ECLI:NL:RBOVE:2025:4936

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
11584908 \ CV EXPL 25-796
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over non-conformiteit van gereviseerd motorblok in BMW en ontbinding van de koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagden over een gereviseerd motorblok dat in de BMW van eiser is geplaatst. Ongeveer negen maanden na de plaatsing is het motorblok defect geraakt, wat heeft geleid tot een rechtszaak. Eiser stelt dat het motorblok niet voldeed aan de koopovereenkomst en vordert ontbinding van de overeenkomst, terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding. De kantonrechter overweegt dat volgens de wet, als gebreken zich binnen een jaar na aflevering openbaren, wordt vermoed dat deze al bestonden ten tijde van de aflevering. Aangezien gedaagden niet heeft aangetoond dat het motorblok bij aflevering in orde was, wordt aangenomen dat het motorblok non-conform was. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Eiser krijgt recht op terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding voor de geleden schade, inclusief kosten voor vervangend vervoer en onderzoekskosten. Gedaagden wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11584908 \ CV EXPL 25-796
Vonnis van 22 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen

1.[gedaagde 1],2. [gedaagde 2],

procederend voor zichzelf, namens [gedaagde 3] en in hoedanigheid van vennoot van [gedaagde 1],
3.
[gedaagde 3],
allen te [plaats],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
procederend zonder gemachtigde.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over de BMW van [eiser], waar door [gedaagden] een gereviseerd motorblok in geplaatst is. Het motorblok is ongeveer negen maanden na de plaatsing daarvan kapot gegaan. Tussen partijen is in geschil of het motorblok voldoet aan de koopovereenkomst en zo niet, wat de gevolgen daarvan zijn.
1.2.
De kantonrechter overweegt dat in de wet is bepaald dat, als afwijkingen zich binnen een jaar na de aflevering openbaren, wordt vermoed dat deze al bestonden ten tijde van de aflevering. Omdat uitzonderingen zich niet voordoen en [gedaagden] ook niets anders heeft aangetoond, wordt aangenomen dat het motorblok ten tijde van de aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. De conclusie is dan ook dat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst. De overeenkomst kon daarom ontbonden worden. [gedaagden] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs en vergoeding van een deel van de door [eiser] opgevoerde schadeposten. Op het door [gedaagden] te betalen bedrag strekt een bedrag van € 150,00 in mindering voor onderdelen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding uitgebracht op 17 februari 2025,
- de mondelinge conclusie van antwoord van 11 maart 2025,
- de brief van 13 maart 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte vermeerdering van eis van [eiser] van 23 mei 2025,
- de e-mail van de kantonrechter van 28 mei 2025, waarin om een nadere toelichting van de eiswijziging is gevraagd,
- de toelichting op de eiswijziging van [eiser] van 30 mei 2025,
- het verweer van [gedaagden] van 30 mei 2025,
- de mondelinge behandeling van 2 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [eiser].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] was eigenaar van een BMW 5 serie met kenteken [kenteken] (hierna: de BMW).
3.2.
[eiser] heeft in oktober 2023 door [gedaagden] een gereviseerd motorblok in de BMW laten plaatsen. Hij heeft hier een bedrag van € 12.005,62 voor betaald. Dit bedrag is inclusief € 1.000,00 statiegeld.
3.3.
Ongeveer twee weken later heeft [gedaagden] de EGR-klep van de BMW vervangen. [eiser] heeft het hiervoor in rekening gebrachte bedrag van € 382,36 voldaan.
3.4.
Op of omstreeks 24 april 2024 heeft Dusseldorp BMW Zwolle de EGR-preheater van de BMW vervangen. Dit is gebeurd naar aanleiding van een terugroepactie.
3.5.
Op 10 juli 2024 is [eiser] met de BMW gestrand. Er kon vanaf dat moment niet meer met de auto gereden worden. De BMW is door een bergingsbedrijf naar [gedaagden] gebracht.
3.6.
[gedaagden] heeft de BMW onderzocht. Op 28 juli 2024 heeft zij haar bevindingen per e-mail met [eiser] gedeeld. [gedaagden] geeft daarbij onder andere aan dat de motor helemaal defect is en dat zij vermoedt dat dit verband houdt met de door BMW Dusseldorp uitgevoerde werkzaamheden.
3.7.
Op 2 augustus 2024 heeft [eiser] aan [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) opdracht gegeven om de staat van de EGR-warmtewisselaar en de relatie tot de motorschade te onderzoeken. [bedrijf] heeft op 11 november 2024 een rapport van haar bevindingen uitgebracht. In dit rapport staat onder andere:
3.1 Toedracht
(…) Wij vernamen dat het voertuig na 10 Juli 2024 bij de reparateur werd aangeboden met wederom een defecte motor. Het voertuig had op dat moment 224.067 kilometers gepresteerd. (…)
6. OORZAAK/ CONCLUSIE
Uit het onderzoek blijkt dat er geen aantoonbaar causaal verband is tussen het plaatsen van de EGR preheater en het defect raken van de motor. De inspectie van de EGR-preheater toont geen sporen van lekkage of andere defecten die de motor direct zouden kunnen beïnvloeden. Bovendien zijn er geen aanwijzingen gevonden dat de EGR-preheater een rol heeft gespeeld in de ontstane motorschade.
Uit ons onderzoek is ernstige schade aan de cilinderwand en de drijfstang geconstateerd. De cilinderwand is gebarsten en vertoont beschadigingen, grote breuken en fragmentatie, wat duidt op structureel falen van de motor.
Deze schade is typerend voor een catastrofaal intern motor falen, waarschijnlijk veroorzaakt door een plotselinge en grote mechanische kracht, zoals vloeistofslag of een interne blokkade. De ernstige breuken in de cilinderwand, het ontbreken van de complete zuiger en de positie van de drijfstand wijzen op een aanzienlijke impact die het interne motorblok ernstig heeft beschadigd. Verdere inspectie is noodzakelijk om de oorzaak en omvang van de schade vast te stellen.”
3.8.
Op 12 en 26 november 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] brieven naar [gedaagden] gestuurd. Daarin staat onder meer dat het gereviseerde motorblok non-conform is. [gedaagden] wordt verzocht om tot kosteloos herstel over te gaan.
3.9.
Op 6 december 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] nogmaals een brief naar [gedaagden] gestuurd. [gedaagden] heeft nog diezelfde dag gereageerd. Zij heeft daarbij aangegeven dat er op 27 november 2024 een aangetekende brief gestuurd is en dat die nog niet geaccepteerd is en opnieuw zal worden aangeboden. In bedoelde brief wijst [gedaagden] er onder andere op dat [eiser] de BMW na de vervanging van het motorblok heeft laten onderhouden en/of repareren door derden. Zij stelt zich op het standpunt dat de aansprakelijkheid voor eventuele gebreken hierdoor niet bij haar ligt. Verder wordt gevraagd om het rapport van [bedrijf] en wordt aangegeven dat de BMW volgende week of de week erna zal worden afgeleverd bij [eiser] thuis.
3.10.
Op 11 december 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] op de brief van [gedaagden] gereageerd. Daarbij is ook het rapport van [bedrijf] verstrekt.
3.11.
[gedaagden] heeft hierna aangegeven dat zij ‘bereid is haar standpunt voor de rechter te bepleiten’ en dat zij [eiser] ‘adviseert om juridische stappen te ondernemen indien hij een andere opvatting huldigt’.
3.12.
De BMW is vervolgens in opdracht van [gedaagden] bij de woning van [eiser] afgeleverd.
3.13.
Op 20 december 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] een brief naar [gedaagden] gestuurd. Daarin staat onder meer dat er bij het transporteren van de auto schade is ontstaan, waarvoor [gedaagden] aansprakelijk wordt gesteld. Verder wordt [gedaagden] gesommeerd om de auto binnen 21 dagen na dagtekening van de brief gerepareerd aan [eiser] te retourneren. Daarbij wordt aangegeven dat als dat niet gebeurt, de auto mogelijk door een derde zal worden gerepareerd waarbij de kosten van herstel en de bijkomende kosten op [gedaagden] verhaald zullen worden.
3.14.
Op 24 december 2024 heeft [gedaagden] opnieuw iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.15.
Tussen partijen heeft vervolgens nogmaals een briefwisseling plaatsgevonden.
3.16.
Op 25 januari 2025 heeft [eiser] de overeenkomst ontbonden en vervangende schadevergoeding gevorderd.
3.17.
[gedaagden] heeft vervolgens aangegeven dat zij zich niet in de ontbinding kan vinden, waarna de gemachtigde van [eiser] een gerechtelijke procedure heeft aangezegd.
3.18.
[eiser] heeft de BMW inmiddels – via een inruilconstructie – aan een derde verkocht.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert, enigszins samengevat en na wijziging van eis:
Primair:ontbinding van de overeenkomst, onder teruggave van de kostprijs van € 12.387,98, vermeerderd met € 7.694,24 aan kosten en rente, met aftrek van € 75,00 voor het motorblok en € 75,00 voor de geplaatste onderdelen, zulks op straffe van een dwangsom van € 125,00 per dag;
Subsidiair:hetzelfde als het primair gevorderde, maar dan zonder dwangsom;
Meer subsidiair:een verklaring voor recht dat de overeenkomst wordt omgezet van de verplichting tot nakoming in een vervangende schadevergoeding, waarbij de hoogte van de schadevergoeding wordt gesteld op € 12.387,98, vermeerderd met € 7.694,24 aan kosten en rente, met aftrek van € 75,00 voor het motorblok en € 75,00 voor de geplaatste onderdelen;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten, welke laatstgenoemde kosten € 665,60 bedragen.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [eiser] kan vanaf juli 2024 niet meer met de BMW rijden. Het motorblok is stuk en moet vervangen worden. Omdat dit gebrek zich binnen een jaar nadat het gereviseerde motorblok door [gedaagden] in de BMW is geplaatst heeft geopenbaard, wordt vermoed dat het motorblok bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde (artikel 7:18a lid 2 BW). [gedaagden] is in de gelegenheid gesteld om de auto zelf te onderzoeken en de gebreken te herstellen, maar zij heeft daar geen gebruik van gemaakt. [eiser] heeft de overeenkomst daarom rechtsgeldig ontbonden. [gedaagden] moet de kosten van plaatsing van de motor van € 12.005,62 en de EGR-klep van € 382,36 terugbetalen. Ook moet zij de bijkomende schade van in totaal € 7.694,24 vergoeden, aldus [eiser]. Dit bedrag bestaat uit: € 3.159,12 aan kosten voor vervangend vervoer, € 460,04 voor winterbanden, € 102,85 voor het wegslepen van de auto, € 1.595,87 aan onderzoekskosten en € 2.376,36 voor wegenbelasting en verzekering. [eiser] stelt tot slot dat er twee keer € 75,00 op het door [gedaagden] te betalen bedrag in mindering moet worden gebracht als vergoeding voor het defecte motorblok en eventueel geplaatste onderdelen.
4.3.
[gedaagden] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser]. Zij stelt zich op het standpunt dat het motorblok bij aflevering beantwoordde aan de overeenkomst en dat de gebreken niet aan haar kunnen worden toegerekend. De overeenkomst kan niet worden ontbonden en [gedaagden] is niet gehouden tot (terug)betaling van enig bedrag over te gaan, aldus [gedaagden]. [gedaagden] wijst erop dat het gebrek pas negen maanden na het plaatsen van de nieuwe motor is ontstaan. [eiser] had toen al meer dan 20.000 km gereden. Als de motor na plaatsing niet goed was geweest, was dat veel eerder opgevallen. Bovendien heeft [eiser] door een derde (BMW Dusseldorp) werkzaamheden aan de BMW laten uitvoeren. Zij heeft namelijk de EGR-preheater vervangen. Bij die werkzaamheden wordt aan de motor gesleuteld. Kort na het uitvoeren van deze werkzaamheden is de motor defect geraakt. Het is aannemelijk dat het gebrek hiermee verband houdt. [eiser] dient daarom bij deze derde te zijn en niet bij [gedaagden], aldus [gedaagden]. [eiser] had volgens [gedaagden] bovendien zelf nader onderzoek moeten laten verrichten naar het defect. Tot slot betwist [gedaagden] dat zij aansprakelijk is voor schade die is ontstaan doordat de BMW aan de openbare weg heeft gestaan.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Beoordeeld moet worden of [eiser] de overeenkomst tussen partijen terecht buitengerechtelijk heeft ontbonden. Voor de beantwoording van deze vraag moet worden vastgesteld of het motorblok ten tijde van de aflevering aan de overeenkomst beantwoordde.
Beantwoording aan de overeenkomst
5.2.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tussen partijen een consumentenkoop betreft als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat betekent dat de bepalingen in titel 7.1 BW van toepassing zijn.
5.3.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW dient het gereviseerde motorblok aan de overeenkomst te beantwoorden. Dit is op grond van artikel 7:17 lid 1 BW niet het geval indien het motorblok mede gelet op de aard daarvan en de mededelingen die [gedaagden] daarover heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
5.4.
Uit de feiten blijkt dat het motorblok kapot is. Niet in geschil is dat daardoor niet met de BMW kan worden gereden. Partijen zijn het er bovendien over eens dat [eiser] had mogen verwachten dat het motorblok, ook met de door [eiser] gereden kilometers, langer mee zou moeten gaan dan thans het geval is. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat wanneer de oorzaak van de gebreken aan het motorblok reeds aanwezig was bij de aflevering, het motorblok niet de eigenschappen bezit die [eiser] daarvan op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
5.5.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de oorzaak van het gebrek reeds aanwezig was bij aflevering. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
5.6.
Vast staat dat het gebrek aan het motorblok zich binnen twaalf maanden na aflevering heeft gemanifesteerd. Dit heeft tot gevolg dat het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW geldt. Op grond van dit artikel wordt vermoed dat het motorblok bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord indien de afwijking van het overeengekomene (in dit geval het gebrek aan het motorblok) zich binnen een termijn van twaalf maanden openbaart, tenzij [gedaagden] anders aantoont of de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
5.7.
Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van laatstgenoemde uitzondering. In dit geval wordt daarom vermoed dat het motorblok bij de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, totdat het tegendeel is bewezen. Het is dan ook aan [gedaagden] om te stellen en te onderbouwen dat het hiervoor vastgestelde gebrek niet bestond bij aflevering van het motorblok.
5.8.
[gedaagden] heeft in dat verband – kort samengevat – aangevoerd dat het aannemelijk is dat de schade aan het motorblok is ontstaan door de werkzaamheden die BMW Dusseldorp heeft uitgevoerd. De kantonrechter volgt haar daar niet in. Uit het rapport van [bedrijf] volgt naar het oordeel van de kantonrechter namelijk dat er volgens [bedrijf] geen aantoonbaar causaal verband is tussen het plaatsen van de EGR-preheater en het defect raken van de motor. Er zijn ook geen aanwijzingen gevonden dat de EGR-preheater een rol heeft gespeeld in de ontstane motorschade. Het had vervolgens op de weg van [gedaagden] gelegen om, als zij zich in die conclusie niet kon vinden, nader (met stukken) te onderbouwen waarom niet. Zij had bijvoorbeeld zelf nader onderzoek naar de oorzaak van de motorschade kunnen (laten) doen. Dat heeft zij niet gedaan en op dit moment is dat ook niet meer mogelijk. De BMW is namelijk verkocht en geëxporteerd.
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] voldoende gelegenheid heeft gehad om de motor te (laten) onderzoeken. De auto heeft immers lange tijd, vanaf juli tot december 2024, bij [gedaagden] gestaan. [gedaagden] heeft het motorblok in juli 2024 zelf gedemonteerd zodat [bedrijf] onderzoek kon doen en zij heeft toen ook zelf een en ander kunnen zien en informatie ingewonnen. Bovendien heeft [eiser] ook voordat het rapport van [bedrijf] met [gedaagden] werd gedeeld, al bij [gedaagden] aangegeven dat uit het onderzoek geen verband tussen de werkzaamheden van BMW Dusseldorp en het defecte motorblok is aangetroffen. Daarbij is [gedaagden] ook gewezen op het bewijsvermoeden en de mogelijkheid van het (laten) uitvoeren van nader onderzoek. Dat [gedaagden] geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om meer onderzoek uit te laten voeren en dat die gelegenheid er nu niet meer is, komt in de gegeven omstandigheden dan ook voor haar rekening en risico.
5.10.
[gedaagden] heeft aangeboden om een verklaring van de leverancier van het motorblok te overleggen. De leverancier kan aangeven dat het motorblok getest is en dat dit goed is bevonden, aldus [gedaagden]. De kantonrechter is van oordeel dat dit echter, gelet op de conclusie van [bedrijf] dat het gebrek niet is veroorzaakt door de werkzaamheden aan de EGR-preheater, onvoldoende gewicht in de schaal zou kunnen leggen. Testresultaten voorafgaand aan plaatsing sluiten immers niet uit dat het gebrek zich ten tijde van of na de plaatsing heeft gemanifesteerd en het motorblok bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. De kantonrechter zal hier daarom aan voorbijgaan.
5.11.
De conclusie van het hiervoor overwogene is dat aangenomen wordt dat het motorblok ten tijde van de aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Dit betekent dat [gedaagden] een non-conform motorblok aan [eiser] verkocht heeft. [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst.
Ontbinding van de overeenkomst
5.12.
De vraag die vervolgens voorligt, is of [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden heeft. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.13.
Op grond van de artikelen 7:21 en 7:22 BW ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de verkoper is tekortgeschoten in zijn verplichting om de afgeleverde zaak binnen redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper te herstellen, waarbij geldt dat de kosten van herstel niet aan de koper in rekening kunnen worden gebracht. Vast staat dat [gedaagden] niet tot kosteloos herstel wilde overgaan. Zij heeft iedere aansprakelijkheid telkens van de hand gewezen. Dat betekent dat [gedaagden] niet heeft voldaan aan haar verplichting uit artikel 7:21 BW. Gelet op de ernst van het gebrek rechtvaardigt de schade aan het motorblok bovendien ontbinding. Aan de vereisten van artikel 7:22 BW (en 6:265 BW) is voldaan. [eiser] heeft de overeenkomst bij e-mail van 25 januari 2025 rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden.
Ongedaanmakingsverbintenissen
5.14.
Het gevolg van de ontbinding is dat er voor partijen een verplichting tot het ongedaan maken van reeds ontvangen prestaties bestaat (7:22 lid 7 jo 6:271 BW). [eiser] moet de zaak (het motorblok) aan [gedaagden] teruggeven en [gedaagden] moet de hiervoor betaalde prijs terugbetalen.
5.15.
[eiser] stelt dat teruggave van het motorblok niet (meer) mogelijk is, omdat de auto inmiddels verkocht en geëxporteerd is. Hij stelt dat voor het defecte motorblok en geplaatste onderdelen een vergoeding van in totaal (2x € 75,00 =) € 150,00 op zijn plaats is. De kantonrechter acht dit bedrag redelijk. [eiser] heeft namelijk voldoende toegelicht waarom de oud ijzer prijs hier gerekend moet worden en [gedaagden] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. Met dit bedrag zal daarom in dit vonnis rekening worden gehouden.
5.16.
[eiser] heeft € 12.005,62 betaald voor het motorblok en de plaatsing daarvan. Zij moet dit bedrag aan [eiser] terugbetalen. Ook de kosten voor het vervangen van de EGR-klep van € 382,36 moet zij terugbetalen. Partijen zijn het er immers over eens dat deze werkzaamheden samenhangen met het vervangen van het motorblok.
5.17.
Bij de buitengerechtelijke ontbinding heeft [eiser] [gedaagden] een termijn van 7 dagen gegeven om de betaalde bedragen te retourneren. Dit heeft [gedaagden] nagelaten, wat betekent dat zij vanaf 2 februari 2025 in verzuim is met betrekking tot haar ongedaanmakingsverbintenissen.
Schadevergoeding
5.18.
Naast voornoemde ongedaanmakingsverbintenissen vordert [eiser] ook schadevergoeding. Aangezien [gedaagden] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst, moet zij de schade die [eiser] daardoor lijdt vergoeden (artikel 6:74 lid 1 BW). De kantonrechter zal hierna beoordelen in hoeverre de verschillende schadeposten toewijsbaar zijn.
Alternatief vervoer
5.19.
[eiser] vordert onder andere een vergoeding van kosten die hij stelt te hebben gemaakt voor alternatief vervoer. [gedaagden] heeft aangevoerd dat [eiser] tegenover haar heeft verklaard dat hij over alternatief vervoer beschikte. Volgens [gedaagden] komen deze kosten dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
5.20.
De kantonrechter overweegt als volgt. In reactie op het verweer van [gedaagden] heeft [eiser] tijdens de zitting verklaard dat hij eerst inderdaad (veelal) over alternatief vervoer beschikte, doordat hij de auto van zijn vrouw kon gebruiken. Door een echtscheiding veranderde die situatie en moest hij (vaker) gebruikmaken van alternatief vervoer, zoals openbaar vervoer, huurauto’s en scooters. [gedaagden] heeft dit niet weersproken. Dat betekent dat moet worden aangenomen dat [eiser] niet altijd over vervangend vervoer beschikte. Nu bovendien vast staat dat [eiser] nadat het motorblok vastliep (in juli 2024) niet langer met de BMW heeft kunnen rijden en onweersproken is dat hij wel vervoer nodig had vanwege zijn werk, moet worden vastgesteld dat alternatief vervoer noodzakelijk was. [eiser] heeft de kosten voldoende met stukken onderbouwd en [gedaagden] heeft de kosten ook niet betwist. Bovendien blijkt nergens uit dat, als [gedaagden] zelf alternatief vervoer aan [eiser] beschikbaar had gesteld, de kosten lager waren geweest. De kosten voor vervangend vervoer zullen daarom vanaf 10 juli 2024 worden toegewezen. Deze kosten komen tot het moment van ontbinding (25 januari 2025) voor vergoeding in aanmerking. Na ontbinding hebben partijen immers geen verplichtingen meer tegenover elkaar op basis van de overeenkomst. De kantonrechter heeft uitgerekend dat de totale kosten over genoemde periode € 1.793,01 bedragen. De dubbele tellingen zijn hier, evenals de maaltijd die [eiser] per abuis in zijn kostenoverzicht had opgenomen, uit gelaten.
Winterbanden
5.21.
[eiser] vordert verder een bedrag van € 460,04 als vergoeding voor winterbanden. Hij stelt dat hij andere winterbanden heeft moeten huren omdat hij de winterbanden die hij voor zijn BMW had, niet kon gebruiken. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] deze vordering onvoldoende (met stukken) heeft onderbouwd. Zo blijkt bijvoorbeeld nergens uit dat hij daadwerkelijk beschikte over bruikbare winterbanden voor de BMW. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Wegslepen auto
5.22.
[eiser] vordert vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor het wegslepen van de auto. Die kosten zijn € 102,85. [gedaagden] heeft hier geen afzonderlijk verweer tegen gevoerd. Nu deze schade samenhangt met het gebrek aan het motorblok en [gedaagden] hiervoor aansprakelijk is, zal deze vordering worden toegewezen.
Verzekering en wegenbelasting
5.23.
De door [eiser] gevorderde vergoeding van kosten voor de verzekering en wegenbelasting zullen worden afgewezen, omdat [eiser] het kenteken had kunnen schorsen nadat het motorblok was vastgelopen. [eiser] had deze kosten daardoor kunnen voorkomen en dat had hij naar het oordeel van de kantonrechter redelijkerwijs ook moeten doen. Er is immers sprake van een ernstig gebrek, waarvan vrijwel direct duidelijk was dat dit niet eenvoudig en op korte termijn te maken was. Bovendien heeft [gedaagden] vanaf het eerste moment aangegeven dat zij aansprakelijkheid betwistte. Duidelijk was dat zij weigerde het gebrek kosteloos te herstellen. Door desondanks niet tot schorsing over te gaan, heeft [eiser] niet voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht.
Onderzoekskosten
5.24.
[eiser] vordert betaling van de onderzoekskosten van [bedrijf] van € 1.595,87. De kantonrechter zal deze vordering toewijzen. Deze kosten zijn namelijk aan te merken als kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en komen op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW voor vergoeding in aanmerking. [eiser] heeft deze kosten immers moeten maken om te bepalen of, en zo ja wie hij het beste aansprakelijk kon stellen voor de schade. De redelijkheid van het bedrag dat [bedrijf] voor het onderzoek in rekening heeft gebracht is bovendien niet betwist.
Schade aan de achterbumper
5.25.
[eiser] heeft in zijn stukken tot slot melding gemaakt van schade aan de achterbumper van de BMW. Hij stelt dat deze schade is ontstaan bij aflevering van de auto. [gedaagden] heeft hier verweer tegen gevoerd. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.26.
Indien en voor zover [eiser] vergoeding van deze schade heeft willen vorderen, geldt dat deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het is immers niet duidelijk of de schade is veroorzaakt door transport. Ook kan niet worden vastgesteld of de schade daadwerkelijk geleden is. Nergens blijkt namelijk uit dat dit invloed heeft gehad op de uiteindelijke verkoopprijs van de BMW.
Conclusie
5.27.
De conclusie van het hiervoor overwogene is dat in totaal een bedrag van (€ 12.005,62 + € 382,36 + € 1.793,01 + € 102,85 + € 1.595,87 =) € 15.879,71 aan terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding zal worden toegewezen. Op dit bedrag strekt in totaal (2x € 75,00 =) € 150,00 in mindering als vergoeding voor het defecte motorblok en eventueel geplaatste onderdelen.
5.28.
De wettelijke rente is op de wet (artikel 6:119 BW) gegrond en niet weersproken. De gevorderde rente zal wat betreft de ongedaanmakingsverbintenissen worden toegewezen vanaf 2 februari 2025, omdat dit de datum van verzuim is. Over de schadevergoeding wordt de rente toegewezen vanaf het moment van dagvaarding (17 februari 2025), omdat niet gesteld of gebleken is dat [gedaagden] op een eerder moment bekend op de hoogte is gesteld van (de hoogte van) deze kosten.
5.29.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat sprake is van een veroordeling tot betaling van een geldsom. Aan zo’n veroordeling kan geen dwangsom worden verbonden (vgl. artikel 611a Rv).
Buitengerechtelijke kosten
5.30.
[eiser] vordert € 665,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering valt bovendien binnen het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
5.31.
[gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
151,38
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
Totaal
1.695,38

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 15.729,71, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 12.237,98 vanaf 2 februari 2025 tot de dag van volledige betaling en over € 3.491,73 vanaf 17 februari 2025 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 665,50 aan buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 1.695,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.