ECLI:NL:RBOVE:2025:4819

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/08/317011 / FA RK 24-1597
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning en vaststelling van vaderschap in een internationale context met Oekraïense en Nederlandse betrokkenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een minderjarige, geboren uit een Oekraïense moeder en een Nederlandse vader. De moeder, die in Nederland verblijft op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, heeft verzocht om het vaderschap van de heer [naam 2] te ontkennen, omdat hij niet de biologische vader is van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder op 24 maart 2023 is gescheiden van de heer [naam 2] en dat de biologische vader, de heer [naam 1], met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,99% de vader is van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft de echtscheiding van de moeder en de heer [naam 2] erkend en het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de heer [naam 2] toegewezen. Tevens heeft de rechtbank het ouderschap van de heer [naam 1] vastgesteld en bepaald dat [minderjarige 1] de achternaam van haar vader zal dragen. De rechtbank heeft de taak van de bijzondere curator beëindigd, maar deze kan herleven indien een rechtsmiddel wordt ingesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de kosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/317011 / FA RK 24-1597
beschikking van 9 juli 2025
inzake
[de moeder] ,
verder te noemen: de moeder of de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. M.A. Knobben,
en

1.[naam 1] ,

verder te noemen: de heer [naam 1] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
belanghebbende inzake de vaststelling vaderschap,
tevens informant inzake de ontkenning vaderschap,

2. [naam 2] ,

verder te noemen: de heer [naam 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende inzake de ontkenning vaderschap,

2. mr. J.E. Bruning, bijzondere curator,

verder te noemen: mr. Bruning of de bijzondere curator,
belanghebbende.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 2 september 2024 heeft de rechtbank mr. J.E. Bruning benoemd tot bijzondere curator en iedere verdere beslissing aangehouden.
1.2.
Hierna heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:
  • een brief van mr. Bruning, binnengekomen op 14 oktober 2024;
  • de uitstelverzoeken van mr. Bruning, binnengekomen op 25 oktober 2024, respectievelijk 25 november 2024;
  • de rapportage van de bijzondere curator, binnengekomen op 19 december 2024;
  • een brief van de vrouw en de heer [naam 1] , binnengekomen op 31 december 2024;
  • een brief van mr. Knobben, binnengekomen op 7 januari 2025;
  • een brief van mr. Knobben, met bijlage, binnengekomen op 11 februari 2025;
  • de tijdens de mondelinge behandeling voorgelezen brief door mr. Knobben.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 23 mei 2025 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- partijen, bijgestaan door hun advocaten;
- de bijzondere curator;
- [medewerker de raad] , namens de raad voor de kinderbescherming, verder te noemen: de raad.
1.4.
De heer [naam 2] is, hoewel behoorlijk opgeroepen (aangetekend per post), niet verschenen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling op 8 juli 2025 kennisgenomen van een nieuw uittreksel van de geboorteakte van [minderjarige 1] .

2.De feiten

2.1.
Uit de moeder is geboren:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2023.
2.2.
De moeder is daarnaast de moeder van:
  • [naam 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2005;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2012.
2.3.
Uit de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) volgt dat de vrouw zich op
30 maart 2022 in Nederland heeft gevestigd.
2.4.
Uit de BRP volgt dat de moeder, [minderjarige 1] en de heer [naam 2] (in ieder geval) de Oekraïense nationaliteit hebben. De heer [naam 1] heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
I. het ouderschap van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 4] 1980, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, ten aanzien van
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 1] gerechtelijk vast te stellen;
II. te bepalen dat
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 1] , de geslachtsnaam van vader zal dragen;
Subsidiair
III. het vaderschap van [naam 2] ten aanzien van
[minderjarige 1]geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 1] te ontkennen;
IV. het ouderschap van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 4] 1980, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, ten aanzien van
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 1] gerechtelijk vast te stellen;
V. te bepalen dat
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 1] , de geslachtsnaam van vader zal dragen;
Primair en subsidiair
VI. kosten rechtens.

4.De beoordeling

De huidige stand van zaken
4.1.
Alvorens inhoudelijk in te gaan op het verzoek van de moeder, stelt de rechtbank vast dat de situatie is gewijzigd ten opzichte van de mondelinge behandeling.
4.2.
Uit de overgelegde stukken en ten tijde van de mondelinge behandeling volgt dat de moeder in Oekraïne is gescheiden van de heer [naam 2] . De echtscheiding is op 24 maart 2023 uitgesproken door de Rechtbank Bila Tserkva in Oekraïne. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 1] heeft deze beschikking niet kunnen verwerken omdat de echtscheidingsbeschikking in Oekraïne pas rechtskracht krijgt wanneer de Oekraïense ambtenaar van de burgerlijke stand de beschikking heeft ontvangen en verwerkt, zo volgt uit een door de moeder overgelegde e-mail van de gemeente van 21 juni 2023. Op 22 april 2024 heeft de moeder zich gewend tot de ambassade van Oekraïne. De moeder heeft een verklaring afgegeven dat zij niet langer gehuwd is. Deze verklaring is bekrachtigd door de ambassadeur van Oekraïne. Het is de rechtbank niet bekend of de moeder voorafgaand aan de mondelinge behandeling met die verklaring van de ambassade van Oekraïne van
22 april 2024 opnieuw naar de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 1] is gegaan om de echtscheidingsbeschikking te laten inschrijven.
4.3.
In de BRP geraadpleegd op 1 juli 2024 stond bij de moeder geen huwelijk vermeld. Bij [minderjarige 1] stond in de BRP geraadpleegd op 1 juli 2024 geen juridische vader vermeld. Uit de geboorteakte van [minderjarige 1] , opgemaakt op 7 augustus 2024 stond ook geen juridische vader vermeld. De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling opnieuw een uittreksel van de BRP opgevraagd op 10 juni 2025. Inmiddels staat in de BRP dat de moeder gescheiden is van de heer [naam 2] . Ook staat er dat de heer [naam 2] is aangemerkt als de vader van [minderjarige 1] . De rechtbank heeft daarom vervolgens mr. Knobben verzocht om een recent afschrift van de geboorteakte [minderjarige 1] . Uit de geboorteakte van [minderjarige 1] opgemaakt op 1 juli 2025 volgt op de latere vermelding betreffende ambtshalve verbetering dat op 26 november 2024 de heer [naam 2] is vermeld als de juridische vader van [minderjarige 1] .
Internationaal privaatrecht (IPR)
4.4.
De zaak heeft een internationaal karakter. Nu de moeder, [minderjarige 1] en de heer [naam 1] in Nederland wonen, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten aanzien van de verzoeken tot ontkenning en vaststelling van het vaderschap. Het toepasselijk recht zal de rechtbank per onderwerp vaststellen.
4.5.
De rechtbank voegt in de bijlage, aangehecht aan deze beschikking, een uittreksel toe van de toegepaste bepalingen uit het Oekraïense familierecht. De rechtbank heeft ambtshalve de Familiecode van Oekraïne d.d. 10.01.2002 nr. 2947-III geraadpleegd. De artikelen zijn vertaald naar het Nederlands, maar het betreft geen officiële vertaling.
Ontkenning van het vaderschap en de echtscheiding
4.6.
De moeder heeft verzocht om het vaderschap van de heer [naam 2] te ontkennen, omdat hij niet de vader is van [minderjarige 1] . De moeder heeft ter ondersteuning van haar standpunt de resultaten van het DNA-onderzoek overgelegd, waaruit blijkt dat de heer [naam 1] met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,99% de biologische vader is van [minderjarige 1] .
4.7.
De rechtbank dient eerst te beoordelen tot wie [minderjarige 1] door de geboorte in familierechtelijke betrekking is komen te staan. Daarbij moet eerst de vraag beantwoord worden of [minderjarige 1] binnen of buiten het huwelijk is geboren van de moeder en de heer [naam 2] .
Binnen of buiten het huwelijk geboren?
4.8.
Op grond van artikel 10:57 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een in het buitenland verkregen ontbinding van het huwelijk in Nederland erkend, indien zij is verkregen na een behoorlijke rechtspleging en de echtscheiding tot stand is gekomen door een beslissing van een rechter of andere autoriteit aan wie daartoe rechtsmacht toekwam. Bij de vraag naar de erkenning van een buitenlandse huwelijksontbinding vindt geen inhoudelijke toetsing plaats, zodat niet wordt getoetst of de echtscheidingsbeslissing op inhoudelijk juiste gronden is gegeven.
4.9.
Uit de door de moeder overgelegde stukken volgt dat de echtscheiding in Oekraïne is uitgesproken en dat de echtscheidingsbeschikking op 24 april 2023 in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 114 jo. 115 Oekraïens Burgerlijk Wetboek). De echtscheiding is – volgt uit het BRP-uittreksel ná de mondelinge behandeling – ook ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van [geboorteplaats 1] . Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de echtscheiding tussen de moeder en de heer [naam 2] tot stand is gekomen door een beslissing van de Oekraïense rechter aan wie rechtsmacht toekwam, zodat de echtscheiding voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
4.10.
Het bovenstaande betekent ook dat de moeder al gescheiden was van de heer [naam 2] op het moment van de geboorte van [minderjarige 1] , nu zij geboren is op [geboortedatum 1] 2023.
4.11.
Of [minderjarige 1] door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de moeder en de met haar gehuwde persoon of gehuwd geweest zijnde persoon (de heer [naam 2] ), wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Voor alles geldt dat bepalend is het tijdstip van geboorte van [minderjarige 1] : [geboortedatum 1] 2023.
Welk recht moet er toegepast worden op de ontkenning?
4.12.
De heer [naam 2] en de moeder hebben de Oekraïense nationaliteit. De moeder is vanwege de oorlog in Oekraïne naar Nederland gevlucht. Zij had op het tijdstip van de geboorte van [minderjarige 1] geen verblijfsvergunning, maar verblijft in Nederland op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de Europese Unie (hierna: Richtlijn), zodat artikel 10:17 BW niet van toepassing is. Anders dan de bijzondere curator overweegt de rechtbank dat het verblijfsrecht op grond van de Richtlijn niet gelijk is te stellen aan een verblijfsrecht op grond van artikel 28 Vreemdelingenwet 2000, zodat niet kan worden aangeknoopt bij artikel 10:17 BW. Personen die onder de Richtlijn vallen in Nederland krijgen tijdelijke bescherming en geen verblijfsvergunning, maar hebben rechtmatig verblijf op grond van een ingediende asielaanvraag. De vraag welke status iemand toekomt wordt opgeschort door de Richtlijn.
4.13.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – het primaire verzoek van de vrouw dat is gegrond op artikel 10:17 BW afwijzen.
4.14.
Nu niet kan worden aangeknoopt bij het Nederlands recht omdat de heer [naam 2] en de moeder beschikken over een gemeenschappelijke nationaliteit, is Oekraïens recht van toepassing. Naar Oekraïens recht wordt onder andere de man die de echtgenoot was van de moeder van het kind als de vader beschouwd. Oekraïne kent geen onderscheid tussen wettige en onwettige kinderen. Er bestaat een vermoeden van vaderschap indien het kind binnen het huwelijk is geboren of na tien maanden na beëindiging of nietigverklaring van huwelijk (artikel 122, lid 1 en 2 Oekraïens Burgerlijk Wetboek).
4.15.
Naar Oekraïens recht kan de degene die als vader van het kind is opgenomen in de akte van geboorte van het kind het vaderschap ontkennen middels een verzoekschrift aan de rechtbank na de geboorte van het kind en vóór het bereiken van de meerderjarigheid van het kind. Daarnaast kan de moeder van het kind het vaderschap van haar man ontkennen door een gerechtelijke procedure te starten als een andere persoon het vaderschap over het kind erkent (artikel 138, lid 1 en 2 Oekraïens Burgerlijk Wetboek).
4.16.
De moeder dient deze procedure te starten binnen een jaar na de geboorte (artikel 138, lid 3 Oekraïens Burgerlijk Wetboek). De moeder heeft haar verzoek heeft ingediend op 14 juni 2024 en [minderjarige 1] geboren is op [geboortedatum 1] 2023. De rechtbank stelt vast dat de moeder voldoet aan de voornoemde termijn en daarom ontvankelijk is in haar verzoek.
Het standpunt van de bijzondere curator en de raad
4.17.
De bijzondere curator heeft zich op het standpunt gesteld dat zij het in het belang van [minderjarige 1] vindt dat duidelijkheid ontstaat over het vaderschap. De bijzondere curator meent dat de ontkenning van het vaderschap van de heer [naam 2] in het belang van [minderjarige 1] is. [minderjarige 1] kent haar juridische vader niet en er valt niet te verwachten dat [minderjarige 1] in de toekomst iets van hem te verwachten heeft. Hij is ook niet de biologische vader van [minderjarige 1] . De verstandhouding tussen de moeder en de heer [naam 2] is niet goed. De moeder woont in Nederland en de heer [naam 2] in Oekraïne. De biologische vader van [minderjarige 1] is in haar leven en wil graag een vaderrol vervullen. Hij wil graag het gezag over [minderjarige 1] uitoefenen en dat [minderjarige 1] van hem kan erven. Bovendien is het voor haar sociaal-emotionele ontwikkeling van groot belang dat [minderjarige 1] weet van wie zij afstamt en dat zij in juridische verhouding tot haar beide ouders staat. De bijzondere curator komt tot de conclusie dat het verzoek moet worden toegewezen.
4.18.
De raad sluit zich hierbij aan.
Het oordeel van de rechtbank
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de heer [naam 2] niet de biologische vader is van [minderjarige 1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de verklaringen van de moeder en de heer [naam 1] te twijfelen, mede gelet op de uitslag van het DNA-onderzoek. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] dat zij weet van wie zij afstamt en dat zij een juridische vader heeft. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder om de ontkenning van het vaderschap van de heer [naam 2] over [minderjarige 1] , toewijzen. Nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, wordt het vaderschap geacht nimmer gevolg te hebben gehad (artikel 1:202, lid 1 BW).
Gerechtelijke vaststelling het vaderschap
Welk recht moet er toegepast worden op de vaststelling van het vaderschap?
4.20.
Op grond van artikel 10:97, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de vraag of en onder welke voorwaarden ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben, of, indien dit ook ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Op grond van lid 3 van voornoemd artikel is het tijdstip van indiening van het verzoek bepalend. Nu de moeder de Oekraïnse nationaliteit heeft en de heer [naam 1] de Nederlandse nationaliteit, ontbreekt een gemeenschappelijke nationaliteit. Omdat de moeder en de heer [naam 1] samen in Nederland wonen en een gezin vormen hebben, is hun gewone verblijfsplaats Nederland. De rechtbank is daarom van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is.
Het standpunt van de bijzondere curator en de raad
4.21.
De bijzondere curator adviseert om dit verzoek van de moeder ook toe te wijzen. Vaststaat dat de heer [naam 1] de verwekker is van [minderjarige 1] en dat zij de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt heeft. Van gronden die de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap niet mogelijk zouden maken is geen sprake. De vaststelling van het vaderschap van de heer [naam 1] is in het belang van [minderjarige 1] . Het is in haar belang dat zij – op zo kort mogelijke termijn – in een afstammingsrelatie komt te staan tot haar vader. Voorts is naar Oekraïens recht een voorwaarde voor de gegrondverklaring van het verzoek tot ontkenning van vaderschap dat dit verzoek gelijktijdig wordt gedaan met het verzoek tot erkenning van een minderjarige zodat er geen afstammingsvacuüm ontstaat.
4.22.
De raad sluit zich aan bij het advies van de bijzondere curator.
Het oordeel
4.23.
In artikel 1:207, lid 1 BW staat dat het ouderschap van een persoon door de rechtbank kan worden vastgesteld als deze persoon de verwekker is van het kind. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat de heer [naam 1] de biologische vader is van [minderjarige 1] , zodat daarmee vaststaat dat de man de verwekker is van [minderjarige 1] . De rechtbank stelt vast dat de afwijzingsgronden, zoals genoemd in lid 2, zich hier niet voordoen. Voorts stelt de rechtbank vast dat de moeder het verzoek heeft gedaan binnen de termijn zoals genoemd in lid 3 van artikel 1:207 BW. De rechtbank zal daarom het ouderschap van de man vaststellen over [minderjarige 1] . Dit betekent dat de rechtbank verzoek van de moeder zal toewijzen.
De geslachtsnaam van [minderjarige 1]
4.24.
De moeder en de heer [naam 1] wensen dat [minderjarige 1] de achternaam van haar (biologische) vader gaat dragen.
Het standpunt van de bijzondere curator en de raad
4.25.
De bijzondere curator adviseert de rechtbank om het verzoek toe te wijzen. Het belang van [minderjarige 1] om de achternaam van haar vader te dragen en de wens van de biologische ouders, maken dat dit verzoek toegewezen dient te worden wanneer het vaderschap van de heer [naam 1] gerechtelijk wordt vastgesteld.
4.26.
De raad kan zich vinden in de wens van de ouders en het advies van de bijzondere curator.
Het oordeel
4.27.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:5, lid 2 BW een kind ingeval van een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap de geslachtsnaam van de moeder krijgt, tenzij de moeder en de vader ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. De rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het vaderschap vermeldt de verklaring van de ouders omtrent de geslachtsnaamkeuze.
4.28.
Nu beide ouders hebben verklaard dat zij willen dat [minderjarige 1] de achternaam van haar vader gaat dragen, zal de rechtbank in het dictum opnemen dat [minderjarige 1] bij de vaststelling van het vaderschap de geslachtsnaam van haar vader ‘ [naam 1] ’ zal krijgen.
Beëindiging taak bijzondere curator
4.29.
De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht één van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator. De rechtbank zal daarom beslissen als hierna vermeld.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
4.30.
De moeder heeft verzocht om de beslissing zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Omdat de aard van de zaak zich verzet tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking (art. 1:202, lid 1 BW jo. art. 1:207, lid 5 BW), zal de rechtbank het hiertoe strekkende verzoek afwijzen.
De proceskosten
4.31.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder ten aanzien van de proceskosten toewijzen, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
erkent de op 24 maart 2023 uitgesproken echtscheiding tussen de moeder en de heer [naam 2] door de Rechtbank Bila Tserkva in Oekraïne;
5.2.
verklaart gegrond het door de moeder ingediende verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de heer [naam 2] over [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2023;
5.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 1] een latere
vermelding op te maken van voormelde gegrondverklaring van de ontkenning van het door
het huwelijk ontstane vaderschap en deze toe te voegen aan de geboorteakte van [minderjarige 1] ;
5.4.
stelt vast het ouderschap van de heer [naam 1] over [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2023;
5.5.
stelt vast dat de moeder en de heer [naam 1] (de vader) hebben verklaard dat de minderjarige [minderjarige 1] de geslachtsnaam ‘ [naam 1] ’ zal hebben;
5.6.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] een latere
vermelding op te maken van voormelde vaststelling ouderschap en deze toe te voegen aan de geboorteakte van [minderjarige 1] ;
5.7.
verstaat dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking en slechts indien geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
5.8.
beschouwt de taak van de bijzondere curator als beëindigd, tenzij een rechtsmiddel wordt ingesteld;
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.10.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Bruggen in tegenwoordigheid van
mr. F.M.E. Liebregt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
Uittreksel geraadpleegde bepalingen Familiecode van Oekraïne d.d. 10.01.2002 nr. 2947-III
[afbeelding][afbeelding][afbeelding]