ECLI:NL:RBOVE:2025:4950

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
08.075740.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met diefstal door meerdere personen

Op 28 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak en diefstal. De verdachte is schuldig bevonden aan het inbreken in een woning op 12 februari 2024, samen met anderen, waarbij goederen zijn gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak en dat hij zich buiten de wil van de rechthebbende in de woning bevond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, maar deze niet-ontvankelijk verklaard omdat de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 14 juli 2025, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.075740.24 (P)
Datum vonnis: 28 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.K.J. Choo, advocaat in Houten, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door de benadeelde partij [slachtoffer] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte op 12 februari 2024 samen met anderen heeft ingebroken in en goederen heeft gestolen uit een woning aan de [adres] in [plaats].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te [plaats], althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten[adres], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegende wil van de rechthebbende bevond(en),- twee, althans een of meer autosleutels van twee, althans een of meer auto’s vanhet merk MG en/of- een grote hoeveelheid sieraden (onder meer zestien horloges, twee ringen en tweehalskettingen) en/of- een herdenkingsmunt en/of- een tas (van TAG Heuer)in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elkgeval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomenmet het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van hetmisdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen autosleutels ensieraden onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank ten aanzien van het primair ten laste gelegde tot een bewezenverklaring kan komen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door hem of zijn raadsvrouw geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 13 februari 2024 (pagina’s 94 tot en met 99);
het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] van 17 februari 2024 (pagina’s 103 tot en met 106).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 februari 2024 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen in een woning, te weten [adres], alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegende wil van de rechthebbende bevonden,- twee autosleutels van twee auto’s van het merk MG,- een grote hoeveelheid sieraden (onder meer zestien horloges, twee ringen en tweehalskettingen),- een herdenkingsmunt,- een tas (van TAG Heuer)die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen autosleutels ensieraden onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat vanwege de proceshouding, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en artikel 63 Sr geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de duur van de inverzekeringstelling. Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd een voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een woninginbraak. De bewoner van de gekozen woning was op dat moment op vakantie. In de woning heeft een zoektocht naar waardevolle spullen plaatsgevonden waarbij meerdere kasten en lades in de woning overhoop zijn gehaald, kleding en goederen zijn besmeurd en er is een grote puinhoop ontstaan. Verdachte en zijn medeverdachten hebben een kluis opengebroken en de waardevolle goederen meegenomen. Het slachtoffer van de inbraak heeft nog altijd niet alle goederen teruggekregen. Met zijn handelen heeft verdachte het eigendomsrecht van het slachtoffer aangetast en een inbreuk gemaakt op zijn gevoel van veiligheid en de privacy. Een woning is juist een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Woninginbraken kunnen daarnaast bij omwonenden voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen. Verdachte heeft kennelijk alleen uit het oogpunt van eigen financieel gewin gehandeld en zich niets aangetrokken van dat wat hij bij zijn slachtoffer teweeg heeft gebracht. Dit alles neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 28 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig voor vermogensdelicten is veroordeeld. Ook na het plegen van de woninginbraak in [plaats] is verdachte meermaals veroordeeld. De rechtbank houdt hier op grond van artikel 63 Sr rekening mee.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van
27 juni 2025 en van wat verdachte op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verteld. Uit het reclasseringsrapport volgt dat aan verdachte meermaals reclasseringstoezicht is opgelegd. In het kader van het huidige reclasseringstoezicht verblijft verdachte bij Sofia Zorg. Volgens zijn toezichthouder komt verdachte de voorwaarden niet na. Hij houdt zich niet aan de afspraken van Sofia Zorg en De Waag en ook het nakomen van de meldplicht laat te wensen over. Verdachte is gedurende het toezicht gerecidiveerd en is niet verschenen op stagnatiegesprekken. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf. Verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding en zijn woning dreigt hij te verliezen.
Verdachte heeft verklaard dat de inhoud van het reclasseringsrapport niet klopt. Verdachte is recent verhuisd naar een andere locatie van Sofia Zorg en dreigt zijn woning hier niet te verliezen. De behandeling bij De Waag is niet goed verlopen, maar verdachte gaat nu via Sofia Zorg een behandeling volgen gericht op het voorkomen van recidive. Daarnaast werkt verdachte drie dagen per week en voert hij een taakstraf uit. Verder heeft verdachte te kennen gegeven dat hij veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan.
De strafoplegging
Gelet op de persoon van verdachte en art. 63 Sr ziet de rechtbank aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft recent een voorzichtig positieve ontwikkeling doorgemaakt en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze ontwikkeling doorkruisen. Bovendien heeft verdachte ter zitting verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Gelet op de ernst van het feit zal de rechtbank aan verdachte een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel moet verdachte duidelijk maken dat dit de laatste kans is de gevangenis te ontlopen en dat bij een hernieuwde strafrechtelijke misstap gevangenisstraf volgt.
Alles afwegend zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 240 uren opleggen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.611,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Deze gevorderde materiële schade bestaat uit de nog niet door de verzekering vergoede schade aan het huis.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade onvoldoende vast is komen te staan. In de bij de vordering van de benadeelde partij overlegde brief van Univé van 13 juni 2024 staat dat de benadeelde partij € 4.181,52 en € 6.230,-- aan schadevergoeding heeft ontvangen voor schade aan de inboedel en lijfsieraden. In deze brief staat tevens dat de schade aan het woonhuis al eerder aan de benadeelde partij is betaald. Ter zitting heeft de benadeelde partij mondeling te kennen gegeven dat die uitbetaalde schadevergoeding zag op een noodreparatie aan de woning. Voor de rechtbank is, gelet op de inhoud van de brief van Univé, onvoldoende duidelijk welke schade nog niet door de verzekeraar is vergoed. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
-
bepaaltdat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen/veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap voorzitter, mr. C.W. Couperus-van Kooten en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.
Buiten staat
Mr. C.W. Couperus-van Kooten is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, met nummer PL0600-2024252603. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.