Op 28 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 april 2022 in Zwolle, waarbij de verdachte, volgens de aangifte van het slachtoffer, seksuele handelingen zou hebben verricht tegen haar wil. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd op openbare terechtzittingen op 14 april en 14 juli 2025, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De officier van justitie vorderde vrijspraak wegens het ontbreken van voldoende bewijs, terwijl de verdediging ook pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer, maar kon niet wettig en overtuigend bewijzen dat deze handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer niet voldoende bewijs boden voor de beschuldiging van verkrachting. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de handelingen, waardoor bewijs moeilijk te verkrijgen is. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, die zij alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen.