ECLI:NL:RBOVE:2025:466

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
08.049858.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.A. Karst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door krachtig schudden van een baby

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn acht weken oude zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 januari 2022 zijn zoon krachtig heeft geschud, wat heeft geleid tot ernstig hersenletsel. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn zoon onder zijn oksels heeft vastgepakt en hem heen en weer heeft geschud, waarbij het hoofdje van de baby niet werd ondersteund. Dit leidde tot ademhalingsproblemen en een ziekenhuisopname van de baby. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het letsel niet het gevolg kon zijn van een accidentele oorzaak, maar door toedoen van de verdachte is ontstaan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 7.500,- te betalen aan de benadeelde partij, de zoon, voor de immateriële schade die hij heeft geleden door het handelen van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.049858.23 (P)
Datum vonnis: 28 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 april 2024 en 14 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte op de zitting van 16 april 2024 naar voren is gebracht. Verdachte is niet verschenen op 14 januari 2025. De raadsvrouw mr. S.M. Klomp, advocaat in IJhorst, heeft geen pleidooi gehouden.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [betrokkene] mede namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. M.J. Ellenbroek is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 14 januari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat:
primair:verdachte op 25 januari 2022 in [plaats] geprobeerd heeft zijn zoon [slachtoffer] te doden door hem onder zijn oksels vast te houden en krachtig heen en weer te schudden;
subsidiair:verdachte zwaar lichamelijk letsel bij zijn zoon heeft toegebracht op die manier;
meer subsidiair:verdachte zijn zoon heeft mishandeld waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan;
meest subsidiair: het aan de schuld van verdachte te wijten is dat zijn zoon door voornoemd handelen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer], (geboren [geboortedatum 2] 2021), opzettelijk
van het leven te beroven,
- met beide handen onder zijn oksels, in elk geval om het (boven)lichaam, (krachtig) heeft

vastgepakt/vastgehouden en/of (vervolgens)

- heeft opgetild en/of (vervolgens)
- (met (veel) kracht) (repeterend) (heen en weer) heeft geschud (waarbij het hoofd van die

[slachtoffer] (hard) op en neer ging) en/of (vervolgens)

- (met kracht) (met zijn, verdachtes, hand(en)) tikken in/op/tegen het gezicht, in elk geval
op/tegen het hoofd van die [slachtoffer], heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te [plaats] aan zijn kind, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2021), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) hersenletsel (subdurale bloeding(en) en/of subarachnoïdale bloeding(en) en/of retinabloeding(en)), heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk,
- met beide handen onder zijn oksels, in elk geval om het (boven)lichaam, (krachtig)

vast te pakken/vast te houden en/of (vervolgens)

- op te tillen en/of (vervolgens)
- (met (veel) kracht) (repeterend) (heen en weer) te schudden (waarbij het hoofd van die [slachtoffer] (hard) op en neer ging) en/of (vervolgens)
- (met kracht) (met zijn, verdachtes, hand(en)) tikken in/op/tegen het gezicht, in elk

geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer], te geven;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te [plaats] opzettelijk mishandelend zijn kind,
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2021), door die [slachtoffer], opzettelijk,
- met beide handen onder zijn oksels, in elk geval om het (boven)lichaam, (krachtig)

heeft vastgepakt/vastgehouden en/of (vervolgens)

- heeft opgetild en/of (vervolgens)
- (met (veel) kracht) (repeterend) (heen en weer) heeft geschud (waarbij het hoofd

van die [slachtoffer] (hard) op en neer ging) en/of (vervolgens)

- (met kracht) (met zijn, verdachtes, hand(en)) tikken in/op/tegen het gezicht, in elk
geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer], heeft gegeven,
ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig)
hersenletsel (subdurale bloeding(en) en/of subarachnoïdale bloeding(en) en/of
retinabloeding(en)), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te [plaats] grovelijk, althans aanmerkelijk
onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig, zijn kind, [slachtoffer] (geboren
op [geboortedatum 2] 2021),
- met beide handen onder zijn oksels, in elk geval om het (boven)lichaam, (krachtig)

heeft vastgepakt/vastgehouden en/of (vervolgens)

- heeft opgetild en/of (vervolgens)
- (met (veel) kracht) (repeterend) (heen en weer) heeft geschud (waarbij het hoofd

van die [slachtoffer] (hard) op en neer ging) en/of (vervolgens)

- (met kracht) (met zijn, verdachtes, hand(en)) tikken in/op/tegen het gezicht, in elk
geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer], heeft gegeven,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar
lichamelijk letsel, te weten (ernstig) hersenletsel (subdurale bloeding(en) en/of
subarachnoïdale bloeding(en) en/of retinabloeding(en)), heeft bekomen;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir – op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling van zijn zoontje [slachtoffer].
3.2.
Inleiding [1]
Op [geboortedatum 2] 2021 wordt [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) na een ongecompliceerde zwangerschap geboren. [slachtoffer] functioneert direct goed. Zijn ouders zijn [verdachte] (verdachte) en [betrokkene] (hierna: moeder). De ouders hebben samen al een dochtertje; [naam 1]. [slachtoffer] ontwikkelt zich als een heldere alerte baby. Hij groeit goed, slaapt goed en neemt zijn voeding goed in. [2]
Op dinsdag 25 januari 2021 geeft verdachte rond 03:00 uur een flesje aan [slachtoffer]. Op een gegeven moment wordt [slachtoffer] slap en lijkt hij bewusteloos. Vervolgens roept verdachte de moeder van [slachtoffer] erbij en wordt om 03:14 uur door verdachte met de telefoon van moeder gebeld naar het alarmnummer 112. [3]
Bij aankomst zien de ambulancemedewerkers een bleek, gemarmerd jongetje. [slachtoffer] is matig reactief. Zijn hartslag is met 60 slagen per minuut te traag. [slachtoffer] krijgt zuurstof toegediend.
Om 03:52 uur komt [slachtoffer] met de ambulance aan op de spoedeisende hulp van het Deventer ziekenhuis. In het ziekenhuis is hij helder en alert. [slachtoffer] wordt opgenomen en aan een monitor gelegd, waarmee zijn hartslag, ademhaling en de zuurstofspanning in zijn bloed in de gaten wordt gehouden. [slachtoffer] krijgt zuurstof toegediend, maar blijft na het kortdurend verwijderen daarvan maximaal zuurstof opnemen in het bloed. [4]
Op 25 januari 2022 doet een arts van het Deventer ziekenhuis melding bij Veilig Thuis IJsselland (VTIJ) van mogelijk toegebracht letsel en retinabloedingen. [5] Op 26 januari 2022 wordt een CT-scan van het hoofd gemaakt, waarop bloedingen langs de hersenen zichtbaar zijn. [6]
Op 3 februari 2022 wordt er door een medewerkster van VTIJ aangifte gedaan van mishandeling van [slachtoffer]. [7]
Op 4 februari 2022 verlaat [slachtoffer] het ziekenhuis. Er wordt een vier ogenprincipe ingesteld door VTIJ. Moeder gaat met de kinderen bij haar moeder wonen. Op 8 februari 2022 is [slachtoffer] poliklinisch beoordeeld door een kinderarts. Het gaat goed met [slachtoffer], er zijn geen verdere bijzonderheden geconstateerd. [8]
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal allereerst vaststellen welk letsel bij [slachtoffer] is aangetroffen ten tijde van de ziekenhuisopname op 25 januari 2022. Vervolgens dient de rechtbank vast te stellen wat de oorzaak van het letsel is. In het geval de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van toegebracht (niet-accidenteel) letsel moet de rechtbank de vraag beantwoorden of en in welke mate sprake is van betrokkenheid van verdachte en met welk opzet.
Het letsel op 25 januari 2022
[slachtoffer] wordt, in verband met een ALTE (Acute life threatening event), opgenomen in het ziekenhuis op 25 januari 2022. [9] Op de CT-scan van het hoofd van 26 januari 2022 zijn er bloeduitstortingen langs beide zijden van de hersenen, iets uitgebreider aan de rechterzijde (onder het harde hersenvlies: een
subduraal hematoom), te zien. De bloeduitstorting onder het harde hersenvlies liep door tussen de helften van de grote hersenen en op het scheidingsvlies tussen de grote en kleine hersenen. De middellijn was gering naar links verschoven. Op de MRI-scan van 28 januari 2022 werd de aanwezigheid van de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies bevestigd. Er waren aanwijzingen voor bloedpropjes in enkele kleine afvoerende bloedvaten bij de hersenvliezen, passend bij schade van deze bloedvaten. [10] Ter terechtzitting van 14 januari 2025 heeft forensisch arts Karst aangegeven dat de slapte van [slachtoffer] en de ademhalingsproblemen het gevolg zijn geweest van hersenletsel – naast de bloeduitstortingen - dat niet te zien is geweest op scans in het ziekenhuis. Op 25 januari 2022 onderzoekt een oogarts de netvliezen van de ogen van [slachtoffer]. Er worden diverse en grote bloeduitstortingen bij het netvlies gezien in en onder de netvlieslagen, geheel rondom. In het linkeroog zijn de netvliesbloedingen in de achterpool “minder uitgesproken” dan in het rechteroog. [11]
Ontstaan van de letsels volgens de forensisch arts Karst
Op de MRI-scan van 28 januari 2022 was schade aan enkele van de ankervenen
zichtbaar doordat bloed in afgescheurde bloedvaatjes gestold was. De ankervenen kunnen (af)scheuren als de schedel en de hersenen ten opzichte van elkaar bewegen, of als de ankervenen worden opgerekt door verplaatsing van hersendelen. Dit scheuren kan ontstaan als sprake is van herhaalde hevige voor-achterwaartse (en waarschijnlijk ook rotatoire) bewegingen van het hoofd. Een dergelijk mechanisme kan optreden bij heftig repeterende bewegingen van het hoofd, bij forse impact (botsend geweld op of tegen het hoofd), of bij de combinatie van beide. Hierbij is veel kracht nodig. [12]
Karst heeft in zijn rapport aangegeven dat medische oorzaken voor de bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies bij [slachtoffer], waarbij een tekort aan zuurstoftoevoer tot de schade aan het hersenweefsel kan leiden, zoals stofwisselingsziekten, stollingsproblemen en hersen(vlies)ontstekingen, niet gevonden zijn. Bij het ontbreken van medische oorzaken moet aan krachtsinwerkingen op het hoofd worden gedacht als oorzaak van het hersenletsel. Karst heeft geconcludeerd dat de bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, afzonderlijk beschouwd, veel waarschijnlijker zijn bij een forse krachtsinwerking dan bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, bij de geboorte en/of bij een medische aandoening. Verder zijn de bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, uitgaande van een forse krachtsinwerking en afzonderlijk beschouwd, iets waarschijnlijker bij een niet-accidentele, dan bij een accidentele krachtsinwerking. [13]
Fysieke krachten die door acceleratie (versnelling) en deceleratie (vertraging) ontstaan, zoals door een heftig schudincident of door forse impact op of tegen het hoofd, leiden geregeld tot netvliesbloedingen. Een toenemende uitgebreidheid van netvliesbloedingen (in meerdere netvlieslagen en verspreid over het gehele netvlies) is in toenemende mate gecorreleerd met een niet-accidentele oorzaak. Netvliesbloedingen worden, afzonderlijk beschouwd, ongeveer 10 keer vaker na een niet-accidentele, dan na een accidentele krachtsinwerking gezien. [14] De netvliesbloedingen bij [slachtoffer] passen volgens Karst niet bij medische oorzaken, noch zijn deze te relateren aan de geboorte. Medische oorzaken voor de netvliesbloedingen bij [slachtoffer] zijn volgens Karst uitgesloten. De netvliesbloedingen, afzonderlijk bezien, zijn
waarschijnlijker, na een niet-accidentele krachtsinwerking, na heftig schudden of na een combinatie van beide, dan bij een accidentele krachtsinwerking. [15]
Gelet op de bij [slachtoffer] plots optredende bewustzijnsdaling, een tragere hartslag en ademhalingsproblemen heeft geleid, moet er sprake zijn geweest van hersenletsel, meer dan de voornoemde bloedingen en retinabloedingen. En er moet, ook gezien de benodigde forse krachtsinwerking(en) op het hoofd als oorzaak voor de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies en de netvliesbloedingen, sprake zijn geweest van diezelfde forse krachtsinwerking(en). De benodigde krachtsinwerking moet zo fors zijn geweest, dat het erg aannemelijk is dat er verschijnselen zoals bewustzijnsvermindering en ademhalingsproblemen optreden. [16]
Ter zitting van 16 april 2024 heeft Karst aangegeven dat het heel onaannemelijk is dat [slachtoffer] door verslikking het bewustzijn heeft verloren. Door verslikking ontstaat er volgens hem ook geen subduraal hematoom. Ook heeft hij aangegeven dat voor verstikken of bijna verstikken vast voedsel nodig is, wat [slachtoffer] nog niet kreeg. [17] Karst acht de combinatie van bevindingen
iets waarschijnlijkeronder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking. [18]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de conclusies van forensisch arts Karst en neemt deze conclusies over. Op grond van deze conclusies stelt de rechtbank vast dat het letsel bij [slachtoffer] vanuit een medische oorzaak of door de geboorte kan worden uitgesloten. Door verdachte is verklaard dat hij [slachtoffer] een fles heeft gegeven, [slachtoffer] zou zich vervolgens verslikt hebben en bewusteloos geraakt zijn. Deze verklaring acht de rechtbank zeer onaannemelijk gelet op de conclusies van Karst op dit punt, namelijk dat het heel onaannemelijk is dat [slachtoffer] door verslikking het bewustzijn heeft verloren.
De rechtbank stelt dan ook vast dat het letsel van [slachtoffer] het gevolg moet zijn geweest van een forse krachtsinwerking. Verdachte noch de moeder van [slachtoffer] heeft verklaard over een ander incident dat het hersenletsel van [slachtoffer] veroorzaakt kan hebben. Gelet daarop kan van een accidentele krachtsinwerking geen sprake zijn geweest.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er op 25 januari 2022 bij de toen acht weken oude [slachtoffer] sprake was van toegebracht hersenletsel, waardoor zijn ademhaling gestopt is, hij bleek en slap is geworden, er zuurstof bij [slachtoffer] moest worden toegediend en hij in het ziekenhuis moest worden opgenomen.
Toebrengen letsel door verdachte?
Voor het vaststellen van (de mate van) betrokkenheid van verdachte bij het toebrengen van het letsel is het van belang om vast te stellen wanneer het letsel is toegebracht.
Vaststaat dat verdachte [slachtoffer] de fles heeft gegeven rond 03:00 uur op 25 januari 2022 en dat [slachtoffer] daarna slap is geworden en ademhalingsproblemen (
neurologische problemen) heeft gekregen.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft vastgepakt onder zijn oksels en krachtig heeft geschud. Over dit schudden heeft verdachte verklaard dat het te hard was en je blijkbaar veel kracht gebruikt op zo’n moment. [19] Bij de politie heeft verdachte op 6 december 2022 verklaard dat het hoofdje van [slachtoffer] door het schudden heen en weer ging. Het hoofdje van [slachtoffer] hing daarbij en kwam hard tegen de schouder of het jukbeen van verdachte aan. [20] Hoe vaak verdachte geschud heeft, kan hij zich niet herinneren. Verdachte heeft daarna de moeder van [slachtoffer] geroepen en 112 gebeld. Karst heeft verklaard dat er uitgaande van de hypothese dat het schudden het hersenletsel heeft veroorzaakt er met forse krachten geschud moet zijn en dat het verder moet zijn gegaan dan één keer schudden. De bevindingen wijzen op forse krachtsinwerking waardoor er neurologische problemen zijn ontstaan. [21] Deze neurologische problemen zijn – naast verdachte – gezien door de moeder van [slachtoffer] en het ambulancepersoneel. De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat er de avond van 24 januari 2022 geen bijzonderheden waren met [slachtoffer] en dat zij in de nacht wakker werd omdat [slachtoffer] huilde en zijn flesje moest hebben. Zij verklaarde ook dat zij verdachte heeft geroepen en zelf in bed bleef liggen. Op een gegeven moment hoorde zij verdachte zeggen: "[slachtoffer], [slachtoffer]" en hij vroeg haar te komen. Zij liep naar de gang en zag [slachtoffer] levenloos en lijkbleek in zijn armen liggen en naar adem happen. Zij zag onmiddellijk dat het niet goed was met [slachtoffer]. Zij verklaarde dat [slachtoffer] zijn oogjes nog een heel klein beetje open had en niet reageerde. [22]
Op grond van de verklaringen van verdachte, de verklaring van de moeder van [slachtoffer], het forensisch medisch rapport van Karst en de aanvullingen die hij daarop ter zitting heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] hersenletsel (
en daardoor neurologische problemen) heeft opgelopen doordat verdachte hem op 25 januari 2022 met forse kracht heen en weer heeft geschud, dan wel andere handelingen heeft verricht die een dergelijke impact hebben gehad, zoals het veroorzaken van een botsing van het hoofdje van [slachtoffer] als hierboven vermeld.
(Voorwaardelijk) opzet op de dood
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de bewijsmiddelen niet is komen vast te staan dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Vol opzet kan daarom niet worden bewezen.
Van voorwaardelijk opzet is sprake als verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de acht weken oude [slachtoffer] door zijn gedragingen zou komen te overlijden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een baby bijzonder kwetsbaar is. De kans dat krachtig schudden dan wel het op ander wijze uitoefenen van forse kracht op het hoofd van een baby van acht weken oud, de dood veroorzaakt, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten.
Kraamverzorgster [naam 2] heeft verklaard dat zij aan verdachte en de moeder van [slachtoffer] via YouTube een filmpje heeft laten zien waarin wordt uitgelegd dat het schudden van een baby hersenletsel kan veroorzaken. [23]
Karst heeft in zijn rapport aangegeven dat voor het veroorzaken van het hersenletsel bij [slachtoffer] sprake moet zijn geweest van een forse krachtsinwerking. Ter zitting van 16 april 2024 heeft Karst aangevuld dat er hard geschud is als een kind daarna het bewustzijn verliest, niet kan ademen en het kind medische hulp nodig heeft. Aan de hand van studies en schudmodellen is daar binnen de medische wereld consensus over. Als er neurologische problemen zijn, dan zouden omstanders moeten hebben gezien: dit kind wordt dood geschud. Zo hard moet je schudden en dan wel vijf seconden lang met een frequentie van twee keer per seconde. Als het gaat om een schudincident hebben we het echt over met volle kracht door elkaar schudden van een kind, waarbij het hoofd van het kind flink naar achteren op de rug en naar voren op de borst wordt bewogen, enkele secondenlang. Lichtere vormen daarvan zullen niet leiden tot neurologische problemen, aldus Karst. [24] Verder heeft Karst in antwoord op de vraag of deze handelingen tot de dood kunnen leiden in zijn rapport geschreven dat dit niet is uit te sluiten. Het incident op 25 januari 2022 met bewustzijnsvermindering,
ademhalingsproblemen en een trage hartslag zou levensbedreigend zijn als de situatie was blijven voortduren. Door zuurstoftoediening door de ambulancemedewerkers is de duur van deze situatie in elk geval verkort. [25] Ter zitting van 14 januari 2025 heeft Karst aangevuld dat er een reële kans is geweest op de dood van [slachtoffer]. Verdachte heeft ook verklaard dat hij hard heeft geschud, het hoofdje van [slachtoffer] daardoor heen en weer ging en hard tegen verdachte aankwam. [26]
Dat er sprake is geweest van krachtig schudden gedurende enige tijd en/of ander handelen wat grote impact heeft gehad op [slachtoffer], staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank – gelet op het geconstateerde hersenletsel en de daardoor ontstane neurologische problemen – onomstotelijk vast.
De rechtbank is, gelet op de verklaring van de kraamverzorgster, de bevindingen van forensisch arts Karst dat er onder meer secondenlang geschud moet zijn en de verklaring van verdachte zelf dat het hoofdje van [slachtoffer] heen en weer ging en hard tegen hem aankwam, van oordeel dat de handelingen die verdachte moet hebben verricht naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van [slachtoffer] gericht dat het niet anders kan zijn geweest dat hij de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht het voorwaardelijke opzet van verdachte op de dood van [slachtoffer] en daarmee het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 januari 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer], (geboren [geboortedatum 2] 2021), opzettelijk
van het leven te beroven,
- met beide handen onder zijn oksels, in elk geval om het (boven)lichaam, (krachtig) heeft
vastgepakt/vastgehouden en vervolgens
- heeft opgetild en vervolgens
- met veel kracht repeterend heen en weer heeft geschud waarbij het hoofd van die
[slachtoffer] (hard) op en neer ging
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
het misdrijf: poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd – ten aanzien van een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde – aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering en een werkstraf voor de duur van 150 uur.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag van zijn zoon [slachtoffer]. De poging doodslag vond plaats toen [slachtoffer] slechts acht weken oud was. Verdachte heeft door zijn zoontje krachtig heen en weer te schudden – waarbij zijn hoofdje niet werd ondersteund – de gezondheid van zijn zoontje ernstig in gevaar gebracht en benadeeld. Door het krachtige schudden, is er hersenletsel ontstaan en kreeg [slachtoffer] ademhalingsproblemen. Ambulancepersoneel moest zuurstof toedienen, waarna [slachtoffer] is opgenomen in het ziekenhuis. Dat het letsel beperkt is gebleven en [slachtoffer] zich – naar het lijkt – normaal lijkt te ontwikkelen, is niet de verdienste van verdachte geweest
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 19 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Uit het reclasseringsrapport van 7 augustus 2024 komt naar voren dat verdachte geen relatie meer heeft met de moeder van [slachtoffer] en de omgang met zijn kinderen niet van de grond is gekomen. Hij heeft geen dagbesteding en ontvangt een ziektewetuitkering. Verdachte heeft begeleiding van MVT Diensten en er is sprake van bewindvoering. Verdachte heeft een afwerende houding met betrekking tot behandeling.
Strafoplegging
De rechtbank rekent verdachte het hiervoor omschreven handelen ernstig aan. Het door verdachte gepleegde feit rechtvaardigt alleen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende en rekening houdende met de vergelijkbare jurisprudentie, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen zoals geadviseerd is door Tactus reclassering. Tactus reclassering heeft immers zelf in haar advies opgenomen dat zij een afwerende houding van verdachte zien ten aanzien van behandeling. Ook is de verwachting van de reclassering dat de ontvankelijkheid van verdachte met betrekking tot reclasseringstoezicht gering is.
De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, zal worden afgetrokken van deze straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[betrokkene] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van benadeelde partij [slachtoffer] gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 7.500, -, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag ziet op immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toe te wijzen is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreekse schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 7.500,- daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 25 januari 2022.
BEM-rekening
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een bankrekening op naam van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2021) met een zogenoemde BEM-clausule.
7.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primaire feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 72 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:
het misdrijf: poging tot doodslag.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 7.500, - (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (primaire feit): van een bedrag van € 7.500, -, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het primair bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.500, -, (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 72 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de aan de benadeelde partij te betalen immateriële schadevergoeding van
€ 7.500,- zal worden gestort op een op naam van benadeelde partij te openen bankrekening met een BEM-clausule.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer Biezenknop/ ON1R022011. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 5, alinea 2 en 3.
3.Pagina 86.
4.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 6, alinea 1, 2 en 4.
5.Pagina 52 ev.
6.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 6, alinea 6.
7.Pagina 56, 57 en 58.
8.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 7, alinea 4 en 5.
9.Forensisch Medische Expertise Kinderen, GGD, [naam 3], d.d. 24 mei 2022, dossierpagina 153-154.
10.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 8, alinea 1 tot en met 4.
11.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 6, alinea 5.
12.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 10, alinea 3 en 4.
13.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 11 en 12, alinea 1 tot en met 5.
14.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 12, alinea 6 en 7 en 13, alinea 1 en 3.
15.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 14 en 15, alinea 1, 2 en 3.
16.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 15, laatste alinea en 16, eerste alinea.
17.Zie de verklaring van forensisch arts W.A. Karst in het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 april 2024.
18.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 17, laatste alinea.
19.Zie de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 16 april 2024.
20.Pagina 44.
21.Zie de verklaring van W.A. Karst afgelegd ter terechtzitting op 14 januari 2025.
22.Pagina 77, laatste alinea en 78, alinea 1 en 6.
23.Pagina 70, alinea 5.
24.Zie de verklaring van W.A. Karst afgelegd ter terechtzitting op 16 april 2024.
25.Forensisch-medisch rapport minderjarige van 27 augustus 2024, opgemaakt door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, pagina 19, derde alinea.
26.Zie de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 16 april 2024.