ECLI:NL:RBOVE:2025:4632

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11678414 \ EJ VERZ 25-69
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en loonvordering in geval van onduidelijkheid over beëindiging per WhatsApp

In deze zaak heeft de verzoeker, een werknemer, zijn arbeidsovereenkomst met Ecotherma B.V. opgezegd per 1 april 2025. Echter, na een WhatsApp-bericht van Ecotherma op 24 februari 2025, waarin werd gesteld dat de verzoeker per 1 maart 2025 uit dienst zou zijn, ontstond onduidelijkheid over de financiële gevolgen van deze eerdere beëindiging. De verzoeker was van mening dat hij recht had op loon voor de maand maart 2025, terwijl Ecotherma stelde dat de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2025 was geëindigd met wederzijds goedvinden. De kantonrechter oordeelde dat Ecotherma haar onderzoeksplicht had geschonden door niet te verifiëren of de verzoeker de gevolgen van de beëindiging begreep. De rechter vernietigde de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2025 en oordeelde dat de verzoeker recht had op loon en vakantietoeslag voor de maand maart 2025. De rechter wees ook de wettelijke verhoging en rente toe, en stelde de proceskosten ten laste van Ecotherma. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks de slechte financiële positie van Ecotherma.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer / rekestnummer: 11678414 \ EJ VERZ 25-69
Beschikking bij vervroeging van 10 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
ECOTHERMA B.V.,
te Holten,
verwerende partij,
hierna te noemen: Ecotherma,
gemachtigde: mrs. C.A.T. Bosland en L.L. Redeker.
De zaak in het kort
[verzoeker] heeft op 6 februari 2025 zijn arbeidsovereenkomst met Ecotherma met ingang van 1 april 2025 opgezegd. [verzoeker] is vervolgens 24 februari 2025 akkoord gegaan met de inhoud van een WhatsAppbericht van Ecotherma waarin staat ‘
Afgesproken hebben we dat deze week 24e tot 28e jou laatste is. En dan nu vakantie hebt. Per 1 maart 2025 officieel bij ons Ecotherma uit dienst bent. Dus 4 weken eerder dan partijen in eerste instantie hadden afgesproken.’
[verzoeker] hoefde daar evenwel niet uit af te leiden dat hij de maand maart niet betaald zou krijgen. Ecotherma heeft namelijk helemaal niet gevraagd naar de financiële gevolgen voor [verzoeker] van een eerder einde van het dienstverband terwijl op haar wel de plicht rust om te onderzoeken of de werknemer begrijpt waar deze mee akkoord gaat. De arbeidsovereenkomst is dan ook blijven voortbestaan en Ecotherma moet nog een maand salaris en aanvullende bedragen betalen. Ondanks de gestelde financiële positie van Ecotherma wordt deze procedure niet aangehouden en moet de beschikking ook worden uitgevoerd in geval van hoger beroep omdat de belangenafweging om loon te ontvangen tegenover de slechte financiële positie van Ecotherma in het voordeel van [verzoeker] uitvalt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 29 april 2025 inclusief producties
- het verweerschrift van 16 juni 2025 inclusief producties
- de mondelinge behandeling van 27 juni 2025, waar [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. Karharman van de DAS. Mrs. Bosland en Redeker voerden verweer namens Ecotherma. Namens beide partijen zijn pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Ecotherma maakt, verkoopt en levert kunststofprofielen voor de bouw.
2.2.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1972, is per 11 november 2024 in dienst getreden voor 40 uren per week bij Ecotherma als monteur kunststof kozijnen met een loon van € 5.275,20 bruto per vier weken. Tussentijdse opzegging is mogelijk met een opzegtermijn van
1 maand.
2.3.
Op 6 feb 2025 heeft [verzoeker] in een gesprek de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 april 2025. Namens Ecotherma waren daarbij aanwezig: [naam 1] (manager), [naam 2] (manager), zijn zoon [naam 3] en [naam 4] (administratie).
2.4.
Op 12 februari 2025 heeft Ecotherma de opzegging per e-mail bevestigd:
(…)
Afgesproken is dat week 13: ma 24e maart t/m ma 31e maart als vrij staat gepland.
En vanaf dinsdag de 1e april jij (….) uit loondienst bent (…)
2.5.
Op zondag 23 februari 2025 verzoekt [naam 1] (manager) [verzoeker] via WhatsApp om zich de volgende dag om 12.30 uur op kantoor te melden.
2.6.
Op 24 februari 2025 heeft [verzoeker] een gesprek met [naam 2] en [naam 4] .
2.7.
Van dit gesprek ontvangt [verzoeker] dezelfde dag een verslag per WhatsApp waarin onder meer staat:
(…)
Afgesproken hebben we dat deze week 24e tot 28e jouw laatste is. En dan nu vakantie hebt. Per 01-03-2025 officieel bij ons Ecotherma uit dienst bent. Dus 4 weken eerder dan we in eerste instantie hadden afgesproken. (…)
Graag zie ik een reactie terug wat we besproken hebben op 24-03-2025, dat jij met alles hier boven ook akkoord bent en je hierin kunt vinden.
2.8.
[verzoeker] reageert hierop dezelfde dag met:
akkoord (en een duimpje).
2.9.
Op 21 maart 2025 stuurt [verzoeker] een WhatsAppje naar [naam 1] waarin hij schrijft:
Hallo [naam 1]Ik denk dat je mijn betaling bent vergeten omdat je me nooit meer hoort of ziet. Maar ik ben immers nog steeds bij je in dienst. (…)
2.10.
Op 16 april 2025 schrijft mr. [naam 5] Ecotherma aan met het verzoek om binnen 5 dagen na 16 april 2025 te bevestigen dat de opzegging per 1 maart 2025 wordt ingetrokken en Ecotherma het volledige salaris inclusief emolumenten door zal betalen over de maand maart 2025.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt -samengevat- de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een dag vast te stellen waarop deze zaak wordt behandeld;
primair:
II. de opzegging dan wel beëindiging per 1 maart 2025 te vernietigen;
III. Ecotherma te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoeker] van € 5.714,80 bruto over de maand maart 2025, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
III. Ecotherma te veroordelen tot betaling van een correcte eindafrekening van de vakantietoeslag van 8% over het loon van de maand maart, zijnde € 457,18;
subsidiair:
V. Ecotherma te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging zoals vermeld onder punt 8 van dit verzoekschrift ter hoogte van € 6.171,98 bruto;
primair en subsidiair:
VI. Ecotherma te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van volledige betaling;
VII. Ecotherma te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Ecotherma voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

Is de arbeidsovereenkomst op 1 maart 2025 geëindigd met wederzijds goedvinden?
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] in eerste instantie de arbeidsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd per 1 april 2025.
4.2.
Voor de vraag of de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2025 is geëindigd is in de eerste plaats van belang waar partijen overeenstemming over hebben bereikt.
4.3.
[verzoeker] stelt dat hij dacht dat hij betaald vakantie had in de maand maart 2025 en dus tot 1 april 2025 recht heeft op loon. Hij heeft niet duidelijk en ondubbelzinnig laten weten dat hij er mee akkoord ging dat het dienstverband per 1 maart 2025 werd beëindigd. Het akkoord dat hij per WhatsApp op het verslag van het tweede gesprek van
24 februari 2025 heeft gegeven, heeft alleen betrekking op de correcte weergave van hetgeen was besproken.
Bij dat gesprek waren namens Ecotherma alleen [naam 2] en [naam 4] betrokken en niet [naam 1] en [naam 3] , zoals bij het eerste gesprek wel het geval was. Op grond daarvan dacht [verzoeker] dat er nog een e-mail zou volgen waarin het voorstel officieel zou worden bevestigd, voorzien van een voorstel hoe zijn vertrek per 1 maart 2025 financieel zou worden afgewikkeld, net als dat na het eerste gesprek was gebeurd. [verzoeker] heeft nergens voor getekend.
De financiële gevolgen van zijn eerdere vertrek zijn op 24 februari 2025 niet besproken.
Ecotherma is zijn verplichting als werkgever niet nagekomen om te onderzoeken welke (financiële) gevolgen een eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder loon voor [verzoeker] zou hebben nu daar helemaal niet over is gesproken.
Voor het geval er wel sprake zou zijn van overeenstemming, voldoet een bericht per WhatsApp niet aan het vereiste dat de beëindiging van een arbeidsovereenkomst schriftelijk moet gebeuren.
4.4.
Ecotherma voert onder meer aan dat [verzoeker] akkoord is gegaan met de schriftelijke weergave per WhatsApp op 24 februari 2025 van de inhoud van hetgeen die dag is besproken. Daarin staat dat [verzoeker] per 1 maart 2025 officieel uit dienst is gegaan, dus 4 weken eerder dan partijen in eerste instantie hadden afgesproken. [verzoeker] beviel niet meer zo goed en Ecotherma meende dat het beter was voor beide partijen om eerder uit elkaar te gaan. Het had voor [verzoeker] duidelijk moeten zijn dat waar hij bevestigt dat hij officieel uit dienst gaat per 1 maart 2025, hij na die datum geen recht op loon heeft.
4.5.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is de vraag of de beëindiging per WhatsApp voldoet aan artikel 7:670b lid 1 BW. Uit deze bepaling volgt dat het beëindigen van een arbeidsovereenkomst schriftelijk moet worden vastgelegd, het zogenaamde schriftelijkheidsvereiste.
Anders dan [verzoeker] acht de kantonrechter dat daaraan is voldaan. Daarbij is van belang dat het tussen partijen een gebruikelijke manieren van communiceren was om hetzij per
e-mail hetzij per WhatsApp berichten naar elkaar te sturen. Dat de eerste bevestiging door Ecotherma van het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2025 per e-mail plaatsvond en de tweede per 1 maart 2025 per WhatsApp is niet zodanig onderscheidend dat daar andere rechtsgevolgen aan verbonden zouden moeten worden. [verzoeker] heeft er nog op gewezen dat hij geen handtekening voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst per
1 maart 2025 heeft gezet. Maar ook dat is niet onderscheidend omdat ook het eerste bericht per e-mail door hem niet ter bevestiging is ondertekend. Aan het schriftelijkheidsvereiste is dan ook voldaan.
4.6.
Voor de vraag waar [verzoeker] op 24 februari 2025 mee akkoord is gegaan is van belang wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij daarbij uit elkaars verklaringen mochten afleiden. Daarvoor is van belang dat bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst, de werkgever moet onderzoeken of de werknemer daadwerkelijk instemt met het ontslag en de gevolgen daarvan begrijpt. De werkgever moet er met andere woorden zeker van zijn dat de werknemer vrijwillig akkoord gaat met een (eerdere) beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de financiële gevolgen daarvan.
4.7.
De kantonrechter stelt vast dat in het gesprek van 24 februari 2025 over het einde van het dienstverband per 1 maart 2025 niet is gesproken over de financiële gevolgen daarvan. Dit is opmerkelijk omdat de vraag of [verzoeker] na die datum recht heeft op loon voor beide partijen belangrijk is.
Dat geldt voor [verzoeker] als werknemer, die onbetwist heeft gesteld dat hij door de wijze waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd in de maand maart 2025 geen recht had op een uitkering. Maar dat geldt ook voor Ecotherma, te meer daar Ecotherma momenteel in financieel zwaar zit en [verzoeker] bij de mondelinge behandeling onbetwist heeft verklaard dat de voortekenen daarvan zich in februari 2025 al aftekenden. De vervolgvraag is dan ook voor wiens risico het moet komen dat dit niet is besproken.
4.8.
Ecotherma heeft erop gewezen dat, waar in het WhatsApp bericht staat
dat [verzoeker] officieel per 1 maart 2025 uit dienst is, dus 4 weken eerder dan we in eerste instantie hadden afgesproken, hieruit ondubbelzinnig volgt dat [verzoeker] per 1 maart 2025 geen recht had op loon. De kantonrechter ziet dat anders. In eerste instantie zou uit de tekst kunnen worden afgeleid dat [verzoeker] akkoord ging met het officiële einde van de arbeidsovereenkomst vier weken eerder dan eerder het geval was, hetgeen zou betekenen dat ook de verplichting van Ecotherma om loon door te betalen zou komen te vervallen. Gelet op de onderzoeksplicht moet daar echter niet van uit worden gegaan. Deze verplichting geldt in dit geval omdat de eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst een rechtstreeks voortvloeisel is van de eerder opzegging door [verzoeker] . Bij de verplichting van de werkgever hoort in dat geval dat deze zich vergewist van de financiële gevolgen van een eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer, van het niet ontvangen van loon en van de juridische gevolgen van de beëindiging zoals bijvoorbeeld het al dan niet met succes kunnen aanvragen van een uitkering. Dit geldt te meer daar in het WhatsApp bericht wordt gesproken over vakantie. Vakantie betekent normaalgesproken dat iemand geen arbeid hoeft te verrichten terwijl het loon wordt doorbetaald. Dat hiermee wordt bedoeld dat het om onbetaalde vakantie gaat, dus zonder doorbetaling van loon, heeft Ecotherma in dat gesprek niet vermeld. [verzoeker] hoefde daar dan ook niet op bedacht te zijn. Door [verzoeker] niet te informeren en de gevolgen voor [verzoeker] niet te onderzoeken heeft Ecotherma haar onderzoeksplicht geschonden. Uit het akkoord van [verzoeker] kan dan ook niet duidelijk en ondubbelzinnig worden afgeleid dat hij er mee akkoord ging over de maand maart 2025 geen loon te ontvangen. De arbeidsovereenkomst is dan ook niet met wederzijds goedvinden op 1 maart 2025 geëindigd maar in stand gebleven. [verzoeker] heeft daarom over de maand maart 2025 recht op loon en overige betalingen. De arbeidsovereenkomst eindigt per 1 april 2025, de datum waarop [verzoeker] rechtsgeldig heeft opgezegd. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal worden vernietigd.
Omvang loonvordering en vakantietoeslag
4.9.
Het verzoek van [verzoeker] tot loonbetaling zal worden toegewezen. Ecotherma heeft erop gewezen dat de berekening van het gevorderde loon niet zou kloppen omdat uit de overgelegde loonstrook een lager bedrag zou volgen. De berekening van [verzoeker] is evenwel correct. De loonstrook gaat namelijk uit van een bedrag per vier weken, terwijl de loonvordering de hele maand maart beslaat. Ook het verzochte bedrag voor vakantietoeslag is correct berekend en zal worden toegewezen.
Wettelijke verhoging
4.10.
De gevorderde wettelijke verhoging over het loon van maart 2025 zal ook worden toegewezen. Hiertegen is geen verweer gevoerd. Ecotherma heeft onbetwist het loon van [verzoeker] over maart 2025 te laat betaald. Op basis van hetgeen is bepaald in artikel 7:625 BW zal de rechtbank het percentage van 50% wettelijke verhoging hanteren.
Wettelijke rente
4.11.
Tegen de verzochte veroordeling tot betaling van de wettelijke rente is geen verweer gevoerd. Dit zal worden toegewezen.
Financiële positie Ecotherma
4.12.
Ecotherma heeft gewezen op haar slechte financiële positie. Een faillissementsaanvraag is op korte termijn te verwachten. Als het faillissement daadwerkelijk wordt uitgesproken zal deze procedure mogelijk worden geschorst op grond van artikel 29 Faillissementswet. Ecotherma verzoekt daarom deze procedure aan te houden en als dat niet worden toegewezen om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het belang van [verzoeker] bij directe betaling ingeval het verzoek wordt toegewezen weegt niet op tegen het zwaarwegende belang van Ecotherma om beschermd te worden tegen financiële schade en executierisico’s.
4.13.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om deze procedure aan te houden. Van een aanvraag tot faillissement is niet gebleken en op mogelijk toekomstige gebeurtenissen zal niet vooruit worden gelopen.
4.14.
Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor de lastige financiële positie van Ecotherma valt de belangenafweging in het kader van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring niet in het voordeel van Ecotherma uit. Het recht op loon waarmee, zoals algemeen bekend is, in het levensonderhoud wordt voorzien, gaat vóór het beschermen van de financiële positie van Ecotherma. Door de beschikking niet uit te mogen voeren bij hoger beroep zou [verzoeker] nog langer verstoken blijven van een maand loon, hetgeen onwenselijk is.
Proceskosten
4.15.
De proceskosten komen voor rekening van Ecotherma, omdat Ecotherma ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 1.206,00 (€ 257,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2025,
5.2.
veroordeelt Ecotherma tot betaling aan [verzoeker] van € 5.714,80 bruto aan loon over de maand maart 2025, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%,
5.3.
veroordeelt Ecotherma tot betaling van de vakantietoeslag van 8% over het loon van de maand maart 2025 zijnde € 457,18,
5.4.
veroordeelt Ecotherma tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de onder 5.2. en 5.3. genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt Ecotherma in de proceskosten van € 1.206,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Ecotherma niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op
10 juli 2025.