ECLI:NL:RBOVE:2025:4736

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/08/327909 / HA ZA 25-32
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een civiele zaak naar de kantonrechter in Almelo met betrekking tot een huurovereenkomst

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Overijssel op 16 juli 2025 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen partij A en partij B c.s. De rechtbank heeft besloten de zaak te verwijzen naar de rolzitting van de kantonrechter in Almelo, waar de vordering in reconventie van partij B c.s. betrekking heeft op een huurovereenkomst. Dit is in overeenstemming met de wettelijke bepalingen die voorschrijven dat zaken over huurovereenkomsten door de kantonrechter behandeld moeten worden. Partij A heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verwijzing, maar heeft verzocht om de behandeling in Almelo en niet in Enschede. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd, aangezien partij B c.s. in de vestigingsplaats is gevestigd. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen en dat het griffierecht zal worden verlaagd, met terugbetaling van eventueel teveel betaald griffierecht. De zaak is gepland voor een rolzitting op 19 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/327909 / HA ZA 25-32
Tussenvonnis van 16 juli 2025
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A] ,
advocaat: mr. A.A.M. Linssen,
tegen

1.[partij B1] V.O.F,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[partij B2],
te [woonplaats 2] ,
3.
[partij B3],
te [woonplaats 3] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij B] c.s,
advocaat: mr. D.F. Briedé.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 mei 2025, waarbij wordt opgemerkt dat onder 1.1. daar waar staat: ‘de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5’ gelezen moet worden:
‘de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 6’,
- de akte van [partij A] ,
- de akte van [partij B] c.s.
1.2.
Ten slotte is tussenvonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 21 mei 2025 is vermeld dat de rechtbank voornemens is de zaak naar de kantonrechter te verwijzen, omdat de vordering in reconventie van [partij B] c.s. gaat over een huurovereenkomst en zaken over huurovereenkomsten door de kantonrechter moeten worden behandeld. Ook de vordering in conventie van [partij A] wordt dan ter beoordeling aan de kantonrechter voorgelegd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de voorgenomen verwijzing van de zaak naar de kantonrechter.
2.2.
[partij A] verzet zich niet tegen een verwijzing van de zaak naar de kantonrechter. Wel verzoekt zij de rechtbank de zaak in Almelo en niet in Enschede te behandelen. [partij B] c.s. heeft geen bezwaar tegen het voornemen van de rechtbank om de zaak naar de kantonrechter te verwijzen.
2.3.
De rechtbank blijft bij haar oordeel dat de zaak moet worden verwezen naar de kantonrechter van deze rechtbank. De behandeling van de zaak moet worden voortgezet bij de kantonrechter van de locatie Almelo, omdat [partij B] c.s. in [vestigingsplaats] is gevestigd. In het tussenvonnis is ten onrechte vermeld dat de kantonrechter in Enschede de zaak moet behandelen.
2.4.
De conclusie is dat de rechtbank de zaak op de voet van artikel 71 lid 2 Rv ambtshalve naar de kantonrechter moet verwijzen. Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Almelo, op
dinsdag 19 augustus 2025voor het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde [partij A] ,
3.2.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.3.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het eventueel teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Mul en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.