ECLI:NL:RBOVE:2025:48

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
C/08/312570 / HA ZA 24-127
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over berekening goodwill bij voortzetting maatschap tussen GSM & CO. PARTICIPATIE B.V. en MAM B.V.

In deze zaak gaat het om een geschil tussen GSM & CO. PARTICIPATIE B.V. (hierna: GSM) en MAM B.V. (hierna: MAM) over de berekening van de goodwill die MAM aan GSM moet betalen na de opzegging van de maatschap door GSM. GSM heeft de maatschap opgezegd, maar MAM wenst deze voort te zetten. De partijen zijn het oneens over de methode voor het berekenen van de goodwill. GSM vordert een verklaring voor recht dat de goodwill € 518.000,00 bedraagt, berekend aan de hand van de (EBITDA) multiple methode. MAM betwist dit en stelt dat de goodwill moet worden berekend volgens de geldende methodiek van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV). De rechtbank oordeelt dat de KNOV-methode moet worden toegepast en dat partijen een onafhankelijk accountant moeten inschakelen voor de berekening. De vorderingen van GSM worden afgewezen, en GSM wordt veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de KNOV-methode in dit geval de juiste is, ondanks de argumenten van GSM dat deze methode niet geschikt zou zijn. De rechtbank concludeert dat GSM onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat de KNOV-methode onaanvaardbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/312570 / HA ZA 24-127
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
GSM & CO. PARTICIPATIE B.V.,
te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: GSM,
advocaat: mr. S. Erkel,
tegen
M A M B.V.,
te Enschede,
gedaagde partij,
hierna te noemen: MAM,
advocaat: mr. G.J. Verduijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 9
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 11
- producties 10 t/m 15 van GSM
- de mondelinge behandeling van 18 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waar namens GSM spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
Partijen waren maten van de maatschap [maatschap]. GSM heeft de maatschap opgezegd, maar MAM wil de maatschap voortzetten. Partijen hebben een geschil over welke methode zij volgens de maatschapsovereenkomst moeten gebruiken voor het berekenen van de goodwill die MAM aan GSM moet betalen voor het voortzetten van de maatschap. GSM vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat de goodwill
€ 518.000,00 bedraagt, waarvan zij ook betaling vordert. Dit bedrag heeft zij berekend aan de hand van de (EBITDA) multiple methode. Volgens MAM moeten de vorderingen van GSM worden afgewezen, omdat de goodwill berekend moet worden aan de hand van de geldende methodiek van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (hierna: de KNOV).
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat voor het berekenen van de goodwill de
KNOV-methode gebruikt moet worden. Partijen moeten daar een onafhankelijk accountant voor inschakelen. De vorderingen van GSM worden daarom afgewezen, met veroordeling van haar in de proceskosten. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten

3.1.
De onderneming Verloskundigen [maatschap] is op 1 januari 1985 gestart.
3.2.
Op 1 januari 2006 heeft mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ) samen met mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ), mevrouw [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (hierna: [naam 4] ) de maatschap [maatschap] opgericht om de verloskundigenpraktijk voort te zetten. Op 1 juli 2011 is mevrouw [naam 5] (hierna: [naam 5] ) toegetreden tot de maatschap.
3.3.
[naam 3] is op 1 juni 2013 uit de maatschap getreden, [naam 2] op 31 december 2014 en [naam 4] op 1 augustus 2016.
3.4.
[naam 1] en [naam 5] hebben de tussen hen bestaande samenwerking opnieuw schriftelijk vastgelegd in een maatschapsovereenkomst die is getekend op 20 juli 2021. De reden hiervan was dat [naam 1] en [naam 5] hun aandeel in de verloskundigenpraktijk hebben ingebracht in persoonlijke holdingvennootschappen, te weten GSM van [naam 1] en MAM van [naam 5] . Vanaf dat moment waren [naam 1] en [naam 5] geen maten van [maatschap] meer, maar waren dat GSM en MAM.
3.5.
[naam 1] heeft bij brief van 30 oktober 2022 namens GSM de maatschap opgezegd.
3.6.
[naam 5] wilde in eerste instantie de maatschap voortzetten met twee werknemers, mevrouw [naam 6] (hierna: [naam 6] ) en mevrouw [naam 7] ( [naam 7] ). [naam 6] en [naam 7] hebben met [naam 1] onderhandeld over de overname van het aandeel van GSM in de maatschap.
3.7.
[naam 5] heeft bij e-mail van 26 april 2023 aangegeven dat als [naam 1] geen overeenstemming bereikt met [naam 6] en [naam 7] over de overname, zij de praktijk alsnog zelfstandig wil voortzetten en het praktijkdeel van GSM wil overnemen conform artikel 17 van de maatschapsovereenkomst.
3.8.
In artikel 17 van de maatschapsovereenkomst staat, voor zover hier van belang:
Artikel 17. Voldoening bij voortzetting
Indien gebruik wordt gemaakt van het recht tot voortzetting en overname als bedoeld in de vorige artikelen zal de voortzettende en overnemende maat de waarde van het door haar overgenomene, na aftrek van de door haar overgenomen verplichtingen, aan de uittredende maat c.q. diens rechtverkrijgende of rechtsvertegenwoordiger moeten uitkeren.
De waarde, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, zal worden vastgesteld in onderling overleg en zo dit geen resultaat mocht hebben aan de hand van een per datum van eindigen der maatschap door een onafhankelijk accountant op te stellen balans. Hierbij worden de bedrijfsmiddelen c.q. beroepsmiddelen op hun vrije verkoopwaarde getaxeerd, terwijl de goodwill door partijen (en/of hun adviseurs) wordt berekend op basis van de op het tijdstip van eindigen der maatschap geldende methodiek van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, dan wel, bij gebreke hieraan, een in redelijkheid vast te stellen goodwill.
Mocht de uittredende maat na goedkering van de voortzettende maat haar deel verkopen aan een externe partij dan mag zij onderhandelen over de goodwill en behoeft zij zich niet te houden aan geldende methodiek van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen.
(…)’
3.9.
In het document ‘Informatieblad berekening overnamesom bij praktijkovername 2023’ (hierna: het informatieblad) van de KNOV staat, voor zover hier van belang:
‘De overnamesom kan op verschillende manieren worden berekend. Onderstaande uitgangspunten voor het bepalen hiervan zijn slechts een voorbeeld! De KNOV legt de uitgangspunten niet aan haar leden op. Evenmin ziet de KNOV formeel of informeel toe op naleving hiervan. Verkoper en koper beslissen individueel of zij van onderstaande uitgangspunten gebruik maken of niet.
Voor het bepalen van de hoogte van de overnamesom kan het volgende uitgangspunt gelden:
De overnamesom bedraagt een bepaald percentage1 van het gemiddelde inkomensdeel van de totale zorgomzet2 van de laatste drie jaren voorafgaand aan de overname.
Bovenstaande uitgangspunten kunnen gebruikt worden voor de berekenwijze van de overnamesom. Dit betekent dat er sprake is van onderhandelingsvrijheid van partijen. Immers bij een overname zullen de feiten en de lokale omstandigheden steeds anders liggen. Omdat u voor de berekening van de overnamesom informatie nodig hebt over het inkomensdeel geven wij u jaarlijks, tegelijkertijd met de vaststelling van de overige tarieven, een overzicht van het inkomensdeel van de drie voorafgaande jaren.’
In voetnoot 1 staat vermeld:
‘Dit percentage kan bijvoorbeeld 40% of ieder ander willekeurig lager of hoger percentage zijn.’
In voetnoot 2 staat vermeld:
‘Uitgangspunt is dat onder totale zorgomzet wordt verstaan omzet uit zowel de reguliere verloskundige zorg als omzet uit andere verloskundige werkzaamheden zoals bijvoorbeeld echo’s, counseling prenatale screening en versies. Laatstgenoemde werkzaamheden annex omzet tellen mee bij het bepalen van de zorgomzet voor zover deze na de praktijkovername worden voortgezet.’
3.10.
[naam 1] heeft [naam 5] op 23 mei 2023 medegedeeld dat de onderhandelingen met [naam 6] en [naam 7] niet zijn gelukt. [naam 1] en [naam 5] zijn daarom met elkaar gaan onderhandelen over de overnamesom. Zij hebben daar (middels hun advocaten) verschillende e-mails c.q. brieven over uitgewisseld, maar worden het niet eens welke methode gebruikt moet worden voor het berekenen van de door MAM te betalen goodwill.

4.Het geschil

4.1.
GSM vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de door MAM aan GSM uit te keren goodwill als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de maatschapsovereenkomst € 518.000,00 bedraagt;
II. MAM veroordeelt tot betaling aan GSM van € 518.000,00, te vermeerderen met de contractuele rente van 3% per jaar ex artikel 17 lid 5 van de maatschapsovereenkomst;
III. MAM veroordeelt in de proceskosten inclusief de nakosten, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en als betaling uitblijft te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
MAM voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Welke methode moeten partijen gebruiken voor het berekenen van de goodwill?
5.1.
In artikel 17 lid 2 van de maatschapsovereenkomst staat beschreven hoe de goodwill berekend moet worden wanneer de voortzettende maat het aandeel van de uittredende maat overneemt. Daarin staat onder andere dat als onderling overleg tussen partijen geen resultaat heeft, zij (en/of hun adviseurs) de goodwill moeten berekenen op basis van de op het tijdstip van het eindigen der maatschap geldende methodiek van de KNOV, dan wel bij gebreke hieraan, een in redelijkheid vast te stellen goodwill.
5.2.
Partijen hebben een geschil over welke methode zij voor het berekenen van de goodwill moeten gebruiken. Kort samengevat stelt GSM dat er geen geldende KNOV-methode voor het berekenen van goodwill bestaat, waardoor op grond van artikel 17 lid 2 van de maatschapsovereenkomst een in redelijkheid vast te stellen goodwill moet worden berekend. Dit wordt door MAM gemotiveerd betwist.
5.3.
Het gaat in dit geval om de uitleg van zakelijke bepalingen die met professionele rechtsbijstand schriftelijk zijn vastgelegd, terwijl die bepalingen ertoe strekken de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. Daarom komt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen in beginsel grote betekenis toe. Bij de uitleg zijn verder onder andere van belang de omvang en gedetailleerdheid van de bepalingen, de wijze van totstandkoming en de overige bepalingen. [1] Echter, ook wanneer bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval steeds meebrengen dat een andere dan de taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Doorslaggevend blijft uiteindelijk de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [2] Bij de uitleg van wat partijen zijn overeengekomen kunnen bovendien ook gedragingen en verklaringen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn. [3] Die latere gedragingen en verklaringen kunnen immers een indicatie vormen van de door partijen beoogde inhoud van de overeenkomst.
5.4.
In artikel 17 lid 2 van de maatschapsovereenkomst staat dat partijen de goodwill moeten berekenen op basis van de ‘
op het tijdstip van eindigen der maatschap geldende methodiek van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen’. GSM stelt dat uit het informatieblad (zie 3.9) blijkt dat de KNOV geen uitgangspunten voor de berekening van goodwill oplegt aan haar leden, waardoor geen sprake is van een geldende methodiek. Dit wordt door MAM betwist, waarbij zij heeft aangevoerd dat het woord ‘geldende’ in artikel 17 lid 2 van de maatschapsovereenkomst niet als ‘opgelegd, verplicht of voorgeschreven’ moet worden uitgelegd, maar als ‘actueel, huidig, vigerend of (op dit moment) van toepassing’. Partijen hebben volgens haar in de maatschapsovereenkomst niet de keuze gemaakt voor de KNOV-methode omdat zij die als leden van de KNOV verplicht moeten hanteren, maar omdat zij er vrijwillig voor gekozen hebben om hun onderlinge rechtsverhouding op die basis vorm te geven. Volgens de rechtbank is de uitleg van MAM juist, waarbij zij de volgende omstandigheden van belang acht.
5.5.
Allereerst is van belang dat het informatieblad van de KNOV één methode beschrijft, waardoor geen sprake is van een situatie waarbij er meerdere KNOV-methodes bestaan, zodat het niet duidelijk is naar welke KNOV-methode de maatschapsovereenkomst verwijst. Er staat in het informatieblad niet dat met die methode goodwill kan worden berekend, maar het is de rechtbank voldoende gebleken dat het daar wel voor kan worden gebruikt. Artikel 17 lid 2 van de maatschapsovereenkomst verwijst namelijk naar die methode. Dat artikel is volgens partijen ontleend aan een standaardcontract van de KNOV, wat erop wijst dat volgens de KNOV haar methode kan worden gebruikt voor het berekenen van de goodwill. Partijen zijn bij het opstellen van de nieuwe maatschapsovereenkomst bijgestaan en geadviseerd door een advocaat en notaris, waardoor het niet voor de hand ligt dat zij niet bij de inhoud en de toepasbaarheid van dit artikel stil hebben gestaan, waarover later meer.
5.6.
Door GSM is aangevoerd dat de voorbeeld berekening op het informatieblad ambigu is in die zin dat het percentage voor de berekening nog dient te worden bepaald. Het klopt dat partijen het percentage voor de berekening volgens het informatieblad zelf moeten bepalen, waarbij als voorbeeld een percentage van 40% wordt genoemd (zie voetnoot bij 3.9.). Maar ook dat betekent volgens de rechtbank niet dat geen sprake is van een geldende methode. Van enige ambiguïteit in de beschrijving van de methode is geen sprake, nu in het informatieblad een voorbeeld berekening is uitgewerkt om duidelijk te maken tot welke concrete toepassing de methode kan leiden. Dat deze methode in de praktijk toepasbaar is, blijkt uit de omstandigheid dat deze methode in het verleden is gebruikt als vertrekpunt voor het berekenen van de goodwill bij het toetreden van [naam 1] en [naam 5] tot de maatschap en bij het uittreden van [naam 3] , [naam 2] en [naam 4] . Het ligt daardoor voor de hand om ook in de onderhavige situatie deze methode te hanteren. Dat met de oud-maten uiteindelijk bedragen zijn overeengekomen die niet overeenstemmen met de berekening op basis van de KNOV-methode, doet daar niet aan af. Partijen hebben namelijk in de maatschapsovereenkomst de keuze gemaakt om de KNOV-methode toe te passen, maar ruimte opengelaten om dit niet te doen als zij dat met elkaar overeenkomen. Met inachtneming van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de KNOV-methode in beginsel moet worden toegepast voor het berekenen van de goodwill.
5.7.
Door GSM is naar voren gebracht dat [maatschap] gelet op onder andere de gerealiseerde overwinsten, omzet en kosten niet te vergelijken is met een normpraktijk waar de KNOV-methode volgens het informatieblad vanuit gaat. Hierdoor is de KNOV-methode volgens GSM in dit geval niet geschikt. Zij onderbouwt dit met een overgelegde memo van Touché Advies. Tijdens de mondelinge behandeling heeft GSM aan die stellingen verder de conclusie verbonden dat het hanteren van de KNOV-methode om die reden naar maatstaven en redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
GSM wordt hierin door de rechtbank niet gevolgd. Uit de door GSM overgelegde financiële overzichten maakt de rechtbank op dat al voor het aangaan van de nieuwe maatschapsovereenkomst in juli 2021 sprake was van een toename van de overwinsten van [maatschap]. Kennelijk was dit voor partijen toen geen reden om de bepaling over de berekening van de goodwill in de nieuwe maatschapsovereenkomst te herzien. Ook de door partijen ingeschakelde advocaat en notaris hebben daar niets mee gedaan, terwijl artikel 17 lid 2 van de nieuwe maatschapsovereenkomst wel op een aantal punten tekstueel is gewijzigd ten aanzien van de bepaling uit de vorige maatschapsovereenkomst. Daaruit kan worden afgeleid dat de advocaat, notaris en/of partijen in zekere mate bij die bepaling stil hebben gestaan, althans in elk geval de nieuwe versie van dat artikel zoals die uit het standaardcontract van de KNOV komt hebben overgenomen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat GSM onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht om aan te nemen dat het hanteren van de KNOV-methode in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.8.
Door GSM is een verklaring voor recht gevorderd dat de door MAM aan GSM uit te keren goodwill als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de maatschapsovereenkomst
€ 518.000,00 bedraagt. De rechtbank zal deze vordering afwijzen. GSM heeft dat bedrag berekend met de (EBITDA) multiple methode. Zoals hiervoor is overwogen, moet in dit geval de goodwill worden berekend met de KNOV-methode. Daarbij merkt de rechtbank op dat het hanteren van de (EBITDA) multiple methode in deze situatie ook niet voor de hand ligt, nu deze methode nog niet eerder binnen de maatschap bij het in- of uittreden van maten is gebruikt.
Welk percentage moeten partijen hanteren voor het berekenen van de goodwill?
5.9.
Gelet op het voorgaande, kan MAM niet veroordeeld worden tot het betalen van een bedrag van € 518.000,00. Het is de vraag welk bedrag aan goodwill MAM dan wel aan GSM moet betalen. Volgens de KNOV-methode moet dit berekend worden door een bepaald percentage te nemen van het gemiddelde inkomensdeel van de totale zorgomzet van de laatste drie jaren voorafgaand aan de overname. Als voorbeeld noemt het informatieblad een percentage van 40% (zie voetnoot bij 3.9.).
5.10.
GSM stelt dat als de KNOV-methode wel moet worden toegepast, de KNOV geen percentage van 40% voorschrijft en voor het bepalen van het percentage gekeken worden naar de lokale feiten en omstandigheden. Het percentage moet op basis daarvan volgens GSM veel hoger dan 40% zijn. GSM geeft daarbij aan dat zij er voor open staat dat een onafhankelijk waarderingsdeskundige met ervaring en kennis op het gebied van overnames in de (verloskundigen)zorg en commerciële activiteiten wordt aangewezen om dit vast te stellen.
5.11.
MAM betwist dat in dit geval een hoger percentage dan 40% moet worden gehanteerd voor het berekenen van de goodwill. Het percentage van 40% is binnen de maatschap bij het intreden en het uitreden van maten altijd het vertrekpunt geweest. Bij de laatste twee transacties zijn op het percentage van 40% wel correcties toegepast, maar dat waren volgens MAM neerwaartse correcties die verband hielden met (nog steeds) bestaande onzekere toekomstverwachtingen over of eerstelijns verloskundigen ook in de toekomst een zelfstandige praktijk kunnen blijven uitoefen vanwege voortgaande beleidsvorming van de overheid. Volgens MAM zijn er geen redenen om een opwaartse correctie op het percentage toe te passen.
5.12.
Volgens de rechtbank klopt het dat de KNOV het percentage van 40% niet voorschrijft. Nu door MAM gemotiveerd is betwist dat het percentage in dit geval hoger dan 40% moet zijn, had het op de weg van GSM gelegen om te onderbouwen welke lokale feiten en omstandigheden maken dat wel een hoger percentage gehanteerd moet worden en wat voor percentage het dan (ongeveer) had moeten zijn. Doordat GSM dit heeft nagelaten, is het voor de rechtbank niet mogelijk om te bepalen hoeveel goodwill MAM aan GSM moet betalen. De rechtbank ziet geen reden om daar een onafhankelijk waarderingsdeskundige in het schakelen. Artikel 17 lid 2 van de maatschapsovereenkomst bepaalt namelijk dat als partijen er niet uitkomen om de waarde van het overgenomen deel vast te stellen, dit zal moeten worden vastgesteld aan de hand van een door een onafhankelijk accountant op te stellen balans. Weliswaar moet de goodwill volgens dat artikel eigenlijk door partijen (en/of hun adviseurs) worden berekend, maar in dit geval ligt het voor de hand dat partijen daar ook de onafhankelijk accountant voor inschakelen. Hierdoor ziet de rechtbank geen reden om daar een onafhankelijk waarderingsdeskundige voor te benoemen.
5.13.
Nu de rechtbank de waarde van de goodwill niet kan berekenen, wordt ook de gevorderde betaling daarvan (geheel) afgewezen.
Proceskosten
5.14.
GSM is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van MAM worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
13.799,00
5.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van GSM af,
6.2.
veroordeelt GSM in de proceskosten van € 13.799,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als GSM niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt GSM tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.

Voetnoten

1.Vgl. HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909, NJ 2007/576, Derksen/Homburg; HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178, NJ 2007/575, Meyer Europe/Pont Meyer.
2.HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, NJ 2013/214, Lundiform/Mexx; HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493, DSM/Fox; HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981/635, Haviltex.
3.Vgl. Hoge Raad 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2012:BX5572.