ECLI:NL:RBOVE:2025:4732

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/08/300014 / HA ZA 23-274
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en verklaring voor recht inzake openstaande facturen tussen twee besloten vennootschappen

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiser] B.V. en [gedaagde] B.V. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 32.811,62 aan [eiser], te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding en een verklaring voor recht dat [eiser] niet aansprakelijk is voor openstaande facturen aan [gedaagde]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser], wat heeft geleid tot schade aan de zijde van [eiser]. De rechtbank heeft de schade begroot op basis van de kosten die [eiser] heeft gemaakt om de gebreken te herstellen, alsook de kosten van tijdelijke huisvesting en opslag van inboedel. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] gedeeltelijk toegewezen en de kosten van de procedure aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/300014 / HA ZA 23-274
Vonnis van 16 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. M.S. ten Feld-Sprik,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. J.F. Vanhommerig.

1.De procedure

De rechtbank heeft op 2 april 2025 een tussenvonnis gewezen. Ingevolge dat vonnis heeft [eiser] een akte met producties genomen en [gedaagde] een antwoordakte. Daarna is vonnis gevraagd. Het vonnis wordt heden bij vervroeging uitgesproken.

2.De verdere beoordeling van het geschil

de prijs van het werk
2.1.
De rechtbank heeft al eerder overwogen dat [gedaagde] in principe € 98.374,66 exclusief BTW plus 10% overschrijding is € 130.936,68 inclusief BTW aan [eiser] had mogen factureren. [eiser] heeft € 120.710,43 betaald, zodat in beginsel nog € 10.226,25 moet worden betaald.
gestelde gebreken en herstelkosten A2
2.2.
Partijen zijn het erover eens dat de tekeningen van [gedaagde] niet afwijken van de aan A2 ter beschikking gestelde tekeningen, waaronder de architecttekeningen en het licht- en elektraplan. [gedaagde] heeft haar stelling dat de daadwerkelijke bouw afweek van de tekeningen onvoldoende feitelijk onderbouwd.
[gedaagde] is er niet in geslaagd te bewijzen dat [eiser] door een daartoe bevoegde persoon wijzigingen van de plaatsing van vloercontactdozen, spots, WTW-ventielen en/of verdelers ten opzichte van de tekeningen heeft geaccordeerd en, zo ja, welke wijzigingen dat waren. [gedaagde] heeft de installaties dus niet aangelegd zoals overeengekomen. Omdat [gedaagde] heeft geweigerd tot herstel over te gaan, is zij ter zake in verzuim komen te verkeren.
2.3.1.
[eiser] maakt aanspraak op vervangende schadevergoeding van € 133.659,39 inclusief BTW, overeenkomstig de volgende schadeopstelling:
- herstelkosten algemeen € 76.839,25
- herstelkosten inbouwspots € 8.642,69
- herstelkosten vloercontactdozen € 3.882,93
- herstelkosten WTW-ventielen € 9.782,48
- herstelkosten overige opleveringspunten en aanvullende gebreken € 20.420,96
- herstelkosten bouwkundige schade € 920,23
- eindschoonmaak (eigen beheer) € 1.020,-
- kosten onvoorzien (10%) € 12.150,85.
Ter zake hiervan heeft de rechtbank overwogen dat bij een afwijking van de plaatsing van inbouwspots, vloercontactdozen, WTW-ventielen en verdelers van de tekeningen en bij de overige opleveringspunten pas sprake is van een gebrek, als die afwijking afbreuk doet aan de functionaliteit van de betreffende zaken (zoals de werking, de lichtopbrengst) of het esthetisch plan. Zij heeft gelet hierop [eiser] in de gelegenheid gesteld te onderbouwen dat bij de afwijkingen en opleveringspunten die A2 heeft vastgesteld sprake is van gebreken in deze zin en tot welke herstelkosten die gebreken leiden. Ook is [eiser] verzocht de gestelde kosten van tijdelijk onderdak elders en opslag van inboedelzaken te onderbouwen en toe te lichten op grond waarvan [eiser] (in plaats van de bewoners) vergoeding van die kosten kan claimen en hoe de algemene kosten zijn opgebouwd.
2.3.2.
Volgens [eiser] is juist vanwege de gewenste functionaliteit en esthetiek een licht- en elektraplan gemaakt. Door de foutieve plaatsingen is het lijnenspel van de spotjes verloren gegaan en is sprake van verminderde lichtopbrengst in bijvoorbeeld kastjes en de hal. In het kader van het herstel dient het plafond geheel te worden verwijderd en opnieuw te worden aangebracht. Herstel op een andere manier blijft zichtbaar en is esthetisch niet acceptabel. De herstelkosten voor het verplaatsen van de spots en de aanleg van elektrawerk en elektronische installaties belopen een bedrag van € 8.642,69 inclusief de staartkosten (ad € 1.131,90) en BTW.
Diverse WTW-ventielen ontbreken of zijn onjuist gepositioneerd. Daardoor is de werking van de ventielen voor een deel verloren gegaan en is de luchtcirculatie in onbalans. In een recent onderzoek is gebleken dat de ventilatie in de woonkamer/keuken van een van de huizen niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Ook doet de onjuiste plaatsing van diverse ventielen afbreuk aan het esthetisch plan. In het kader van het herstel zullen ventilatiekanalen moeten worden aangebracht en ventielen moeten worden verplaatst. De kosten daarvan bedragen € 9.782,48 inclusief BTW en staartkosten (€ 1.281,17).
Als gevolg van de onjuiste positionering van de vloercontactdozen in de woonkamer kan niet alle apparatuur conform de wensen van de bewoners worden aangesloten. Herstel is in de praktijk nagenoeg onmogelijk. Daarom maakt [eiser] aanspraak op de helft van het bedrag van de herstelkosten, te weten € 3.882,93 inclusief BTW.
De kosten van herstel van de scheurvorming in het plafond bedragen € 920,23 inclusief BTW en staartkosten (€ 120,52).
Wat de overige opleveringspunten en gebreken betreft is sprake van buizen, leidingen en bedrading die niet zijn weggewerkt, maar in het zicht liggen. Dit is onveilig en niet mooi. Herstel kost € 2.245,- . Verder hadden de rookmelders bedraad moeten zijn, maar zijn zij draadloos uitgevoerd. Dit is in strijd met het Bouwbesluit 2012. De kosten van aanschaf van rookmelders die aan de regelgeving voldoen en van de aanleg daarvan bedragen € 3.140,-. De WTW-unit moet alsnog goed worden ondersteund door een onderstel (kosten € 840,-). De temperatuurmeter in een van de woningen is ten onrechte in de hal in plaats van in de woonkamer geplaatst, herplaatsing kost € 770,-. De vloerverdeler in de keuken van een van de woningen is verkeerd en volledig in het zicht geplaatst. Hierdoor is een beperking in de inrichting van de keuken ontstaan. Afwerking van de vloerverdeler kost € 7.500,-. In totaal belopen de kosten van het herstel van al deze punten, inclusief staartkosten (€ 2.729,58) en BTW € 20.780,42.
De algemene kosten zijn kosten van bouwplaatsvoorzieningen (€ 3.175,-), sloop (€ 435,-), vervangende woonruimte en boedelopslag (€ 29.400,-) en stukadoorswerk (€ 22.002,56), te vermeerderen met algemene kosten, risico-/winstopslag en CAR-verzekering (€ 7.048,06) en BTW. Volgens de berekening van [eiser] resulteert dit in de som van € 76.839,25. Wat de kosten van vervangende woonruimte betreft heeft [eiser] naar voren gebracht dat de woningen bij herstel zestien weken onbewoonbaar zullen zijn en dat € 800,- per week per gezin aan huisvestingskosten alleszins redelijk is. De kosten van opslag van de inboedel zijn € 4.000,- conform de prijsopgave van [naam 1].
2.3.3.
[gedaagde] heeft betoogd dat [eiser] geen zelfstandig vorderingsrecht heeft en dat zij zelf geen schade heeft geleden. Niet gebleken is van een verplichting voor haar om de gestelde schade van de bewoners te vergoeden. Verder kunnen de gestelde tekortkomingen [gedaagde] niet worden toegerekend, omdat zij heeft gehandeld op instructie van [eiser] en zij niet verantwoordelijk is voor de ondeugdelijke bouwkundige voorbereiding. Zij betwist de betrouwbaarheid en de bewijskracht van het rapport van A2: A2 en [eiser] hebben reeds eerder en frequent met elkaar samengewerkt.
De maatvoering van de inbouwspots is bepaald door de uitvoerder van [eiser].
[gedaagde] heeft het goedgekeurde ventilatieplan gevolgd. Dat de ventilatie niet voldoet aan het Bouwbesluit blijkt niet uit objectieve meetgegevens. Eventuele onbalans van luchtcirculatie is een normaal verschijnsel, dat met herinregeling kan worden opgelost. De WTW-ventielen functioneren naar behoren.
De afwijking in de plaatsing van de vloercontactdozen is (mede) het gevolg van de bepaling door [eiser] van de maatvoering op basis van GPS-metingen zonder referentiematen.
De oorzaak van de scheurvorming in het plafond is gelegen in het ontbreken van drogers ter bestrijding van het bouwvocht.
Volgens [gedaagde] zijn de gestelde gebreken vooral van esthetische aard. Zuiver esthetische gebreken kwalificeren niet als juridische gebreken, temeer daar geen esthetische normen of omschrijvingen zijn overeengekomen die de beoogde esthetiek vastleggen. Het herstel en de kosten daarvan zijn gelet op het minimale comfortvoordeel dat daarmee wordt behaald dis-proportioneel. De kosten zijn onvoldoende onderbouwd met marktprijzen en onafhankelijk vergelijkingsmateriaal. Voorts zijn alternatieven, zoals sierroosters, afdekplaten, deflectoren en verlengkabels, niet onderzocht. In zoverre schiet [eiser] tekort in haar verplichting tot beperking van de schade. Als [eiser] een CAR-verzekering had afgesloten, had zij gebruik kunnen maken van de dekking daarvan. De afwezigheid van verzekering betekent dat [eiser] er bewust voor heeft gekozen om het schaderisico volledig zelf te dragen.
2.3.4.1. De rechtbank overweegt gezien het door partijen gestelde als volgt.
Op grond van artikel 7:751 BW is een aannemer bevoegd het werk onder zijn leiding door anderen te doen uitvoeren, zulks onverminderd zijn aansprakelijkheid voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst. Ingevolge artikel 6:76 BW is een schuldenaar, als hij bij de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van de hulp van andere personen, voor hun gedragingen op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk. Dit betekent dat [eiser] jegens haar opdrachtgevers aansprakelijk is voor gedragingen van [gedaagde] als onderaannemer bij de uitvoering van de aanneemovereenkomst. De opdrachtgevers kunnen als gevolg van tekortkomingen in de nakoming van de aanneemovereenkomst geleden en te lijden schade dus verhalen op [eiser], ongeacht of [eiser] dan wel [gedaagde] als haar onderaannemer tekortgeschoten is. [eiser] kan die schade verhalen op [gedaagde], uiteraard slechts voor zover die schade voortvloeit uit tekortkomingen van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst met [eiser].
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser]. De omvang van de gestelde schade blijkt gedeeltelijk uit het rapport van A2, dat slechts betrekking heeft op de werkzaamheden die [gedaagde] in het kader van de overeenkomst met [eiser] diende te verrichten. Het rapport betreft de kosten van herstel, dat wil zeggen de kosten die [eiser] moet maken om alsnog deugdelijk te presteren jegens haar opdrachtgevers. Die kosten zijn aan te merken als schade. [eiser] heeft in zoverre als opdrachtgever van [gedaagde] jegens [gedaagde] een vorderingsrecht.
Wat betreft de extra kosten van energie, die uit de tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst met [eiser] zijn voortgevloeid, geldt dat [eiser] door haar opdrachtgevers aansprakelijk is gesteld. Ter zake van de kosten van tijdelijk verblijf elders en de opslag van inboedel gedurende de periode van herstel van de gebreken, geldt dat deze ook voortvloeien uit de wanprestatie van [gedaagde]. Uit de stukken blijkt niet dat [eiser] expliciet aansprakelijk is gesteld voor deze kosten, maar uit het feit dat de opdrachtgevers de directie voeren over [eiser] en [eiser] in deze procedure vergoeding van die kosten vordert, maakt de rechtbank op dat dat wel is gebeurd of (alsnog) gaat gebeuren.
Daar waar [gedaagde] zich wederom op het standpunt heeft gesteld dat zij niet tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser], wijst de rechtbank erop dat zij in het tussenvonnis van 2 april 2025 anders heeft geoordeeld. Wat [gedaagde] heeft aangevoerd in haar laatste antwoordakte bevat geen nieuwe informatie. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding terug te komen van haar eerdere beslissing ter zake.
[gedaagde] heeft niet onderbouwd dat [eiser] en A2 eerder zaken hebben gedaan, laat staan dat dat met zich brengt dat A2 in deze zaak niet als betrouwbaar heeft te gelden en dat aan haar rapport geen bewijskracht toekomt.
2.3.4.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd waarom het feit dat [eiser] geen CAR-verzekering heeft afgesloten betekent dat [eiser] zich jegens [gedaagde] niet kan beroepen op gebreken in de nakoming van de overeenkomst met haar en geen aanspraak kan maken op schadevergoeding.
2.3.4.3. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat de inbouwspots zodanig zijn geplaatst dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de functionaliteit en het esthetisch plan. Door de foutieve plaatsing van de inbouwspots is de lichtopbrengst op sommige plaatsen minder dan beoogd. Bovendien zijn sommige inbouwspots zo gesitueerd dat daardoor geen fraai, in een lijn liggend beeld van de spots is ontstaan. [gedaagde] heeft de omvang van de herstelkosten niet voldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank zal daarom de schade op dit punt vaststellen op € 8.642,69.
2.3.4.4. Wat de plaatsing van de WTW-ventielen betreft heeft [eiser] aan de hand van het rapport van ing. [naam 2] van 25 april 2025 voldoende onderbouwd dat de luchtcirculatie door de verkeerde plaatsing in onbalans is en dat enkele ventielen zullen moeten worden verplaatst dan wel enkele nieuwe ventielen moeten worden aangebracht. Uit het rapport van A2 blijkt echter onvoldoende hoeveel ventielen het betreft en het rapport van ing. [naam 2] vermeldt niet wat de kosten van de door hem genoemde herstelwerkzaamheden zijn. De rechtbank gaat er op basis van de rapporten vanuit dat circa de helft van de WTW-ventielen verplaatst moet worden en zal daarom de schade begroten op de helft van het gevorderde bedrag, te weten € 4.891,24.
2.3.4.5. Ter zake van de vloercontactdozen is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat die zodanig zijn geplaatst dat apparatuur niet conform de wensen van de bewoners kan worden aangesloten en dat het niet mogelijk is het gebrek te verhelpen met minder ingrijpende middelen, zoals verlengsnoeren.
2.3.4.6. Aan [eiser] komt geen vergoeding toe inzake de scheurvorming in het plafond, aangezien onvoldoende is gebleken dat het te snelle drogen van de afwerklaag, dat daar de oorzaak van is, te wijten is aan een tekortkoming van [gedaagde].
2.3.4.7. Wat betreft de overige gebreken overweegt de rechtbank dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van buizen, leidingen en bedrading die niet zijn afgewerkt, dat de temperatuurmeter in een van de woningen op de verkeerde plek is geplaatst, dat de vloerverdeler in de keuken van een van de woningen verkeerd is geplaatst en dat de WTW-unit alsnog goed moet worden ondersteund door een onderstel. Nu [gedaagde] de met het herstel van deze gebreken volgens [eiser] gemoeide kosten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank de schade ter zake vaststellen op € 11.355,-, te vermeerderen met de staartkosten ad € 2.327,78 en de BTW, aldus totaal € 16.556,16.
Waar [eiser] heeft gesteld de rookmelder zelf te hebben gekocht, komen de kosten van herstel van het gestelde gebrek ter zake niet voor rekening van [gedaagde].
2.3.4.8. De totale schade aan herstelkosten komt uit op € 30.090,09. Nu in dit bedrag reeds staartkosten, waaronder algemene kosten, zijn inbegrepen, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft toegelicht dat naast voormeld bedrag nog een bedrag aan algemene kosten als schade voor vergoeding in aanmerking komt. De schoonmaakkosten (eigen beheer) en kosten onvoorzien zijn eveneens onvoldoende toegelicht.
2.3.4.9. Resteren de posten van vervangende woonruimte en kosten opslag inboedel. De rechtbank wil aannemen dat de bewoners de woningen tijdelijk zullen moeten verlaten op het moment dat het herstel plaatsvindt en dat wat inboedel verplaatst, dan wel tijdelijk elders opgeslagen moet worden. Dat het herstel zestien weken zal duren en dat zoveel inboedel moet worden opgeslagen dat € 4.000,- aan opslagkosten moet worden gemaakt, is echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de periode dat tijdelijk elders onderdak moet worden gevonden begroten op acht weken en uitgaan van een kostenpost van € 500,- per stel per week, zodat het bedrag aan te vergoeden schade begroot kan worden op € 8.000,-. De kosten van opslag van inboedel zullen worden begroot op € 1.500,-.
2.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bedraagt de in aanmerking te nemen schade van [eiser] € 39.590,09.
al herstelde gebreken (€ 4.891,96)
2.5.
Ten aanzien van deze gestelde schadeposten heeft de rechtbank al overwogen dat [eiser] haar vordering onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd.
extra energiekosten (€ 6.895,55)
2.6.
De rechtbank heeft in haar laatste tussenvonnis al overwogen dat [gedaagde] een bedrag van € 3.447,78 aan [eiser] dient te vergoeden in verband met extra energiekosten.
2.7.
Gelet op al wat hiervoor is overwogen, heeft [eiser] jegens [gedaagde] aanspraak op vergoeding van schade tot een bedrag van € 43.037,87. [gedaagde] had jegens [eiser] nog recht op betaling van maximaal € 10.226,25. Een en ander betekent dat [eiser] jegens [gedaagde] recht heeft op betaling van € 32.811,62 in het kader van de afwikkeling van de aanneemovereenkomst van partijen. Het bedrag van de vordering van [eiser] tot terug-betaling van wat teveel op de facturen is betaald (€ 4.764,82) is inbegrepen in het bedrag van € 32.811,62 en komt dus niet voor (separate) toewijzing in aanmerking.
2.8.
De rechtbank zal [gedaagde] veroordelen tot betaling van € 32.811,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over (€ 39.090,09 - € 10.226,25 is) € 29.363,84 vanaf 22 maart 2023 en over € 3.447,78 vanaf 28 februari 2023, telkens tot aan de dag der algehele voldoening, en tot betaling van de buitengerechtelijke (incasso)kosten van € 1.765,58 (gebaseerd op het toegewezen bedrag), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023. Tevens zal de rechtbank voor recht verklaren dat [eiser] het bedrag van de nog openstaande facturen ad € 62.294,32 niet aan [gedaagde] verschuldigd is, nu dit logischerwijs voortvloeit uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
2.9.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] begroot op € 109,44 aan kosten dagvaarding, € 5.737,- aan griffierecht en € 5.463,- aan salaris van haar advocaat (4,5 punt x tarief IV ad € 1.214,- per punt), en in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente als na te melden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 32.811,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 29.363,84 vanaf 22 maart 2023 en met de wettelijke rente over
€ 3.447,78 vanaf 28 februari 2023, telkens tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.704,34 (buitengerechtelijke (incasso)kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.3.
verklaart voor recht dat [eiser] het bedrag van de nog openstaande facturen ad € 62.294,32 niet aan [gedaagde] verschuldigd is;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 5.846,44 aan verschotten en € 5.463,- aan salaris van de advocaat, alsook in de nakosten ad € 173,­ dan wel, als betekening van het vonnis plaatsvindt, € 263,-, waarbij betaling dient te geschieden binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis respectievelijk veertien dagen na dagtekening van de betekening, bij gebreke waarvan [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd is over de proceskosten respectievelijk de nakosten;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
16 juli 2025.