Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[eiser 1],
2.
[eiser 2],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vorderden [eiser 1] en [eiser 2] een bedrag van € 247.232,47 van [gedaagde], die als privépersoon was gedagvaard. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst voor de oplevering van een zeecontainerwoning, die niet was nagekomen. De overeenkomst was gesloten op 23 augustus 2021, met een opleverdatum van 22 mei 2023. [gedaagde] heeft echter niets opgeleverd en is op 24 maart 2023 failliet verklaard. De curator heeft op 15 mei 2023 laten weten dat de overeenkomst niet meer nagekomen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] toewijsbaar was, omdat [gedaagde] geen verweer voerde. De rechtbank wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 16 juli 2025.