ECLI:NL:RBOVE:2025:5015

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
ak_25_1061
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering individuele inkomenstoeslag op basis van onvoldoende zorgvuldig onderzoek door het college

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 29 juli 2025, wordt de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo om aan eisers, een echtpaar dat een aanvraag voor individuele inkomenstoeslag heeft ingediend op basis van de Participatiewet, een uitkering toe te kennen, beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de belastbaarheid van eiseres, die ondanks haar medische problemen twee opleidingen heeft afgerond en stage heeft gelopen. De rechtbank concludeert dat de weigering om de individuele inkomenstoeslag toe te kennen niet in stand kan blijven, omdat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen recht zou hebben op de toeslag. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij medisch en arbeidsdeskundig onderzoek noodzakelijk is om de belastbaarheid van eiseres vast te stellen. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eisers vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1061

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] (eiseres) en [eiser] (eiser), uit [woonplaats] , (gezamenlijk eisers)

(gemachtigde: mr. L. de Widt),
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, verweerder (het college)
(gemachtigde: J.P. Hageman).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van het college om aan eisers op grond van de Participatiewet (PW) individuele inkomenstoeslag toe te kennen. Eisers zijn het met die weigering niet eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college aan eisers terecht geen individuele inkomenstoeslag heeft toegekend.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de weigering om aan eisers individuele inkomenstoeslag toe te kennen niet in stand kan blijven, omdat het college onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en de weigering niet voldoende heeft gemotiveerd. Het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Daarna volgt de beoordeling van de rechtbank. De rechtbank vermeldt eerst de relevante feiten, de standpunten van partijen en het toetsingskader. Dan volgen de overwegingen van de rechtbank, waarbij zij aan de hand van het toetsingskader ingaat op de beroepsgronden. Aan het einde staan de conclusie, de gevolgen daarvan en de beslissing.

Procesverloop

2. Eisers hebben op 15 oktober 2024 individuele inkomenstoeslag aangevraagd. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 25 oktober 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 maart 2025 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eisers, de begeleider van eisers en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
3.1.
Eiser en eiseres zijn gehuwd en voeren een zelfstandige huishouding. Eisers ontvangen op grond van de PW een uitkering naar de bijstandsnorm voor gehuwden.
3.2.
Eiser is geboren op [geboortedatum 1] . Eiser heeft hartklachten en is visueel beperkt. Het college verwacht van hem niet dat hij zal uitstromen naar de arbeidsmarkt. Activiteiten in de zin van integratie en participatie richten zich in zijn geval met name op sociale activering en het leren van de Nederlandse taal.
3.3.
Eiseres is geboren op [geboortedatum 2] . Eiseres is op 30 juni 2022 geslaagd voor haar inburgeringsexamen.
3.4.
Het college heeft met een besluit van 23 oktober 2024 aan eisers een maatregel van verlaging van de uitkering met 100% opgelegd voor de duur van 1 maand met ingang van
1 september 2024. Met een beslissing op bezwaar, die ook is vermeld in het bestreden besluit van 12 maart 2025, heeft het college de verlaging vastgesteld op 20% van de uitkeringsnorm. Het college heeft deze maatregel opgelegd omdat eiseres niet of niet voldoende heeft meegewerkt, waarbij het re-integratietraject is geschaad. Het college is van mening dat eiseres in de fase van het re-integratietraject "Helpende Handen" dat "Werkacademie" wordt genoemd, verwijtbaar geen gebruik heeft gemaakt van haar mogelijkheden die hadden moeten leiden tot het verwerven van betaalde arbeid. Daarmee heeft zij het slagen van het traject, het verkrijgen van arbeid in de zorg, geschaad. Eisers hebben tegen dit besluit geen beroep ingesteld.
Standpunten van partijen
Standpunt college
4. Het college stelt zich op het standpunt dat eisers geen recht hebben op individuele inkomenstoeslag, omdat de komende 12 maanden uitzicht bestaat op inkomensverbetering. Volgens het college kan eiseres aan het werk gaan en is ze in staat om zelfstandig een inkomen te verdienen. Voor ondersteuning hierbij is zij aangemeld voor een re-integratietraject via een werkcoach. Het college is van mening dat eiseres, gelet op haar krachten en bekwaamheden die zij met het traject "Helpende Handen" heeft verworven in samenhang met de krapte op de arbeidsmarkt in de zorgsector, in staat moet worden geacht om op korte termijn arbeid te verwerven. Eiseres heeft volgens het college dan ook uitzicht op inkomensverbetering.
4.1.
Het college wijst erop dat eiseres een re-integratietraject heeft gevolgd via het sociaal ontwikkelbedrijf voor de gemeenten Hengelo, Borne, Hof van Twente en Haaksbergen (SWB) met als doel om een eigen inkomen te verdienen. Dit traject is succesvol afgesloten met een diploma (startkwalificatie).
4.2.
Verder voert het college aan dat eiseres arbeidsfit is bevonden. Het college stelt dat de lichamelijke klachten van eiseres niet in de weg hoeven te staan aan het verkrijgen van arbeid, omdat eiseres, ondanks die klachten ook met succes een traject, waaronder een werkstage, heeft kunnen afronden.
Standpunt eisers
5. Eisers stellen zich op het standpunt dat zij recht hebben op individuele inkomenstoeslag, omdat er geen zicht is op inkomensverbetering.
5.1.
Volgens eisers is het bestreden besluit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur: het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
5.2.
Eisers stellen dat eiseres het traject “Helpende Handen” niet heeft afgerond.
5.3.
Verder voeren eisers aan dat eiseres in de afgelopen periode steeds meer beperkingen heeft gekregen. Door de toegenomen klachten van eiseres is haar tijdens de werkstage gebleken dat de werkzaamheden van een verzorgende/helpende in de zorg zwaar lichamelijk belastend zijn en dat zij deze niet aan kan.
5.4.
Eiseres was aanvankelijk optimistisch omdat zij graag wil werken. Ze heeft daarom ook laten weten dat zij een vervolgopleiding in de zorg wil doen. Maar eiseres heeft proefondervindelijk gemerkt dat zij de werkzaamheden lichamelijk niet aan kan.
Toetsingskader
6. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Overwegingen van de rechtbank
7.1.
Niet in geschil is dat eisers langdurig een laag inkomen hebben. Ook is niet in geschil dat eiser geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. Ter discussie staat of aannemelijk is dat eiseres binnen 12 maanden vanaf de peildatum, 15 oktober 2024, (datum aanvraag individuele inkomenstoeslag) uitzicht had op toename van haar inkomen. De periode in geding loopt dus van 15 oktober 2024 tot 15 oktober 2025. Gelet op de beroepsgronden gaat de rechtbank in op de vraag of eiseres het traject “Helpende Handen” heeft afgerond, of zij op grond hiervan in beginsel geacht moet worden op korte termijn arbeid te verwerven en op de vraag of bij eiseres sprake is van medische beperkingen, waardoor zij niet het werk waarvoor zij bij SWB is opgeleid kan uitvoeren.
Traject “Helpende Handen”
7.2.
Op 10 mei 2022 heeft SWB voor eiseres een re-integratietrajectplan opgesteld. Eiseres, de gemeente Hengelo en SWB hebben afgesproken dat eiseres zal deelnemen aan een traject arbeidsontwikkeling. Dit is bedoeld voor personen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het traject is gericht op het versterken van de werknemersvaardigheden en de positie op de arbeidsmarkt, zodat de cliënt (weer) arbeidsfit wordt en bemiddelbaar is voor reguliere arbeid. Afgesproken is dat eiseres de entreeopleiding Assistent Dienstverlening en Zorg (niveau 1) via “Helpende Handen” zou volgen. Deze opleiding is gestart in
september 2022. Naast de lessen zou eiseres 20 uren per week stagelopen. De afronding van de stage en opleiding was gepland in juli 2023.
7.3.
Uit de eindrapportage van 3 december 2024 blijkt dat eiseres de entreeopleiding in september 2023 positief heeft afgesloten met een diploma. Eiseres is aansluitend aangemeld voor de vervolgopleiding Helpende zorg en welzijn niveau 2. Deze heeft zij gevolgd van september 2023 tot september 2024. In het rapport is vermeld dat eiseres tijdens de opleiding erg gemotiveerd aanwezig was. Extra taalles was wel wenselijk. Tijdens de stage is een oplossing bedacht voor de wens van eiseres om vanwege haar geloofsovertuiging met lange mouwen te mogen werken. Ook staat in het rapport dat eiseres het lastig vindt om te gaan met onverwacht en onvoorspelbaar gedrag van dementerende ouderen. Toch verloopt de opleiding goed en heeft eiseres deze in juli 2024 afgesloten met een diploma.
7.4.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat eiseres het opleidingstraject heeft afgerond. Zij heeft immers de entreeopleiding Assistent Dienstverlening en Zorg (niveau 1) in september 2023 positief afgesloten met een diploma. Vervolgens heeft eiseres de opleiding Helpende zorg en welzijn niveau 2 gevolgd en in juli 2024 positief afgerond.
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de deelname van eiseres aan het traject "Helpende Handen" terecht van belang geacht. Het college heeft hiermee, in samenhang met de krapte op de arbeidsmarkt in de zorgsector, zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres in beginsel in staat moet worden geacht om op korte termijn arbeid te verwerven.
Medische klachten
7.6.
Toen eiseres de opleiding had afgerond heeft zij verklaard dat zij niet in de zorg wilde werken. Eisers stellen dat eiseres dit met het oog op haar gezondheid niet aan kan. Het college vindt dit echter niet aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank licht dit als volgt toe.
7.7.
Tijdens de bezwaarprocedure hebben eisers met een brief van 14 januari 2025 medische gegevens van de huisarts over eiseres overgelegd. Uit deze informatie blijkt dat eiseres in juni 2024 klachten had die veroorzaakt zouden kunnen zijn door stress/angst. Ook is uit de informatie af te leiden dat bij eiseres sprake is van aangeboren hartproblematiek en dat zij in oktober en november 2024 last had van hartklachten. Tijdens de zitting heeft het college gesteld dat de informatie van de huisarts minder van belang is, omdat het huisartsenjournaal voor het grootste deel geen betrekking heeft op de periode in geding. De rechtbank kan het college hierin echter niet volgen. Een deel van de journaalaantekeningen ziet immers op de periode na 15 oktober 2024 en dus op de periode in geding. Daarbij wijst de rechtbank erop dat het niet gaat om de hoeveelheid aantekeningen, maar om de aard van de medische problematiek die daaruit naar voren komt.
7.8.
In de rapportage behandeling bezwaarschrift van 13 januari 2025 heeft het college gesteld dat ook tijdens de opleidingsfase van het traject al sprake was van de aangevoerde klachten en dat deze in die fase kennelijk geen belemmering zijn gebleken. Ook wijst het college erop dat eiseres nimmer heeft laten weten dat het werk in de zorg te belastend is c.q. dat het ingezette traject, rekening houdend met die belemmeringen, zou moeten worden beëindigd of bijgesteld. Eiseres heeft tijdens de zitting echter gezegd dat ze gedurende de stage diverse keren bij haar werkbegeleider heeft gemeld dat het werk haar psychisch zwaar viel en dat haar gezondheid eronder leed.
7.9.
De rechtbank is van oordeel dat de medische informatie voor het college aanleiding had moeten zijn om medisch en arbeidsdeskundig onderzoek te laten verrichten naar de belastbaarheid van eiseres om na te gaan of eiseres met haar beperkingen in staat is om het werk te doen, waarvoor zij is opgeleid. Dat eiseres ondanks haar medische problemen de twee opleidingen heeft gedaan en stage heeft gelopen is, gelet op de medische informatie die eiseres heeft overgelegd, onvoldoende om aan te nemen dat eiseres wel in de zorg kan werken. Niet uitgesloten is immers dat eiseres destijds – voor de duur van het opleidingstraject – haar grenzen overschreed maar dit wel tijdelijk volhield. Voorts is niet uitgesloten dat de beperkingen voortvloeiend uit haar gezondheidsproblematiek sindsdien zijn toegenomen of verergerd.
Ook het feit dat eiseres in september 2024 nog tegen haar klantmanager heeft gezegd dat ze een vervolgstudie in de zorg zou willen doen maakt dit niet anders. Hieruit blijkt weliswaar een wens c.q. ambitie van eiseres, maar dit is geen objectief gegeven dat betrekking heeft op de beperkingen van eiseres vanwege haar medische situatie. Het is daarom van belang dat een medisch deskundige de medische informatie en de gezondheidssituatie van eiseres beoordeelt, waarna een arbeidsdeskundige kan onderzoeken of eiseres tot het werk waarvoor zij in het traject is opgeleid in staat is.

Conclusie en gevolgen

8.1.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet voldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen is medisch onderzoek nodig, zodat de belastbaarheid van eiseres kan worden vastgesteld. Vervolgens zal arbeidskundig onderzoek moeten plaatsvinden om na te gaan of eiseres het werk waarvoor zij in het traject bij SWB is opgeleid kan uitvoeren. Het staat het college overigens ook vrij om met toepassing van artikel 4:84 Awb de individuele inkomenstoeslag vanaf 15 oktober 2024 zonder nader onderzoek aan eisers toe te kennen, indien hij het medisch en arbeidskundig onderzoek te belastend vindt voor eisers in verhouding tot het met de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2022 beoogde doel.
8.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
8.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,-, omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder is niet gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 12 maart 2025;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 53,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet (PW)
Artikel 36, eerste lid, van de PW bepaalt dat het college, op aanvraag van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag kan verlenen.
Artikel 36, tweede lid, van de PW bepaalt dat tot de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval worden gerekend:
a. de krachten en bekwaamheden van de persoon; en
b. de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
Verordening individuele inkomenstoeslag 2022
Artikel 1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Verordening individuele inkomenstoeslag 2022 (Verordening) bepaalt dat onder peildatum wordt verstaan: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt door middel van een daarvoor bestemd aanvraagformulier.
Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2022
Artikel 1, eerste lid, van de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2022 (Beleidsregels) bepaalt dat alle begrippen in deze beleidsregels dezelfde betekenis hebben als in de Verordening.
Artikel 3, van de Beleidsregels bepaalt dat het college van oordeel is dat uitzicht op inkomensverbetering aanwezig is, indien:
a. aannemelijk is dat belanghebbende binnen 12 maanden vanaf de peildatum een inkomen gaat ontvangen dat hoger ligt dan de voor hem of haar toepasselijke bijstandsnorm;
b. belanghebbende of diens partner op de peildatum of in de referteperiode een opleiding volgt of heeft genoten als bedoeld in de WTOS of de WSF 2000;
c. aannemelijk is dat belanghebbende binnen 12 maanden vanaf de peildatum uit ‘s Rijkskas bekostigd onderwijs gaat volgen waarvoor recht bestaat op een bijdrage van de WTOS of WSF 2000;
d. belanghebbende op de peildatum een inkomen heeft dat hoger is dan de bijstandsnorm, maar gedurende de referteperiode op bijstandsniveau leeft wegens een minnelijke schuldregeling of WSNP traject;
e. belanghebbende anderszins uitzicht heeft op inkomensverbetering.