken daartoe behoeven geen uitgebreide motivering. Ten aanzien van getuigen, die niet belastend hebben verklaard, geldt dat het horen van hen van belang moet zijn voor enige te nemen beslissing in de zin van artikel 348 en 350 Sv. De motivering van het verzoek dient zodanig te zijn geformuleerd dat de rechtbank op basis daarvan kan beoordelen dat het horen van die specifieke getuige inderdaad in redelijkheid van belang is voor enige in de zaak te nemen beslissing ex de artikelen 348 en 350 Sv. De door de raadsman gegeven motivering voldoet niet aan die eis, zodat in zoverre afwijzend wordt beslist. Ter verduidelijking merkt de rechtbank op dat de enkele stelling dat zij ontlastend kunnen verklaren in zichzelf een onvoldoende motivering inhoudt. Ook de aangevoerde omstandigheid dat er belastende spraakberichten en WhatsApp-gesprekken zijn tussen verdachte en (een van) de getuigen, is onvoldoende redengevend om een verdedigingsbelang in bovenbedoelde zin aan te nemen. Onvoldoende is ook de stelling dat medeverdachten die tot op heden hebben gezwegen mogelijk bij de rechter-commissaris wel willen verklaren, hetgeen wellicht ontlastend voor de verdachte kan zijn. Nu verdachte iedere betrokkenheid bij een crimineel samenwerkingsverband ontkent, valt zonder nadere motivering die ontbreekt, evenmin in te zien wat het verdedigingsbelang is bij het bevragen van medeverdachten over de rolverdeling, structuur en hiërarchie van het crimineel samenwerkingsverband. Datzelfde geldt voor het mogen bevragen van de medeverdachte [medeverdachte 1] over diens contacten met en rol van [naam] , nadat de verdachte uit andere hoofde gedetineerd raakte.
Uit het vorenstaande volgt tevens dat de verdachte door de afwijzing van deze verzoeken niet in zijn verdediging wordt geschaad.
Verstrekking WhatsApp-chats en tapgesprekken
De rechtbank is van oordeel dat deze verzoeken te ruim geformuleerd zijn. De verdedigingsrechten omvatten niet het volledig en zonder enige restrictie “overdoen” en/of “controleren” van (delen van) het onderzoeksdossier indien en zodra de verdediging daartoe de wens uit. Van de verdediging mag worden verlangd dat zij haar verzoek meer toespitst op specifieke delen van gesprekken of chats, omdat verdachte daaraan veelal ook heeft deelgenomen en derhalve kan weten dat er iets relevants in het onderzoeksdossier ontbreekt. Dit te ruime verzoek komt neer op een zogenoemde ‘fishing expedition’. Dat gaat de grenzen van het verdedigingsbelang te buiten. De officier van justitie heeft middels haar schriftelijke reactie op de onderzoekswensen reeds laten weten dat wanneer de raadsman concrete gesprekken aandraagt, waarvan de verdediging de verstrekking wenst, hieraan tegemoet gekomen kan worden. De rechtbank vat dit op als een toezegging en geeft de verdediging in overweging het verzoek nader te motiveren en te concretiseren in de hiervoor bedoelde zin.
Het verzoek om verstrekking van de WhatsApp-chats tussen [medeverdachte 1] en [naam] , die samengevat zijn weergegeven op de dossierpagina’s 65 tot en met 67, is eveneens onvoldoende gemotiveerd. Uit de gegeven motivering blijkt niet de noodzaak hiervoor niet, te minder nu verdachte zelf niet heeft deelgenomen aan die chats.
Vertaling dossierstukken
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat een verdachte moet kunnen begrijpen van welke feiten hij beschuldigd wordt. Er is echter geen onbeperkt recht op vertaling van dossierstukken. De rechtbank is van oordeel dat alleen in uitzonderlijke gevallen, die niet in de wet geregeld zijn, aanspraak gemaakt kan worden op een vertaling zoals in onderhavige zaak is verzocht. Van een zodanig uitzonderlijk geval is in deze zaak geen sprake, onder andere omdat verdachte al langere tijd in Nederland woonachtig is. Niet is gebleken dat hij zonder de vertaling van deze relazen, niet of onvoldoende op de hoogte is van de kern van de tegen hem bestaande verdenking. De rechtbank zal het verzoek om een vertaling van de relazen daarom
afwijzen.
Aansluiten bij getuigenverhoren in de zaken van medeverdachten
De raadsman heeft verzocht te mogen aansluiten bij alle onderzoekswensen van medeverdachten en hun raadslieden die zullen worden toegewezen. De rechtbank zal dit
toestaan. De rechtbank ziet geen aanleiding dit op voorhand te beperken tot de zaaksdossiers, zoals door de officier van justitie verzocht. Enerzijds omdat de rechtbank hierbij tevens bepaalt dat alleen de agenda van de raadsvrouw of raadsman die verzocht heeft om de betreffende getuigenverhoren leidend is bij de planning van de verhoren. Anderzijds omdat de rechtbank hierbij bepaalt dat de rechter-commissaris in voorkomende gevallen beslist of en in hoeverre de “aangesloten” raadsman of raadsvrouw zal worden toegestaan vragen aan de getuigen te stellen. De rechtbank meent dat daarmee het ondervragingsrecht voldoende is afgebakend om de verhoren adequaat en efficiënt te laten verlopen.
De rechtbank, gehoord de officier van justitie en de raadsman,
schorsthet onderzoek in verband hiermee voor onbepaalde tijd.
De rechtbank stelt het dossier in handen van de rechter-commissaris teneinde de hiervoor omschreven onderzoekshandelingen te verrichten.
De rechtbank beveelt de
oproepingvan verdachte en een tolk in de Arabische (Syrisch-Libanese) taal, voor de nog nader te bepalen terechtzitting, met tijdige
kennisgevingvan die zittingsdatum aan de raadsman.
Aldus beslist door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. P.A.M. Miltenburg en mr. A.A. Jacobs, rechters in aanwezigheid van mr. R. van der Hulst, griffier.
Buiten staat
Mr. P.A.M. Miltenburg is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.