ECLI:NL:RBOVE:2025:4745

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
11656682 \ CV EXPL 25-1267
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande energiekosten door Eneco Services B.V. aan gedaagde vennootschap onder firma

In deze civiele zaak heeft Eneco Services B.V. een vordering ingesteld tegen de vennootschap onder firma [gedaagde 1] en haar vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wegens het niet betalen van energiekosten. De kantonrechter heeft op 15 juli 2025 geoordeeld dat [gedaagde 1] gehouden is om een bedrag van € 2.500,00 aan Eneco te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, 4 april 2025. De vordering van Eneco is gebaseerd op een energiecontract dat door [gedaagde 1] is afgesloten, waaruit blijkt dat er een openstaande schuld van € 21.697,25 is. Eneco heeft het gevorderde bedrag om proceseconomische redenen beperkt tot € 2.500,00. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de overeenkomst tussen partijen is nagekomen en dat de vordering van Eneco opeisbaar is. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van Eneco toegewezen, die in totaal € 815,30 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11656682 \ CV EXPL 25-1267
Vonnis van 15 juli 2025
in de zaak van
ENECO SERVICES B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Eneco,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
allen te [woonplaats],
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 1],
gemachtigde: mr. H.E. ter Horst.

1.Inleiding

1.1.
Deze zaak draait om de vraag of Eneco recht heeft op een bedrag van € 2.500,00 omdat [gedaagde 1] haar energierekening niet heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is en veroordeelt [gedaagde 1] om € 2.500,00 plus rente aan Eneco te voldoen. Zij ligt haar beslissing hierna verder toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn de vennoten van de vennootschap onder firma [gedaagde 1].
3.2.
In 2023 heeft [gedaagde 1] bij Eneco een energiecontract afgesloten voor het adres [adres].
3.3.
Op 9 mei 2024 heeft Eneco [gedaagde 1] bericht dat haar energiecontract is beëindigd en haar medegedeeld dat zij per saldo nog € 27.121,18 aan haar moet betalen. Dit bedrag is volgens Eneco opgebouwd uit een eindnota en meerdere niet betaalde termijnnota’s.
3.4.
Op 17 december 2024 heeft Eneco [gedaagde 1] gesommeerd om uiterlijk 28 december 2024 – na verrekening van wat [gedaagde 1] volgens Eneco al betaald had – nog € 23.535,37 aan openstaande nota’s en kosten te betalen. Uit de bijlage bij dit bericht blijkt dat het volgens Eneco om de volgende nota’s gaat:
Soort nota
Datum
nota
Uiterste betaal-datum
Notabedrag
Termijnnota
07-02-2024
21-02-2024
€ 2.430,00
Termijnnota
07-03-2024
21-03-2024
€ 2.430,00
Termijnnota
06-04-2024
21-04-2024
€ 2.430,00
Termijnnota
01-05-2024
15-05-2024
€ 1.000,00
Eindnota
08-05-2024
22-06-2024
€ 16.401,18
3.5.
Omdat betaling binnen deze termijn is uitgebleven, is Eneco een procedure tegen [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gestart.

4.Het geschil

4.1.
Eneco vordert – samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – dat de kantonrechter [gedaagde 1] veroordeelt:
  • tot betaling van € 2.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van voldoening;
  • in de proceskosten.
4.2.
Volgens Eneco heeft [gedaagde 1] haar energienota’s niet volledig betaald, waardoor zij aan Eneco nog een hoofdsom van € 21.697,25, rente van € 1.205,65 en kosten van € 3.703,68 verschuldigd is. Eneco heeft het door haar gevorderde bedrag om proceseconomische redenen beperkt tot € 2.500,00.
4.3.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voeren verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

[gedaagde 1] is gehouden € 2.500,00 aan openstaande nota’s aan Eneco betalen
5.1.
Kern van het geschil is of [gedaagde 1] gehouden is vier termijnnota’s en één eindnota van in totaal (en na verrekening) € 21.697,25 aan Eneco te voldoen. De kantonrechter overweegt dat voor toewijzing van de vordering voldoende is dat komt vast te staan dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten en dat de vordering van Eneco opeisbaar is. Niet in geschil is dat [gedaagde 1] bij Eneco een energiecontract heeft afgesloten en dat Eneco daadwerkelijk energie aan [gedaagde 1] heeft geleverd. Ook over de hoogte van de nota’s bestaat tussen partijen geen discussie. Aan de vereisten voor toewijzing is daarmee voldaan. [gedaagde 1] voert aan dat zij de facturen niet hoeft te betalen omdat zij daarmee niet bekend was, maar daarmee heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter niet weersproken dat zij op grond van het energiecontract nog een bedrag aan Eneco verschuldigd was. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde 1] nog € 21.677,25 aan Eneco moet betalen. Omdat het door Eneco gevorderde bedrag van € 2.500,00 lager is dan het totale openstaande bedrag, zal zij dit mindere toewijzen en [gedaagde 1] veroordelen om € 2.500,00 aan Eneco te betalen.
[gedaagde 1] is over het bedrag wettelijke rente verschuldigd
5.2.
Eneco vordert over dit bedrag wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, 4 april 2025. De kantonrechter stelt voorop dat hier sprake is van het niet nakomen van een handelsovereenkomst, namelijk een energiecontract dat is afgesloten tussen partijen die handelden in de uitoefening van hun beroep of bedrijf. Dat betekent dat in dit geval de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW toewijsbaar is.
5.3.
Op grond van artikel 6:119a BW is wettelijke handelsrente verschuldigd met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als de uiterste dag van betaling. Uit artikel 12.2 van de door Eneco gehanteerde algemene voorwaarden volgt dat betaling uiterlijk veertien dagen na de dagtekening van de factuur moet plaatsvinden. Dat is in dit geval dus de overeengekomen uiterste dag van betaling.
Hoewel Eneco niet specifiek heeft gesteld aan welke nota(’s) het door haar gevorderde bedrag van € 2.500,00 moet worden toegerekend, staat vast dat alle nota’s ruim – en in ieder geval meer dan veertien dagen – voor de datum van de dagvaarding gedateerd zijn. De kantonrechter zal de wettelijke handelsrente daarom toewijzen vanaf de door Eneco gevorderde datum, 4 april 2025.
De proceskosten
5.4.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Eneco worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
124,30
- griffierecht
385,00
- salaris gemachtigde
204,00
(1 punt × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
815,30

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Eneco te betalen een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 4 april 2025, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 815,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.