ECLI:NL:RBOVE:2025:4946

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
C/08/321215 / HA ZA 24-375
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door bouwwerken en schadevergoeding

In deze civiele zaak vordert eiser, die eigenaar is van een woning, dat gedaagde, zijn buurman, bouwwerken die onrechtmatige hinder veroorzaken, verlaagd worden. Eiser stelt dat de bouwwerken van gedaagde, waaronder een uitbouw en een hoge muur, de hoeveelheid dag- en zonlicht in zijn woning en tuin aanzienlijk verminderen. Eiser vordert een verlaging van de bouwwerken op straffe van een dwangsom en, indien deze vordering niet wordt toegewezen, schadevergoeding van €30.000 wegens waardevermindering van zijn woning. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de hinder die eiser ondervindt niet onrechtmatig is, omdat de bouwwerken van gedaagde slechts beperkte gevolgen hebben voor de bezonning van de woning en tuin van eiser. De rechtbank wijst erop dat er geen wettelijke normen zijn voor bezonning, maar dat de belangen van beide partijen moeten worden afgewogen. De rechtbank concludeert dat de hinder die eiser ervaart, gezien de beperkte omvang, niet onrechtmatig is. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/321215 / HA ZA 24-375
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] en2. [eiser 2],

beiden wonende te [woonplaats 1],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. G.L. Breunesse,
tegen

1.[gedaagde 1] en

2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. C.C.H. Wiekeraad,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het vonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 17 september 2024 waarbij de zaak is verwezen naar de kamer voor handelszaken van de sector civiel van deze rechtbank;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overlegging producties van [eisers] van 28 mei 2025;
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2025, alsmede de spreekaantekeningen van [eisers] en [gedaagden] en de door de griffier gemaakte aantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beslissing in het kort

[eisers] stelt dat [gedaagden] hem onrechtmatige hinder toebrengt omdat er, als gevolg van door [gedaagden] gerealiseerde bouwwerken, minder dag- en/of zonlicht in de woning en tuin van [eisers] komt. [eisers] vordert een verlaging van de gerealiseerde bouwwerken op straffe van een dwangsom. Als die vordering niet wordt toegewezen vordert [eisers] schadevergoeding wegens waardevermindering van zijn woning. De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] af. Die beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eisers] is eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres 1]. [gedaagden] bewoont de hem toebehorende woning aan de [adres 2].
3.2.
In juli 2022 heeft [gedaagden] [eisers] medegedeeld dat hij het voornemen had een verbouwing van zijn woning door te voeren.
3.3.
In november 2022 is de uitbouw aan de woning van [gedaagden] gerealiseerd. Het ging om de bouw van een (bij)keuken. Ook heeft [gedaagden] een nieuwe berging of schuur gerealiseerd. Over de gehele lengte van de tuin ging het om een uitbouw van meer dan 3 meter hoog. Ten slotte heeft [gedaagden] op de erfgrens van beide woningen een stenen muur van 3,10 tot 3,20 meter hoogte opgericht. Deze muur is de buitenmuur van de uitbouw aan de kant van het perceel van [eisers]. Voor de bouwwerkzaamheden was geen publiekrechtelijke vergunning nodig.
3.4.
De gemachtigde van [eisers] heeft op 23 december 2022 een brief aan [gedaagden] gestuurd. Daarin staat dat de door [gedaagden] gemaakte uitbouw (zon)licht achter de woning van [eisers] wegneemt. Tevens is [gedaagden] gesommeerd om de volgens [eisers] aan hem toegebrachte onrechtmatige hinder te staken en gestaakt te houden. Deze sommatie is bij brief van 2 februari 2023 herhaald.
3.5.
De makelaar van [eisers] heeft hem op enig moment bij Whatsapp-bericht medegedeeld:
“Door het plaatsen van de muur is veel zonlicht weggenomen in de tuin. Wat erg prettig was, dat er juist aan die zijde een schutting stond zodat je vanuit je tuin toch van de zon maar ook van veel licht en lucht kon genieten. Het geheel voelt nu erg beklemmend aan. Ook de keuken is beduidend donker en ook hier is het zicht op de lucht minimaal. Voor mijn zou dit een waarde vermindering betekenen van € 30.000,-- euro.”
3.6.
De gemachtigde van [eisers] heeft [gedaagden] bij brief van 1 september 2023 aansprakelijk gesteld voor de door [eisers] als gevolg van onrechtmatige hinder geleden schade.
3.7.
In opdracht van [eisers] heeft ir. [naam], verbonden aan het bedrijf “Bezonningsingenieur.nl”, onderzoek verricht met als doel de veranderende bezonningssituatie te beoordelen en vast te stellen. Het van dat onderzoek opgemaakte rapport van 25 februari 2025 vermeldt, voor zover thans van belang, het volgende:
Visuele uitwerking (…)

Achtergevelopeningen (keuken en hal): De keuken is onder het balkon gesitueerd en de hal links van de keuken (…) Er blijkt zowel in de nieuwe situatie (…) als alternatieve situatie (…) een kortstondige invloed rond 20.00 uur van 21 april tot 21 augustus in de hal. In de keuken is in alle drie situaties nagenoeg geen bezonning mogelijk dus is de verslechtering nihil.

Achtertuin: Van 21 april tot 21 augustus is er over het algemeen in de nieuwe als alternatieve situatie invloed vanaf de tweede helft van de middag en avond. In de alternatieve situatie is er tussen 21 mei en 21 juli iets meer bezonning mogelijk. Dit is voornamelijk aan de noordoostzijde van de tuin.
Oppervlakte-methode (…)

Tuin: Gedurende de periode van 21 april – 21 augustus blijken er beperkte afnames op te treden van maximaal 14% in zowel de nieuwe situatie (…) als de alternatieve situatie (…)
Toetsingskader TU Delft voor de kwaliteit van bezonning op buitenruimten (…)

Tuin: In zowel de oude, nieuwe als alternatieve situatie blijkt op grote delen van de tuin meer dan 2 uur bezonning mogelijk. Dit betekent dat er overwegend sprake is van een redelijk bezonningsklimaat. Een gebied van 1m2 verslechtert van redelijk naar een slecht bezonningsklimaat.
(…)
Kijken we naar de gemiddelde daglichtfactor (…) dan blijkt in de keuken een beperkte afname op te treden van 12% in de nieuwe situatie en 10% in de nieuwe situatie (…)
Gesteld kan worden dat er sprake is van een beperkte verslechtering van bezonning in de achtertuin en van daglicht in de keuken van [adres 1] ten gevolge van zowel de opgerichte aanbouw als een alternatieve aanbouw op het adres [adres 2].
Ten aanzien van bezonning is er plaatselijk invloed vanaf de tweede helft van de middag tot ’s avonds. Voor het gebruik van de tuin is dit een aantrekkelijk moment om buiten te zijn. Ten opzichte van de nieuwe situatie (…) is er in de alternatieve situatie (…) tussen 21 mei en 21 juli (…) iets meer bezonning mogelijk in de middag en avond aan de noordoostkant van de tuin. Het effect van een verlaging van de aanbouw (…) levert in keuken direct achter het raam iets meer daglicht op.”

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair, [gedaagden] en [eiser 2] hoofdelijk veroordeelt om binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis de in de achtertuin gelegen uitbouw van hun woning aan de [adres 2] te verlagen tot een hoogte van maximaal twee meter boven het maaiveld, subsidiair de achterste drie meter van deze uitbouw te verlagen tot een hoogte van maximaal 2,34 meter boven het maaiveld op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. subsidiair, [gedaagden] en [eiser 2] hoofdelijk veroordeelt om aan [eisers] en [gedaagde 2] een schadevergoeding van € 30.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente;
III. [gedaagden] en [eiser 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 700,00;
IV. [gedaagden] veroordeelt in de proces- en de nakosten.
4.2.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak gaat om de vraag of er sprake is van hinder als gevolg van de door [gedaagden] gerealiseerde bouwwerken en, zo ja, of die hinder onrechtmatig is.
5.2.
Op grond van artikel 5:37 BW mag een eigenaar van een erf niet aan de eigenaar van een ander erf hinder toebrengen op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, zoals door het onthouden van licht en lucht of door het veroorzaken van overlast. De vraag of hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, ernst en duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade, bezien in het licht van de omstandigheden ter plaatse. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de wederzijdse belangen van partijen. Hierbij kan de mogelijkheid en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (mede gelet op de daaraan verbonden kosten) meespelen. Ook van belang is of degene die zich beklaagt over de hinder daar is gaan wonen vóór of na aanvang van de hinder veroorzakende activiteiten. In dat laatste geval zal hij een zekere mate van hinder eerder moeten dulden.
5.3.
[eisers] heeft de door hem gestelde onrechtmatige hinder als volgt toegelicht. Er is als gevolg van de door [gedaagden] gerealiseerde bouwwerken sprake van een afname van de gemiddelde bezonningsduur in de achtertuin van [eisers] van 14% in de periode van 21 april en 21 augustus. Dit heeft nadelige gevolgen voor [eisers] in het bijzonder op de momenten dat hij van zijn tuin gebruik wil maken. De uitbouw leidt tot een afname van de daglichtfactor in de keuken van 12%. Ook dit gevolg is voor [eisers] substantieel. [gedaagden] heeft voorafgaand aan de realisatie van de bouwplannen nooit met [eisers] daarover overleg gepleegd. [eisers] kon daarom zijn bezwaren niet op een eerder moment aan [gedaagden] kenbaar maken. Gelet op de omvang en de hoogte van de uitbouw van [gedaagden], alsmede gelet op de ernst en de duur van de hinder, is volgens [eisers] sprake van onrechtmatige hinder. Subsidiair stelt [eisers] dat de onrechtmatige hinder moet worden gecompenseerd door een schadevergoeding van € 30.000,00 aan waardevermindering van zijn woning.
5.4.
[gedaagden] betwist dat er sprake is van onrechtmatige hinder. [gedaagden] heeft voorafgaand aan het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden overleg gevoerd met [eisers]. De hinder voor [eisers] als gevolg van de door [gedaagden] gerealiseerde bouwwerken is zeer beperkt. [gedaagden] voert aan dat lichtinval geen absoluut recht is en dat enige vermindering van lichtinval in het algemeen geduld moet worden. In dit geval is de lichtafname beperkt, niet onredelijk of onaanvaardbaar en dus niet onrechtmatig. Er is geen sprake van het toebrengen van ernstige hinder. Het nadeel van [eisers] weegt niet op tegen het belang van [gedaagden] om zijn perceel en de daarop rustende mogelijkheden ten volle te benutten. Voorts betwist [gedaagden] de door [eisers] gestelde schade (i.e. de waardevermindering van zijn woning als gevolg van de door [gedaagden] gerealiseerde bouwwerken). De schatting door de makelaar is slechts een “slag in de lucht” en verder niet objectief onderbouwd.
5.5.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bezonning van woningen en tuinen en voor de lichtinval in woningen geen wettelijke normen bestaan. Dit neemt echter niet weg dat in deze zaak een afweging moet worden gemaakt van alle betrokken belangen.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisers] als gevolg van de door [gedaagden] gerealiseerde bouwwerken hinder ondervindt nu [gedaagden] zulks op zich onderkent. Naar het oordeel van de rechtbank is deze hinder echter niet als
onrechtmatigte kwalificeren. Redengevend voor dat oordeel is dat uit het door [eisers] in het geding gebrachte onderzoek van ir. [naam] volgt dat de bouwwerken van [gedaagden] slechts beperkte gevolgen hebben op de bezonning van de woning en de tuin van [eisers]. Voor de hal van [eisers] geldt dat de verandering van kortstondige invloed is rond 20.00 uur tussen 21 april en 21 augustus. In de keuken van [eisers] is nagenoeg geen bezonning mogelijk zodat de verslechtering ten opzichte van de oorspronkelijke situatie volgens de deskundige op nihil te stellen is. Ook voor de tuin van [eisers] geldt dat de negatieve gevolgen volgens de deskundige beperkt zijn. De nieuwe bebouwing heeft invloed op de bezonning van 21 april tot 21 augustus in de tweede helft van de middag en in de avond. Er is dan gemeten naar de oppervlakte een afname van maximaal 14% in bezonning maar er resteert, volgens de door TNO gehanteerde normen, nog altijd een redelijk bezonningsklimaat. Slechts een klein gedeelte (namelijk 1 m²) van de tuin verslechtert van een redelijk naar een slecht bezonningsklimaat.
5.7.
De hinder die [eisers] ondervindt als gevolg van de door [gedaagden] opgerichte bouwwerken is gezien de hiervoor beschreven beperkte omvang daarvan dan ook niet onrechtmatig.
5.8.
[eisers] heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat de impact van de afname van het licht voor hem substantieel is maar voor zover hij daarmee heeft willen betogen dat de vermindering van het licht, hoewel beperkt in omvang toch onrechtmatig jegens hem is heeft hij zijn stelling verder niet (voldoende) nader toegelicht waardoor de rechtbank deze stelling niet bij haar oordeelsvorming zal betrekken.
5.9.
De vorderingen van [eisers] worden derhalve – bij gebrek aan een rechtsgrondslag – afgewezen. Het debat van partijen omtrent de door [eisers] gestelde waardevermindering van zijn woning behoeft om die reden geen bespreking meer.
5.10.
[eisers] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. De proceskosten van [gedaagden] worden als volgt begroot:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 786,00)
- salaris gemachtigde (kanton) € 500,00
- nasalaris € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld
in de beslissing)
_____________________________________________
Totaal € 2.226,00

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af;
6.2.
veroordeelt [eisers] en [eiser 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 2.226,00, te vermeerderen met € 92,00 als [eisers] en [eiser 2] na aanschrijving door [gedaagden] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
(BCd(M)