ECLI:NL:RBOVE:2025:4697

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
ak_25_996
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen voor particuliere beveiliging en recherche

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van SA-INT Security B.V. en SA-INT Beveiliging B.V. behandeld. De eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Ministerie van Justitie en Veiligheid op hun aanvragen van 21 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist en heeft eiseressen in het gelijk gesteld. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog besluiten te nemen op de aanvragen, onder oplegging van dwangsommen. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,- per aanvraag, met een maximum van € 15.000,- voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiseressen moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 14 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/996

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

SA-INT Security B.V. en SA-INT Beveiliging B.V., uit Hengelo, eiseressen

(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir),
en

Ministerie van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseressen hebben ingesteld, omdat verweerder volgens hen niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen van 21 maart 2024 in het kader van particuliere beveiliging en recherche.
Eiseressen hebben verweerder op 4 februari 2025 in gebreke gesteld.
Eiseressen hebben op 14 maart 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen.
De rechtbank heeft verweerder bij brieven van 21 maart 2025 en 15 april 2025 verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft niet op deze brieven gereageerd.
In de brief van 5 juni 2025 heeft de rechtbank verweerder opgeroepen voor een comparitie van partijen op 20 juni 2025, waarin is vermeld dat verweerder wettelijk verplicht is aan deze oproeping te voldoen. Verweerder is, zonder bericht aan de rechtbank, niet verschenen. Aangezien verweerder geen op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingediend, doet de rechtbank uitspraak op basis van de stukken die eiseressen hebben ingediend.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog een besluit moet worden genomen op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. SA-INT Security B.V. (hierna: Security) heeft op 21 maart 2024 een aanvraag bij verweerder ingediend. Security heeft geen ontvangstbevestiging van deze aanvraag ontvangen, waardoor Security op 18 september 2024 opnieuw een aanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft op 23 september 2024 een ontvangstbevestiging van deze aanvraag aan Security verstuurd, met het verzoek om ontbrekende gegevens aan te vullen. Verweerder heeft de ontbrekende gegevens op 10 oktober 2024 ontvangen. Verweerder had binnen acht weken moeten beslissen op deze aanvraag. [2] Dit betekent dat de beslistermijn eindigde op
5 december 2024.
3. SA-INT Beveiliging B.V. (hierna: Beveiliging) heeft de aanvraag op
21 maart 2024 bij verweerder ingediend. Verweerder heeft op 25 maart 2024 een ontvangstbevestiging van deze aanvraag aan Beveiliging gestuurd, met het verzoek om ontbrekende gegevens aan te vullen. Verweerder heeft de ontbrekende gegevens op
11 april 2024 ontvangen. Verweerder had binnen acht weken moeten beslissen op deze aanvraag. [3] Dit betekent dat de beslistermijn eindigde op 6 juni 2024.
4. De beslistermijnen zijn inmiddels voorbij en niet is gebleken dat verweerder inmiddels alsnog op de aanvragen van eiseressen heeft beslist. Eiseressen hebben verweerder op 4 februari 2025 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Het beroep van eiseressen is daarom ontvankelijk en gegrond.
Moet een bestuurlijke dwangsom worden vastgesteld?
5. Eiseressen hebben verzocht om een bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Op grond van artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb moet, als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. De maximale dwangsom bedraagt € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen dwangsombeschikkingen heeft afgegeven, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de hoogte van de dwangsom zelf vaststellen op het maximale bedrag van € 1.442,-. Omdat verweerder zowel niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van Beveiliging, als op de aanvraag van Security, moet verweerder aan zowel Beveiliging, als aan Security de maximale dwangsom van € 1.442,- vergoeden.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
7. Als het beroep gegrond is en het bestuursorgaan nog geen besluit bekendgemaakt heeft, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [4]
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. Verweerder heeft niet verzocht een langere beslistermijn dan twee weken vast te stellen.
De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor verweerder niet binnen de wettelijke termijn op de aanvragen van eiseressen heeft kunnen beslissen, dan wel dat er een concrete aanleiding is om af te wijken van de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb genoemde termijn. Dit betekent dat verweerder op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak een besluit dient te nemen op zowel de aanvraag van Beveiliging, als op de aanvraag van Security.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
9. Eiseressen hebben verzocht om een dwangsom te bepalen van € 250,- voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder, met een maximum van € 37.500,-.
10. Omdat eiseressen hun verzoek niet nader hebben gemotiveerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het landelijke beleid. De rechtbank bepaalt daarom, in overeenstemming met het landelijke beleid van de rechtbanken hierover, [5] dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat niet tijdig is beslist op de aanvragen van twee vennootschappen, geldt de dwangsom afzonderlijk voor de aanvraag van Beveiliging en afzonderlijk voor de aanvraag van Security. Dit betekent dat verweerder in totaal een dwangsom van € 30.000,- kan verbeuren indien niet binnen de hierboven genoemde nadere beslistermijnen op de aanvragen van Beveiliging en Security wordt beslist.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseressen gelijk krijgen, dat verweerder de onder 8. genoemde termijn krijgt om alsnog besluiten te nemen en aan verweerder de onder 10. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseressen vergoeden. Nu aan eiseressen slechts één keer griffierecht in rekening is gebracht hoeft verweerder ook alleen dit bedrag te vergoeden. Daarnaast krijgen eiseressen een vergoeding voor hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5 (licht)). Nu de gemachtigde van eiseressen één beroepschrift heeft ingediend, hoeft verweerder slechts één keer de proceskosten te vergoeden. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met besluiten gelijk te stellen, niet tijdig nemen van besluiten op de aanvragen van eiseressen;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van Beveiliging bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan Beveiliging een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • stelt de door verweerder verbeurde dwangsom voor Beveiliging vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van Security bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan Security een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
  • stelt de door verweerder verbeurde dwangsom voor Security vast op € 1.442,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 385,- aan eiseressen moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.W.H. Oude Aarninkhof, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Richart, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 4:13, eerste en tweede lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 4:13, eerste en tweede lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
5.Dit is het “Beleid extra dwangsom”, te vinden op www.rechtspraak.nl.