ECLI:NL:RBOVE:2025:4952

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
08.377300.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkrachtingszaak na onvoldoende bewijs van dwang

Op 28 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 april 2022 in Zwolle, waarbij de verdachte, volgens de aangifte van het slachtoffer, seksuele handelingen zou hebben verricht tegen haar wil. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd op openbare terechtzittingen op 14 april en 14 juli 2025, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De officier van justitie vorderde vrijspraak wegens het ontbreken van voldoende bewijs, terwijl de verdediging ook pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer, maar kon niet wettig en overtuigend bewijzen dat deze handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer niet voldoende bewijs boden voor de beschuldiging van verkrachting. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de handelingen, waardoor bewijs moeilijk te verkrijgen is. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, die zij alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.377300.24 (P)
Datum vonnis: 28 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 april en 14 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte (verder: [verdachte]) en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. E. Maalsen, advocaat in Nijmegen, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat [verdachte] op 8 april 2022 in Zwolle
[slachtoffer] heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 april 2022 te Zwolle, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
door
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of heen en weer te bewegen en/of
- meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of heen en weer te bewegen en/of
- die [slachtoffer] te (tong)zoenen,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met
geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] meerdere malen heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] op de bank heeft geduwd en/of gezet en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden en/of
- zijn knie in de buik, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gehouden en/of
- de broek en/of het ondergoed van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- onverhoeds zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of heen en weer heeft bewogen en/of
- die [slachtoffer] onverhoeds heeft ge(tong)zoend en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) voorbij is gegaan aan verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
[slachtoffer] heeft op 11 mei 2022 aangifte gedaan van verkrachting. Zij verklaart dat [verdachte] op 8 april 2022 bij haar thuis langs kwam en na een tijdje haar armen vastgreep en haar begon te zoenen. Daarna heeft [verdachte] diverse seksuele handelingen tegen haar wil gepleegd.
[verdachte] bevestigt dat hij en [slachtoffer] op 8 april 2022 seks hebben gehad. [verdachte] heeft bij de politie en ter zitting ontkend dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. Volgens [verdachte] was er sprake van wederzijdse instemming en heeft hij geen tekenen van verzet opgemerkt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wegens het ontbreken van voldoende wettig en in het bijzonder overtuigend bewijs van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte] van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat bij zedenzaken zich vaak de situatie voordoet dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat is hier ook het geval. Bewijs van schuld aan een dergelijk strafrechtelijk verwijt is daarom vaak moeilijk vast te stellen.
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer] en [verdachte] vast dat op 8 april 2022 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen [verdachte] en [slachtoffer].
De vraag die voorligt is of de met [slachtoffer] verrichte seksuele handelingen vrijwillig of onder dwang van [verdachte] hebben plaatsgevonden.
Van dwang is sprake als een verdachte opzettelijk veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil ondergaat en dat het opzet van verdachte daarop is gericht. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] [slachtoffer] opzettelijk door (bedreiging met) geweld en/of (bedreiging met) een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Uit het dossier volgt dat [verdachte] en [slachtoffer] een seksuele relatie hadden en in de periode voorafgaand aan 8 april 2022 meerdere malen seks met elkaar hebben gehad. [verdachte] heeft verklaard dat er bij de seksuele handelingen van 8 april 2022 geen sprake was van een andere situatie dan tijdens de eerdere seksuele contacten. [verdachte] heeft geen tekenen van verzet opgemerkt. Evenmin heeft [verdachte] gemerkt dat [slachtoffer] verstijfde of bevroor, zoals [slachtoffer] heeft verklaard. Op de verklaring van [slachtoffer] na, bevat het dossier geen overtuigend bewijs dat sprake was van dwang door (bedreiging met) geweld of (bedreiging met) feitelijkheden. Getuige [getuige] en de vader en moeder van [slachtoffer] nemen weliswaar kort na de seksuele handelingen emoties waar bij [slachtoffer], maar de rechtbank kan niet vaststellen dat de door [slachtoffer] geuite emoties een directe relatie hebben met dwang tijdens het tenlastegelegde. Hierin weegt de rechtbank mee dat deze getuigen pas zeer geruime tijd na de seksuele handelingen zijn gehoord bij de politie. Zo is [getuige] op 13 april 2023, ongeveer een jaar na 8 april 2022, gehoord en zijn de vader en moeder van [slachtoffer] op respectievelijk 8 en 10 oktober 2024 - ruim twee jaren na het tenlastegelegde - gehoord. In het algemeen kan worden aangenomen dat de kans op een waarheidsgetrouwe en objectieve verklaring groter is als deze is afgelegd kort na het tenlastegelegde dan in het geval het getuigenverhoor plaatsvindt geruime tijd na het gebeuren. Herinneringen kunnen immers vervagen en bij een ruim tijdsverloop kunnen herinneringen ook - vaak ongewild - meer subjectief gekleurd en/of ingevuld worden.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat het voor [verdachte] kenbaar was of had moeten zijn dat [slachtoffer] de seksuele handelingen tegen haar wil onderging. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van de ten laste gelegde verkrachting.

4.De benadeelde partij

4.1.
[slachtoffer], bijgestaan door mr. E. Maalsen, advocaat in Nijmegen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer] vordert [verdachte] te veroordelen tot betaling van € 10.316,80, bestaande uit € 5.316,80 materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank
4.2.
[verdachte] wordt van het ten laste gelegde feit vrijgesproken. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom op de voet van artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ook bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen proceskosten dragen, die ten aanzien van de vordering zijn gemaakt.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat de
  • bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen, die ten aanzien van deze vordering zijn gemaakt;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.
Buiten staat
Mr. J.L. Souman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.