ECLI:NL:RBOVE:2025:4864

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
11775968 \ CV EXPL 25-1915
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-partners, [eiseres] en [gedaagde], die een relatie hebben gehad en samen een woning huren. De eiseres vordert dat de gedaagde de woning ontruimt, omdat zij het huurrecht van de woning wil toebedeeld krijgen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gedaagde de woning moet ontruimen, omdat de eiseres een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning, vooral gezien de zorg voor hun minderjarige kind. De rechter wijst de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van veertien dagen voor de gedaagde om de woning te verlaten. Daarnaast wordt de gedaagde verplicht om binnen vijf dagen na de ontruiming schriftelijk aangifte te doen van zijn adreswijziging. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede (zitting gehouden te Almelo)
Zaaknummer: 11775968 \ CV EXPL 25-1915
Vonnis in kort geding van 18 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L.R. Reinders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van 17 juli 2025;
- de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

[eiseres] en [gedaagde] hebben een relatie gehad. Partijen zijn het er niet over eens aan wie het huurrecht van de woning moet worden toebedeeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] de woning moet ontruimen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] en [gedaagde] huren met ingang van 1 juni 2023 de woning aan de
[adres] (hierna: de woning) van Ons Huis tegen een maandelijks verschuldigd bedrag van € 693,59.
3.2.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zijn ouders van
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017. De relatie is beëindigd.
3.3.
[gedaagde] verblijft op dit moment in de woning. [eiseres] verblijft samen met [minderjarige] elders, op wisselende adressen.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat zij met uitsluiting van [gedaagde] gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik en de bewoning van de woning aan de [adres], met bevel dat [gedaagde] de woning niet meer mag betreden,
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] te verlaten met, uitsluitend, als zijn eigen roerende goederen en de woning niet meer te betreden en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking aan [eiseres] te stellen, onder de voorwaarde dat [eiseres] de huurverplichting en de vaste lasten van de woning betaalt vanaf het moment dat [gedaagde] de woning verlaat,
III. bepaalt dat [gedaagde] gehouden is om zich uit te schrijven uit de gemeentelijke basisregisters op het adres van de woning aan de [adres], uiterlijk binnen drie dagen na de datum van betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,00;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
4.2.
Volgens [eiseres] is het, gelet op de om diverse redenen zeer slechte verhouding tussen partijen, niet mogelijk dat zij samen met [gedaagde] in de woning blijft. Zij wil met [minderjarige] in de woning blijven, om hem zodoende een veilige en stabiele woonomgeving te bieden. De belangenafweging moet dan ook in haar voordeel uitvallen. Verder dient [gedaagde] zich uit te schrijven in verband met het kunnen aanvragen van diverse toeslagen, aldus [eiseres] .
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Hij voert daartoe aan dat hij destijds op de woning heeft gereageerd en dat hij altijd de huur heeft betaald. Verder voert [gedaagde] aan dat hij samen met [eiseres] en hun minderjarige zoon in de woning kan blijven wonen. Voor het geval dit niet kan, voert [gedaagde] aan dat hij een vast contract heeft en dat hij een oppas kan regelen voor hun minderjarige zoon.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiseres] .
Toetsingskader in kort geding
5.2.
Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door [eiseres] wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Dat [gedaagde] destijds de woning heeft “geregeld” (en naar eigen zeggen tot op heden de huur betaalt), laat onverlet dat in casu sprake is van contractueel medehuurderschap. Op grond van analoge toepassing van het voor wettelijk medehuurderschap geldende artikel 6:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan [eiseres] de rechter vragen om te bepalen dat het huurrecht van de woning aan haar wordt toegewezen (ECLl:NL:HR:2021:1964). De rechter wijst die vordering alleen toe als dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is. De uitspraak van de rechter heeft werking tegenover de verhuurder. De billijkheid die in artikel 7:267 lid 7 BW wordt genoemd brengt mee dat de rechter een belangenafweging maakt om te bepalen aan wie het gebruikersrecht wordt toegekend.
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat het voor beide partijen niet eenvoudig zal zijn om op korte termijn andere woonruimte te vinden. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat beiden in staat zijn om de huur van de woning als enig huurder te betalen. In deze omstandigheden kan dan ook geen aanleiding worden gevonden voor een belangenafweging ten gunste van de een of de ander. Daarom zal de kantonrechter de overige omstandigheden en belangen beoordelen.
5.5.
[eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij op dit moment de zorg heeft voor [minderjarige] en dat het voortdurend wisselen van verblijfplaats een nadelig effect heeft op zijn welzijn. De kantonrechter is het met [eiseres] eens dat zij daarom een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning. In de stelling van [gedaagde] dat hij (tot dusver (kennelijk) voltijds werkend) de zorg op zich kan nemen door een oppas te regelen, wordt geen aanleiding gezien de belangenafweging in zijn voordeel uit te laten vallen.
5.6.
Dat betekent dat de voorzieningenrechter het waarschijnlijk acht dat in een bodemprocedure het huurrecht aan Zylinkska wordt toegewezen. De vordering om [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.
BRP-uitschrijving
5.7.
Gelet op de toegewezen vordering tot ontruiming en het door [eiseres] gestelde belang bij het doorgeven van zijn verhuizing aan de gemeente zal [gedaagde] worden veroordeeld om binnen vijf dagen na de ontruiming schriftelijk aangifte te doen van zijn adreswijziging. Dat het in eerste instantie gaat om een verplichting tegenover de overheid laat onverlet dat de contractuele medehuurder kan vorderen dat in zijn of haar belang de wederpartij wordt veroordeeld tot het verlenen van de noodzakelijke medewerking om uitschrijving van het voorheen gezamenlijk bewoonde adres te realiseren. De in dit kader gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te volgen.
Proceskosten
5.8.
In het feit dat partijen ex-partners zijn wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende als voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te verlaten met, uitsluitend, al zijn eigen roerende goederen en de woning niet meer te betreden en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking aan [eiseres] te stellen,
6.2.
bepaalt dat [gedaagde] gehouden is uiterlijk binnen vijf dagen na de ontruiming schriftelijk aangifte te doen van het door hem verlaten van de woning aan de
[adres], op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor elke dag dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 1.500,00,
6.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op
18 juli 20205.