ECLI:NL:RBOVE:2025:4814

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
ak_24_2485
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen blokkenwand in overeenstemming met omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 18 juli 2025, wordt het beroep van eisers, [eiser 1] V.O.F., [eiser 2] en [eiser 3], tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Enschede om handhavend op te treden tegen een blokkenwand ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de blokkenwand is gebouwd in overeenstemming met de verleende omgevingsvergunningen en dat er geen sprake is van een overtreding. De eisers, die zich niet konden verenigen met het besluit van het college, voerden verschillende beroepsgronden aan, maar de rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geweigerd om handhavend op te treden. De uitspraak legt uit dat de vergunningen voldoende duidelijkheid bieden over de plaatsing van de blokkenwand en dat de stellingen van eisers niet zijn onderbouwd. De rechtbank bevestigt dat het beroep ongegrond is en dat de eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2485
uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel in de zaak tussen

[eiser 1] V.O.F.,

[eiser 2]en
[eiser 3],
allen uit [plaats 1], eisers,
(gemachtigde: mr. D. Quakernaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede

(gemachtigde: [gemachtigde]).
Als derde-partijen nemen deel aan dit geding:
[derde belanghebbende 1] B.V.en
[derde belanghebbende 2] B.V., uit [plaats 2],
(gemachtigde: mr. R. Blom).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) om handhavend op te treden tegen een blokkenwand op het perceel [adres 1]. Eisers zijn het niet eens met dit besluit. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college terecht geweigerd heeft om handhavend op te treden. De blokkenwand is in overeenstemming met de verleende omgevingsvergunningen gebouwd en er is geen sprake van een overtreding. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 18 maart 2024 op het bezwaar van eisers is het college bij het besluit van 3 november 2023, waarbij geweigerd is om handhavend op te treden, gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep, tegelijk met het beroep van eisers met kenmerk ZWO 24/2482, op 16 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- eisers [eiser 2] en [eiser 3], bijgestaan door
mr. D. Quakernaat,
- namens het college [gemachtigde],
- namens de derde-partijen mr. Blom.

De feiten

3.1.
[eiser 1] v.o.f. (hierna: [eiser 1]) is gevestigd aan de [adres 2], op een bedrijventerrein. Eisers [eiser 2] en
[eiser 3] wonen ook op dit adres. Het perceel van eisers grenst aan de achterzijde aan een terrein, [adres 3], dat in gebruik is bij [derde belanghebbende 1] B.V. en bij [derde belanghebbende 2] B.V. (hierna, respectievelijk: [derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2]).
3.2.
[derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2] vormen een groep ondernemingen die zich bezighouden met de recycling van metalen. Zij zijn gevestigd aan de [adres 4].
3.3.
Langs de grenzen van het terrein van [derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2] aan de [adres 1] is een wand van betonnen blokken gerealiseerd. Ten behoeve van (delen van) de blokkenwand is op twee verschillende tijdstippen een omgevingsvergunning verleend, te weten op 28 januari 2019 en op 25 april 2023.
3.4.
Op 3 juli 2023 hebben eisers het college verzocht om handhavend op te treden tegen de blokkenwand. Bij besluit van 3 november 2023 heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen. Bij besluit van 18 maart 2024 heeft het college het door ingediende bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft het oude recht, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals dit gold voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, van toepassing als het tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt.
4.2.
Omdat het door eisers gedane handhavingsverzoek dateert van 3 juli 2023, dat is voor het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking is getreden, is het oude recht hierop van toepassing gebleven.
Inhoudelijke beoordeling
5.1.
De rechtbank stelt vast dat het door eisers ingediende handhavingsverzoek met name betrekking heeft op de langs de perceelgrens met het perceel van eisers opgerichte blokkenwand. Eisers stellen zich op het standpunt dat de wand langs de perceelgrens op een andere plek is opgericht dan waarvoor vergunning is verleend. Als gevolg van de op deze plek opgerichte blokkenwand werkt de langs de perceelgrens in de bodem aangebrachte drainagebuis niet naar behoren.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat op 28 januari 2019 een omgevingsvergunning is verleend voor de blokkenwand langs de perceelgrens met het perceel van eisers. De rechtbank is van oordeel dat uit de bij deze omgevingsvergunning behorende stukken, waaronder de bij de aanvraag behorende situeringstekening, voldoende duidelijk blijkt dat het de bedoeling is geweest om vergunning te verlenen voor een blokkenwand op de plek waar deze daadwerkelijk is gerealiseerd. In dit verband is ook van belang dat op het bij deze vergunning behorende aanvraagformulier van 24 september 2018 voor wat betreft de situering het volgende is vermeld:
‘Betreft: realisatie van een geluidswand rondom het bedrijfsterrein op de erfscheiding.’
Aan de bij deze aanvraag behorende funderingstekening, waarnaar eisers hebben verwezen, kan voor wat betreft de situering van de blokkenwand niet die betekenis worden toegekend die eisers daaraan toegekend wensen te zien. Een dergelijke tekening heeft betrekking op de constructie van de fundering en ziet niet op de vraag wat de exacte plek is waar de blokkenwand zou worden opgericht. Nu op basis van de bij deze omgevingsvergunning behorende stukken voldoende duidelijk is dat vergunning is verleend voor het oprichten van een blokkenwand op de erfscheiding, is in zoverre geen sprake van een overtreding.
5.2.
Eisers hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat de blokkenwand in enig ander opzicht is opgericht in strijd met de verleende omgevingsvergunningen. In deze omgevingsvergunningen is niet voorgeschreven hoeveel betonblokken [derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2] voor de blokkenwand moeten gebruiken. Dat de muur nog niet is afgebouwd, hoefde voor het college geen reden te vormen om handhavend op te treden. Van een overtreding van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is immers geen sprake. De stelling van eisers dat door de blokkenwand de werking van de ondergrondse drainagebuis wordt aangetast en eisers hierdoor waterlast ondervinden, is niet onderbouwd en staat bovendien haaks op de bevindingen van door het college uitgevoerde controles ter plaatse. Ook hiermee hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de blokkenwand in strijd met de verleende omgevingsvergunning is opgericht.
5.3.
Nu geen sprake is van een overtreding, kon hiertegen dan ook niet handhavend worden opgetreden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college terecht heeft geweigerd om handhavend op te treden tegen de blokkenwand op het perceel [adres 1].

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering om handhavend op te treden tegen de blokkenwand in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, en mr. M. van Veelen en mr. B.A.J. Haagen, leden, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op .
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.