ECLI:NL:RBOVE:2025:4999

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
08-102008-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van levensgezel met ernstig oogletsel als gevolg

Op 29 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 27-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en een meldplicht bij de reclassering. De man heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van zijn toenmalige partner, waarbij hij onder invloed van alcohol met zijn vuist tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. Dit leidde tot ernstig oogletsel bij de partner, die meerdere operaties heeft ondergaan en nog steeds afhankelijk is van hulp. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, wat wettig en overtuigend kon worden bewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 24.563,72 aan het slachtoffer, bestaande uit zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, waaronder het gebruik van geweld in aanwezigheid van hun jonge kind. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen, maar de toekomstige schadeposten zijn niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte is ook verplicht om mee te werken aan hulpverlening en reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-102008-25 (P)
Datum vonnis: 29 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. N. Linotte is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zijn levensgezel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht
(primair)dan wel dat hij heeft geprobeerd om die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(subsidiair)dan wel dat hij die [slachtoffer] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg
(meer subsidiair).
feit 2:niet heeft voldaan aan een bevel of vordering van een politieambtenaar.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 2 april 2025 te Almelo
aan zijn levensgezel, [slachtoffer] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig oogletsel (te weten: een bulbus ruptuur,
hematomen rondom de oogleden, een bloeding in het glasvocht en/of een
scheurwond rondom het oog), heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal,
met kracht met een vuist op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] te
stompen en/of slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2025 te Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan zijn levensgezel, [slachtoffer] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal, met kracht met een vuist op/tegen het hoofd en/of in
het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2025 te Almelo
zijn levensgezel, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, met kracht met een vuist
op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] te stompen en/of slaan.
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig oogletsel (te weten: een
bulbus ruptuur, hematomen rondom de oogleden, een bloeding in het glasvocht
en/of een scheurwond rondom het oog) ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 2 april 2025 te Borne
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 55e lid 1 Wetboek van Strafvordering,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant] , hulp-officier van justitie van
politie eenheid Oost-Nederland belast met de uitoefening van enig toezicht en/of
belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van
strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren hem had bevolen of van hem had
gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek van uitgeademde lucht,
hieraan geen gevolg te geven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 april 2025 waren verdachte en zijn partner [slachtoffer] samen met hun éénjarige zoontje in een hotelkamer in [locatie] in [plaats] . Verdachte en [slachtoffer] bevonden zich op het bed. Zij hadden een woordenwisseling over het app-gedrag van [slachtoffer] , die voorafgaand aan de ruzie naast hem op het bed lag te appen.. Verdachte sloeg toen met zijn vuist [slachtoffer] op haar linkeroog. Het oog van [slachtoffer] begon meteen te bloeden en zij had veel pijn. Verdachte heeft de hotelkamer verlaten. Na de aanhouding van verdachte bleek dat zijn linkerhand ten gevolge van de vuistslag gezwollen was en dat hij zijn vingers moeilijk kon buigen en bewegen.
Uit de letselrapportage volgt dat de linkeroogbol van [slachtoffer] gescheurd was, dat er een bloeding in het glasvocht zat, dat haar oog moest worden gehecht, het netvlies (retina) was beschadigd en dat er een bloeduitstorting (hematoom) rondom het oog zat. [slachtoffer] zag niets meer met het oog. Uit de letselrapportage en de schriftelijke onderbouwing bij de vordering tot schadevergoeding en de overgelegde bijlagen blijkt dat [slachtoffer] onmiddellijk na het incident vanuit het plaatselijke ziekenhuis in Almelo is overgebracht naar het AUMC voor een spoedoperatie. Inmiddels is zij daar twee maal geopereerd aan haar oog en in afwachting van een volgende operatie. Er is nog geen medische eindtoestand bereikt. Het is nog onbekend of en in hoeverre het gezichtsvermogen zal herstellen.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van de als feit 1 primair tenlastegelegde zware mishandeling is vereist dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij gekeken moet worden naar de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij zal het moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder de naar ervaringsregels aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Verdachte heeft met zijn vuist tegen het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Gelet op het letsel dat hierdoor aan de hand van verdachte zelf is ontstaan in combinatie met de ernst van de verwondingen van [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat verdachte met forse kracht heeft gestompt. Verdachte wist waar het hoofd van [slachtoffer] zich bevond – zij lagen immers naast elkaar op hetzelfde bed en hadden onmiddellijk daaraan voorafgaand een woordenwisseling – en hij heeft bewust in die richting geslagen. Het hoofd, met name het oog, is een bijzonder kwetsbaar gedeelte van het lichaam. De kans op zwaar lichamelijk letsel bij een harde stomp tegen het hoofd is, met name als terugslag van het achterhoofd door -in dit geval het bed- wordt tegenhouden, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door op deze manier te handelen, het risico genomen dat hij [slachtoffer] hard op haar oog zou raken en daarmee bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard. Voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of bij het slachtoffer ook daadwerkelijk sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen – in lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad – de volgende factoren worden meegewogen: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze factoren worden gebaseerd en in geval van meerdere verwondingen kan de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. [slachtoffer] had ernstige verwondingen aan haar oog en zij is meermalen geopereerd. Tot op heden heeft zij weinig zicht met haar linkeroog en wat zij ziet, ziet zij dubbel. [slachtoffer] zal nogmaals geopereerd moeten worden en er is nog geen medische eindtoestand bereikt. Het herstel zal in ieder geval zes maanden duren en het is onbekend of het oog en het gezichtsvermogen volledig zullen herstellen. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel zwaar lichamelijk letsel oplevert in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
het procesverbaal van de terechtzitting van 15 juli 2025 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het procesverbaal van voorgeleiding na aanhouding van 2 april 2025, pagina 106.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 2 april 2025 te Almelo
aan zijn levensgezel, [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig oogletsel, te weten: een bulbus ruptuur, hematomen rondom de oogleden, een bloeding in het glasvocht en een scheurwond rondom het oog, heeft toegebracht door met kracht met een vuist in het gezicht van die [slachtoffer] te stompen;
2
hij op 2 april 2025 te Borne
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 1 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant] , hulpofficier van justitie van politie eenheid OostNederland bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek van uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184 en 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen van strafbare feiten.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een dadelijk uitvoerbare vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van drie jaar wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod. Verdachte mag op geen enkele wijze direct of indirect contact opnemen met [slachtoffer] . Iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt, moet er vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van zeven dagen, met een maximum van zes maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak moet worden afgedaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis, en daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. De raadsvrouw heeft bepleit dat geen 38vmaatregel moet worden opgelegd, omdat de reclassering dat niet heeft geadviseerd en [slachtoffer] ook contact zoekt met verdachte.
De raadsvrouw heeft verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van zijn toenmalige partner [slachtoffer] . In aanwezigheid van hun jonge zoontje, wiens eerste verjaardag zij gezamenlijk vierden in [locatie] , heeft verdachte grof geweld gebruikt tegen [slachtoffer] . Zij heeft daardoor ernstig letsel opgelopen aan haar oog en het is onbekend of zij ooit haar zicht zal terugkrijgen. Ook blijft er een verhoogd risico op infecties en complicaties bestaan en is het zelfs nog onzeker of [slachtoffer] haar oog kan behouden. [slachtoffer] kon door het letsel drie weken lang niet voor haar zoontje zorgen en is nog steeds afhankelijk van ondersteuning door anderen. Verdachte was ten tijde van het feit onder invloed van alcohol. Na zijn aanhouding heeft hij geweigerd om mee te werken aan een blaastest. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 24 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte op 8 februari 2022 door de politierechter is veroordeeld voor een geweldsdelict. Op 7 april 2025 is verdachte door de kantonrechter veroordeeld vanwege een verkeersfeit; dit betekent dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 14 juli 2025. De reclassering beschrijft dat uit meldingen bij Veilig Thuis blijkt dat sprake was van een patroon van huiselijk geweld en problematisch middelengebruik bij verdachte. Er is sprake van zeven meldingen bij Veilig Thuis omtrent mogelijke geweldsincidenten binnen de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] . De reclassering omschrijft verdachte als een beschadigde man als gevolg van een moeilijke jeugd. Mogelijk is er sprake van onverwerkte psychische belasting en persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte. De reclassering acht diagnostisch onderzoek daarnaar noodzakelijk. Ook zijn er bij verdachte signalen van een licht verstandelijke beperking. De reclassering schat de risico’s op herhaling en letselschade in als gemiddeld. Verdachte heeft zich tegenover de reclassering meewerkend opgesteld en is bereid om mee te werken aan bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert om de zaak af te doen met een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, diagnostisch onderzoek en ambulante behandeling, alcoholverbod, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan hulpverlenende instanties.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het uitgangspunt van denken, voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zonder gebruik te maken van een wapen, zoals genoemd in de LOVS-oriëntatiepunten, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat sprake is van huiselijk geweld, bovendien in aanwezigheid van een klein kind. Daarnaast is verdachte eerder veroordeeld vanwege een geweldsdelict. De rechtbank zal daarom een hogere straf opleggen. Zij zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen waaraan zij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd zal verbinden, omdat de rechtbank dit nodig acht om het recidiverisico te beperken.
Alles afwegende, acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank zal, gelet op het advies van de reclassering en de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan hulpverlening gericht op het opstellen van veiligheidsafspraken betreffende de omgang met het slachtoffer, geen 38vmaatregel opleggen aan verdachte.
Opheffings-/schorsingsverzoek
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen, omdat de verdenking, de bezwaren en de gronden, zoals genoemd in het bevel tot voorlopige hechtenis ook nu nog bestaan en een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv niet aan de orde is gelet op de op te leggen straf. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, omdat het belang dat verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen het belang dat de maatschappij heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis op de gronden, genoemd in het bevel tot voorlopige hechtenis.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 25.030,43 (vijventwintigduizendendertig euro en drieënveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico: € 369,87;
- toekomstig eigen risico: € 385,--;
- contactlens: € 64,--;
- toekomstige contactlens: € 64,--;
- schorsen kenteken: € 99,10;
- huishoudelijke hulp: € 3.945,--;
- reis- en parkeerkosten: € 85,75;
- toekomstige reis- en parkeerkosten: € 17,71.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 20.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen, met uitzondering van de toekomstige kosten, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de toekomstige kosten moet de benadeelde partij nietontvankelijk worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor de immateriële schade moet worden gematigd tot € 10.000,--. Wat betreft de schadeposten medische kosten, schorsen kenteken en reiskosten heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden toegewezen met uitzondering van de toekomstige kosten. Wat betreft de schadepost huishoudelijke hulp heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze moet worden gematigd tot € 878,--.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten eigen risico, contactlens, schorsen kenteken, huishoudelijke hulp en reis en parkeerkosten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 4.563,72, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De onder de posten toekomstig eigen risico, toekomstige contactlens en toekomstige reis en parkeerkosten opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Als gevolg van de zware mishandeling heeft de benadeelde partij ernstig oogletsel opgelopen, waarvan zij levenslange gevolgen zal ondervinden.
Nu vaststaat dat de benadeelde partij door de zware mishandeling lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft de benadeelde partij op de voet van artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval en acht geslagen op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank stelt de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 20.000,, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 2 april 2025.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 157 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 62 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
zware mishandeling;
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen van strafbare feiten;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich op uitnodiging meldt bij de reclassering te Amsterdam op een door hen aangegeven locatie, datum en tijdstip. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij volgt de aanwijzingen en opdrachten die door de reclassering worden gegeven in het kader van het toezicht op, voor zover niet in andere voorwaarden reeds benoemd. Hier kunnen ook huisbezoeken bij horen. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd en verdachte zet zich in om deze te behalen;
- meewerkt aan diagnostisch onderzoek en zich indien geïndiceerd laat behandelen door
een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener, of medewerking verleent aan een nader door de reclassering te bepalen gedragsinterventie. De behandeling en/of gedragsinterventie start zodra er plek is voor verdachte en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- geen alcohol gebruikt zolang de reclassering dat nodig vindt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen, wanneer en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt wanneer en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan de hulpverlening gericht op de veiligheid van zijn kind en het opstellen van veiligheidsafspraken betreffende de omgang met het slachtoffer. Hij geeft hierbij toestemming aan de reclassering om contact te onderhouden met de betrokken hulpverleningsinstanties zoals Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland en het Sociaal Wijkteam Amstelveen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 24.563,72 (bestaande uit € 4.563,72 materiële schade en € 20.000, immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1): van een bedrag van € 24.563,72 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2025);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 24.563,72, (zegge: vierentwintigduizendvijfhonderddrieënzestig euro en tweeënzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2025 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 157 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] voor een deel van € 466,71 nietontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bevel voorlopige hechtenis
- wijst af de verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.
Buiten staat
Mr. De Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2025149502. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Het procesverbaal van de terechtzitting van 15 juli 2025, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 2 april 2025 was ik met mijn toenmalige partner [slachtoffer] in [locatie] in [plaats] . Ik was onder invloed van alcohol. Wij lagen in bed en wij hadden een woordenwisseling. [slachtoffer] gaf mij een klap in mijn gezicht en ik heb een vuistslag teruggegeven. Ik wist waar het hoofd van [slachtoffer] zich bevond. Het klopt dat mijn hand gezwollen was door de vuistslag die ik heb gegeven.
2. Een procesverbaal van bevindingen van 3 april 2025, pagina 36, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hoorden dat [slachtoffer] op bed was gaan liggen. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat zij haar ex vriend vervolgens met een vlakke hand heeft geslagen. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat zij vervolgens een klap op haar linker oog kreeg van haar ex vriend. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat ze gelijk wist dat dit niet goed was en rende naar de badkamer. Ze zag dat haar oog enorm bloedde en had enorm veel pijn.
3. Het procesverbaal van bevindingen van 2 april 2025, pagina 109, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen wij in de kamer waren met de ID-zuil en [verdachte] plaats had genomen op een stoel, zag ik dat zijn rechterhand erg dik was. Ik zag dat het opgezwollen was. Ik Verbalisant vroeg aan [verdachte] , toen ik begonnen was met het opmaken van de ID-staat, of [verdachte] zijn vingers op de glasplaat kon leggen, zodat hiervan een scan kon worden gemaakt. Ik zag dat hij zijn vingers krom gebogen hield en dat hij de vingers moeilijk tegen elkaar aan kon drukken.
4. Een geschrift, te weten een letselrapportage forensische geneeskundige GGD OostNederland van 7 april 2025, pagina’s 53, 54 en 58, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
gemelde toedracht een klap op oog links
gemelde behandeling oogarts
/ toelichting
hechten
operatie aan oog
bloeding in glasvocht
retina beschadigd
onderzoek linker oog
hematoom
scheurwond ooglid
bloeding in / rond oogbol
toelichting verminderde visus
schatting duur verdere genezing overige letsels 6 maanden
samenvatting Letsel bloeding in en rond oog bol
toelichting klap op oog zou een ruptuur op kunnen leveren in de oogbol/glasvocht bloeding
5. Een geschrift, te weten een operatieverslag van het Vrije Universiteit Medisch Centrum (VUMC) van 2 april 2024, pagina 23 (van het verzoek tot schadevergoeding), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer]
[geboortedatum 2] -1997
Operatieverslag
Operatiedatum 2-4-2025
Specialisme Oogheelkunde
Peroperatieve bevindingen en postoperatieve conclusie:
Perilimbaal gezwollen met bloed. Conjunctiva over 360 graden geopend, temporaal thv equator een ruptuur gevonden. Wond gesloten met 14 x vicryl 6-0.
Voorste oogkamer (VOK) vol met bloed. Lijkt mogelijk lens ruptuur en protrusie in VOK. Iris lijkt gelacereerd.
6. Een geschrift, te weten een operatieverslag van het VUMC van 15 april 2024, pagina 34 (van het verzoek tot schadevergoeding), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer]
[geboortedatum 2] -1997
Operatieverslag
Operatiedatum 15-4-2025
Specialisme Oogheelkunde
Peroperatieve bevindingen en postoperatieve conclusie:
Verwijderen lens
Explorerende corevitrectomie, veel stolsels en uitgeloogd bloed
Inductie PVD.
7. Een geschrift, te weten een verslag consult van 23 juni 2025, pagina 42 (van het verzoek tot schadevergoeding), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afakiecorrectie wordt aangepast OS via Vissercontactlenzen
Besproken dat een secundaire implant na 3-6 maanden geplaatst kan worden.
8. Een geschrift, te weten een verslag van [bedrijf] van 8 juli 2025, pagina 43 (van het verzoek tot schadevergoeding), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Conclusie:
Visus OS 0.7 met zachte lens sph +14.00, echter geen comfortabel beeld en niet helder.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2025149502. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.