ECLI:NL:RBOVE:2025:4784

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/08/333960 / KG ZA 25-120
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot hernieuwd straat- en contactverbod in kort geding

In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat aan gedaagde, [gedaagde], opnieuw een straat- en contactverbod wordt opgelegd. De voorzieningenrechter heeft op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin de vordering van eiser werd afgewezen. Eiser stelt dat het voor de traumatherapie van de minderjarige kinderen van groot belang is dat er geen contact is met gedaagde, die in het verleden een straat- en contactverbod heeft gehad. De voorzieningenrechter oordeelt dat er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat gedaagde onrechtmatig zal handelen of dat er een reëel gevaar is voor herhaling van dergelijk gedrag. De voorzieningenrechter wijst erop dat gedaagde zich in het afgelopen jaar aan het eerdere verbod heeft gehouden en dat er geen bewijs is dat hij na het verlopen van het verbod opnieuw contact heeft gezocht met eiser of de kinderen. De vordering van eiser wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/333960 / KG ZA 25-120
Vonnis in kort geding van 18 juli 2025
in de zaak van
[eiser], mede in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. S.L. Geeraths.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2025, waarbij partijen (vertegenwoordigd) zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Ook een medewerker van Jeugdbescherming Overijssel (hierna: “JbOV”) was aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, [gedaagde] mede aan de hand van pleitaantekeningen. Ten slotte is vonnis bepaald dat heden bij vervroeging wordt uitgesproken.

2.De samenvatting

2.1.
[eiser] vordert dat aan [gedaagde] opnieuw een straat- en contactverbod wordt opgelegd. [gedaagde] is het daar niet mee eens. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het verbod onder de huidige omstandigheden niet gerechtvaardigd is. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad, waaruit twee (nu nog minderjarige) kinderen (hierna: “de kinderen”) zijn geboren. In het verleden hebben tussen [eiser] en [gedaagde] verschillende gebeurtenissen plaatsgevonden die traumatisch zijn geweest voor de kinderen. De kinderen zijn in behandeling voor het verwerken daarvan. Onder meer JbOV is betrokken bij de casus.
3.2.
De kinderen zijn onder toezicht gesteld. Bij beschikking van de rechtbank van 20 mei 2025 is de ondertoezichtstelling van de kinderen vanaf 8 juni 2025 verlengd met een jaar. Daarnaast heeft de rechtbank bij beschikking van 27 mei 2025 het gezag van [gedaagde] over de kinderen beëindigd en [eiser] met het eenhoofdig gezag belast. Verder hebben de kinderen hun hoofdverblijf bij [eiser] en is er op dit moment geen sprake van contact of andere vorm van omgang tussen [gedaagde] en de kinderen.
3.3.
Vorig jaar heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 2 juli 2024 een straat- en contactverbod opgelegd aan [gedaagde]:

De voorzieningenrechter
5.1
verbiedt [gedaagde] om zich gedurende één (1) jaar na betekening van dit vonnis - tenzij tussentijds anders wordt beslist door een (bodem)rechter of in samenspraak methulpverlening andersluidende afspraken worden gemaakt - te begeven naar en/of zich te bevinden in (een gedeelte van) de [adres 1], de [adres 2], de [adres 3], de [adres 4], de [adres 5], de [adres 6], de [adres 7] en de [adres 8] te [plaats], en enkele gebieden die liggen tussen enkele van de hiervoor genoemde wegen, zoals (geel) gemarkeerd/ gearceerd op de aan dit vonnis gehechte kaart,
5.2
verbiedt [gedaagde] om gedurende één (1) jaar na betekening van dit vonnis - tenzij tussentijds anders wordt beslist door de (bodem)rechter of in samenspraak met hulpverlening andersluidende afspraken worden gemaakt - anders dan via zijn advocaat, persoonlijk, schriftelijk, telefonisch via social media, of anderszins actief contact op te nemen of te zoeken met [eiser] en/of de kinderen,
5.3
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 50,00 voor iedere keer dat hij in strijd handelt met (een van) de onder 5.1 en/of 5.2 uitgesproken verboden, met een maximum van (in totaal) € 5.000,-,
[…]”
3.4.
Bij e-mailbericht van 29 april 2025 heeft Beau Menkhorst van JbOV zich uitgelaten over het belang van het straat- en contactverbod van [gedaagde] voor de traumatherapie van de kinderen:

Op dit moment is er geen contact tussen de kinderen en vader en tussen vader en JbOV. Voor de kinderen is het noodzakelijk dat het locatie-contactverbod wordt verlengd. Eerder is gebleken toen het locatieverbod afliep dat vader direct diezelfde week weer aan de deur stond bij zowel moeder als school.
Wat JbOV betreft is er voldoende onderbouwing om het locatie-contactverbod te verlengen in het belang van de kinderen zonder af te wachten hoe vader gaat reageren bij aflopen van het locatie-contactverbod. Er heeft een evaluatie plaatsgevonden over de traumatherapie van de kinderen en deze zal de komende tijd nog voortgezet worden. Wanneer vader weer onverwachts aan de deur komt, zal dit grote gevolgen hebben voor de kinderen rondom de trauma(behandeling) waar zij nu mee bezig zijn en de stappen die zij hierin al hebben gezet. De onvoorspelbaarheid van vader is een groot risicofactor voor de kinderen. De kinderen hebben rust nodig voor hun traumabehandeling en dit is van groot belang voor een gezonde en veilige ontwikkeling.
3.5.
Het onder 3.3 genoemde straat- en contactverbod is door verloop van een jaar op 6 juli 2025 geëindigd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat aan [gedaagde] opnieuw een straat- en contactverbod, gelijk aan het op 2 juli 2024 uitgesproken verbod, voor de duur van een jaar wordt opgelegd, op straffe van een dwangsom.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Volgens de jeugdbeschermer is het voor de (traumatherapie van de) kinderen van groot belang dat zij geen contact hebben met [gedaagde]. De jeugdbeschermer vreest dat, nu het straat- en contactverbod is verlopen, [gedaagde] weer contact zal zoeken met [eiser] en/of de kinderen. In het verleden heeft [gedaagde], na het verlopen van een strafrechtelijk contactverbod, ook onmiddellijk contact gezocht. Vooral de onvoorspelbaarheid van [gedaagde] wordt door de jeugdbeschermer als risicofactor gezien. Daarom is het in het belang van de kinderen én [eiser] om het straat- en contactverbod te verlengen, zodat de kinderen ongestoord verder kunnen gaan met de traumatherapie.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen of anders tot beperking van het locatieverbod.
4.4.
Daartoe voert [gedaagde] – samengevat weergegeven – het volgende aan. Het straat- en contactverbod beperkt hem in zijn bewegingsvrijheid, omdat hij elke keer om moest rijden om zijn woonwijk te verlaten. Verder heeft hij het straat- en contactverbod het afgelopen jaar op geen enkele manier overtreden. Hij wil het contact met de kinderen graag hervatten, maar realiseert zich dat hij [eiser] en de kinderen niet mag benaderen om daartoe een kans te maken. Ook beseft hij zich dat eventueel contact met [eiser] en de kinderen altijd via de jeugdbeschermer moet lopen. Er is geen reden om aan te nemen dat sprake is van een reële dreiging van onrechtmatig handelen jegens [eiser] en/of de kinderen. Dat heeft [eiser] ook niet gesteld, zodat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen, aldus [gedaagde].
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering van [eiser] strekt tot het (opnieuw) opleggen van een straat- en contactverbod.
5.2.
Uit de aard van het gevorderde vloeit het spoedeisend belang van [eiser] en de kinderen voort.
5.3.
Een straat- en contactverbod zoals [eiser] vordert, is een ingrijpende maatregel die inbreuk maakt op het recht op persoonlijke vrijheid, waaronder begrepen het recht dat iedereen heeft om zich vrij te verplaatsen. Een straat- en contactverbod kan alleen worden toegewezen als sprake is van (dreigend) onrechtmatig handelen of van concreet gevaar voor herhaling daarvan. De voorzieningenrechter moet alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking nemen en de betrokken belangen van partijen afwegen om te beoordelen of dat verbod, zoals gevorderd, gerechtvaardigd is. Het ligt daarbij op de weg van [eiser] om het gevaar voor herhaling aannemelijk te maken.
5.4.
De voorzieningenrechter onderkent dat het in het belang van (de traumatherapie van) de kinderen is dat [gedaagde] geen contact opneemt met [eiser] en/of de kinderen en dat hij zich niet in hun buurt begeeft, zoals de jeugdbeschermer aangeeft. [eiser] heeft geen concrete omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat [gedaagde] dat wel zal doen of het afgelopen jaar heeft gedaan. Er is niet gesteld noch gebleken dat [gedaagde] het straat- en contactverbod heeft overtreden gedurende het jaar waarin het verbod gold. Ook na het aflopen van het straat- en contactverbod op 6 juli 2025 is daarvan geen sprake geweest.
5.5.
[gedaagde] heeft ter terechtzitting gezegd dat hij het belang van de kinderen inziet en zich realiseert dat ieder contact met de kinderen en/of [eiser] altijd via de jeugdbeschermer moet lopen. Bovendien heeft hij gezegd dat hij zich realiseert dat wanneer hij zich daar niet aan houdt, hij een positieve afloop van het herstel van het contact met de kinderen wel kan vergeten.
5.6.
Op grond van voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat sprake is van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat [gedaagde] onrechtmatig handelt, noch van concreet gevaar dat hij dat zal gaan doen, zodat het opleggen van een (nieuw) straat- en contactverbod (nu) niet gerechtvaardigd is.
De enkele vrees dat [gedaagde] weer contact op zal nemen, zoals hij in het verleden – na het verlopen van een strafrechtelijk contactverbod – heeft gedaan, is onvoldoende. De voorzieningenrechter ziet onder de huidige omstandigheden dan ook geen reden om opnieuw een straat- en contactverbod aan [gedaagde] op te leggen.
5.7.
De voorzieningenrechter houdt [gedaagde] nog voor dat hij zijn eigen glazen ingooit wanneer hij, zonder dat er sprake is van een straat- en contactverbod, toch weer zelf (dus niet via de jeugdbeschermer of zijn advocaat) contact met [eiser] en/of de kinderen opneemt of zich in hun buurt begeeft. Als hij dat doet kan [eiser] in kort geding opnieuw een straat- en contactverbod vorderen, waarbij de voorzieningenrechter [gedaagde] erop wijst dat het dan – vanwege die nieuwe omstandigheden – wél gerechtvaardigd kan zijn om opnieuw een straat- en contactverbod aan hem op te leggen.
Proceskosten
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025.