ECLI:NL:RBOVE:2025:4600

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
71.301546.23 en 71.094426.25
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoeken tot het horen van getuigen in een strafzaak

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een tussenbeslissing genomen in een strafzaak waarbij de verdachte, vertegenwoordigd door mr. S.N. de Jager, onderzoekswensen heeft ingediend. De verdediging heeft verzocht om 26 personen als getuigen te horen. De rechtbank heeft besloten om de verzoeken tot het horen van drie specifieke getuigen toe te wijzen, terwijl de verzoeken om de overige getuigen te horen zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook het verzoek om vertaling van dossierstukken afgewezen, met de overweging dat de verdachte al enige tijd in Nederland woont en de Nederlandse taal voldoende beheerst. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en de oproeping van de verdachte en een tolk in de Arabische (Syrisch-Libanese) taal bevolen voor een nader te bepalen terechtzitting. De beslissing is genomen na een openbare regiezitting op 23 juni 2025, waar de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte aanwezig waren. De rechtbank heeft de motivering van de verzoeken van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat het horen van de overige getuigen niet in redelijkheid van belang is voor de zaak, conform de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 71.301546.23 en 71.094426.25
Datum tussenbeslissing: 8 juli 2025

Tussenbeslissing in de zaak van de officier van justitie tegen:

De verdachte, genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 1] 1990 in [geboorteplaats 1],
wonende aan de [adres],
naar aanleiding van de door mr. S.N. de Jager, advocaat te Utrecht, namens verdachte, ingediende onderzoekswensen.
Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting (regiezitting) van 23 juni 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie mr. Y. Oosterhof,
  • de verdachte,
  • de raadsvrouw van verdachte mr. S.N. de Jager.

Overwegingen

De rechtbank beslist op de onderzoekswensen als volgt.
Te horen getuigen
De verdediging heeft gevraagd de volgende personen als getuige te mogen horen:
medeverdachten: [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 7], [medeverdachte 8], [medeverdachte 8], [medeverdachte 9], [medeverdachte 10], [medeverdachte 11], [medeverdachte 12], [medeverdachte 13] en [medeverdachte 14];
zaaksdossier 2: [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4];
zaaksdossier 5: [naam 5], [naam 6], [naam 7] en [naam 8];
zaaksdossier 13: [naam 9], [naam 10], [naam 11] en [naam 12].
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek ten aanzien van de getuigen [naam 1], [naam 2] en [naam 3] (zaaksdossier 2) toewijsbaar is. Hun verklaringen zijn belastend met betrekking tot een strafverzwarend onderdeel in de tenlastelegging, te weten dat tijdens de smokkelreis levensgevaar te duchten zou zijn geweest.
De rechtbank
wijst toede verzoeken tot het horen van de volgende drie personen als getuige:
[naam 1], geboren [geboortedatum 2] 1973 te [geboorteplaats 2], met vreemdelingnummer [vreemdelingennummer 1];
[naam 2], geboren [geboortedatum 3] 1981 te [geboorteplaats 3], met vreemdelingnummer [vreemdelingennummer 2];
[naam 3], geboren [geboortedatum 4] 1987 te [geboorteplaats 4], met vreemdelingnummer [vreemdelingennummer 3].

De rechtbank wijst af het verzoek ten aanzien van de overige getuigen.

Deze getuigen hebben niet belastend over verdachte verklaard. Uit de motivering van het verzoek om deze getuigen te horen, volgt niet dat de punten waarover de verdediging de getuigen wil horen in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak te nemen beslissing in de zin van de artikelen 348 en 350 Sv. Weliswaar heeft de raadsvrouw uitgelegd waarom zij deze getuigen wil horen, hetgeen neerkomt op het stellen van vragen aan getuigen die mogelijk ontlastend kunnen verklaren over verdachte, of die de (ontkennende) verklaring van hem mogelijk kunnen ondersteunen. Het ondervragingsrecht van een verdachte gaat evenwel niet zover. Het omvat niet het onbeperkte recht om in het onderzoek reeds gehoorde getuigen te mogen ondervragen, specifiek vanuit het perspectief van de verdachte op allerlei aspecten die de verdachte van belang acht. Het ondervragingsrecht beperkt zich enerzijds tot het kritisch mogen bevragen van getuigen die belastend hebben verklaard. De verzoeken daartoe behoeven geen uitgebreide motivering. Ten aanzien van andere getuigen, die niet belastend hebben verklaard, geldt dat het horen van hen in redelijkheid van belang moet zijn voor enige te nemen beslissing in de zin van artikel 348 en 350 Sv. De motivering van het verzoek dient zodanig te zijn geformuleerd dat de rechtbank op basis daarvan kan beoordelen dat het horen van die specifieke getuige inderdaad in redelijkheid van belang is voor enige in de zaak te nemen beslissing ex de artikelen 348 en 350 Sv. De door de raadsvrouw gegeven motiveringen voldoen niet aan die eis.
Ook de enkele stelling dat de getuigen mogelijk ontlastend kunnen verklaren houdt in zichzelf een onvoldoende motivering in. De stelling dat getuigen die hebben verklaard dat zij voor de reis hebben betaald, daarmee een verklaring met een belastende strekking hebben afgelegd, acht de rechtbank in dit geval evenmin voldoende. Weliswaar bevat de tenlastelegging het verwijt “uit winstbejag behulpzaam zijn geweest bij het verschaffen van verblijf”, maar uit de feitelijke omschrijving achter de “bullets” blijkt dat de tenlastelegging uitsluitend ziet op het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang en doorreis. Betaling is derhalve geen belastende omstandigheid waarover de getuigen bevraagd zouden moeten worden.
Uit het vorenstaande volgt tevens dat de verdachte door de afwijzing van de verzoeken niet in zijn verdediging wordt geschaad.
Aansluiten bij onderzoekswensen van medeverdachten
De raadsvrouw heeft verzocht te mogen aansluiten bij alle onderzoekswensen van medeverdachten en hun raadslieden die zullen worden toegewezen. De rechtbank zal dit
toestaan. De rechtbank ziet geen aanleiding dit op voorhand te beperken tot de zaaksdossiers, zoals door de officier van justitie verzocht. Enerzijds omdat de rechtbank hierbij tevens bepaalt dat alleen de agenda van de raadsvrouw of raadsman die verzocht heeft om de betreffende getuigenverhoren leidend is bij de planning van de verhoren. Anderzijds omdat de rechtbank hierbij bepaalt dat de rechter-commissaris in voorkomende gevallen beslist of en in hoeverre de “aangesloten” raadsman of raadsvrouw zal worden toegestaan vragen aan de getuigen te stellen. De rechtbank meent dat daarmee het ondervragingsrecht voldoende is afgebakend om de verhoren adequaat en efficiënt te laten verlopen.
Open verwijzing naar de rechter-commissaris
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is de zaak open te verwijzen naar de rechter-commissaris, nu de rechtbank reeds regie heeft gevoerd in deze zaak waarvan deze tussenbeslissing de weerslag is. De rechtbank zal dit verzoek dan ook
afwijzen.
Vertaling van dossierstukken
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt bij een dergelijk verzoek is dat een verdachte moet kunnen begrijpen van welke feiten hij beschuldigd wordt. Er is geen onbeperkt recht op vertaling van dossierstukken. De rechtbank is van oordeel dat alleen in uitzonderlijke gevallen aanspraak gemaakt kan worden op vertaling van een (deel van) het onderzoeksdossier. Van een uitzonderlijk geval is in deze zaak geen sprake, onder andere omdat verdachte al langere tijd in Nederland woonachtig is en – zoals ter zitting is gebleken – de Nederlandse taal al enigszins machtig is. De rechtbank zal het verzoek om een vertaling van de relazen daarom
afwijzen.
De rechtbank, gehoord de officier van justitie, de verdachte en de raadsvrouw,
schorsthet onderzoek in verband hiermee voor
onbepaalde tijd.
De rechtbank stelt het dossier in handen van de rechter-commissaris teneinde de hiervoor omschreven onderzoekshandelingen te verrichten.
De rechtbank beveelt de
oproepingvan verdachte en een tolk in de Arabische (Syrisch-Libanese) taal, voor de nog nader te bepalen terechtzitting, met tijdige
kennisgevingvan die zittingsdatum aan de raadsvrouw.
Aldus beslist door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. P.A.M. Miltenburg en mr. A.A. Jacobs, rechters in aanwezigheid van mr. R. van der Hulst, griffier.
Buiten staat
Mr. P.A.M. Miltenburg is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.