ECLI:NL:RBOVE:2025:5022

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/08/333118 / JE RK 25-821
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak verzoekt de gecertificeerde instelling (GI) om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de oproepingstermijn te kort was, waardoor de moeder niet in staat was om zich te laten bijstaan door een advocaat. De kinderrechter heeft daarom de verzoeken voor de duur van twee maanden verlengd en het overige aanhouden. De minderjarige, die al 3,5 jaar in een pleeggezin woont, is daar gehecht en het is momenteel niet in zijn belang om terug te keren naar de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die tijdens de omgang met de moeder onrustig en overprikkeld is. De kinderrechter heeft besloten dat de GI de regie moet voeren over de omgangsregeling en dat er op korte termijn een nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden, zodat de moeder zich kan laten bijstaan door een advocaat. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zwolle
Zaaknummer: C/08/333118 / JE RK 25-821
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Jeugdbescherming Overijssel,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Zwolle,
over
[kind], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
De heer [de pleegvader] en mevrouw [de pleegmoeder]
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 mei 2025;
  • een bericht van de GI met bijlagen, ontvangen op 5 juni 2025;
  • een e-mail van de moeder van 10 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de pleegouders;
  • [naam] namens de GI;

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind].
2.2.
[kind] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [kind] verlengd tot 17 juni 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 augustus 2024 de machtiging verlengd [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 17 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen tot 17 juni 2026. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij haar standpunt over het verzoek van de GI niet wil delen. De moeder wil hier graag bijstand van een advocaat bij. Omdat de rechtbank een te korte oproeptermijn heeft toegepast is het de moeder niet gelukt om een advocaat in te schakelen. Haar advocaat was niet beschikbaar en het was niet mogelijk om vervanging te regelen. De moeder zou graag zien dat de verzoeken voor een korte termijn worden toegewezen en dat de verzoeken voor het overige worden aangehouden.
4.2.
De pleegouders zijn van mening dat het goed is dat er zo snel als mogelijk duidelijkheid is over het perspectief van [kind] en zij begrijpen het verzoek van de moeder.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind] verlengen voor de duur van twee maanden en het verzoek voor het overige gedeelte aanhouden. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De kinderrechter ziet dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [kind]. [kind] heeft op dit moment een keer in de twee weken een uur omgang met de moeder. Voor en na de omgang is [kind] overprikkeld, onrustig en baldadig. Pas na twee tot vier dagen is [kind] weer rustig. Het is belangrijk dat er zicht blijft op de omgang tussen [kind] en de moeder. Het is ook belangrijk dat [kind] minder gespannen is tijdens en rondom de omgang. Er zal daarbij gekeken moeten worden naar wat nodig is om ervoor te zorgen dat [kind] en de moeder meer tot elkaar komen. De kinderrechter heeft gelezen dat onlangs door Trias onderzoek is gedaan naar de omgang middels Video Interactie Begeleiding – Gehechtheid en een CHOP-lijst. Op de mondelinge behandeling heeft de GI verklaard dat zij naar aanleiding hiervan een verzoek in zal dienen tot het vastleggen van een omgangsregeling. Mogelijk zal er dan een nieuwe omgangsregeling vast worden gelegd. Omdat er nog veel speelt rond [kind] is het noodzakelijk dat de GI hier regie voert.
5.3.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] voor de duur van twee maanden verlengen. Het verzoek wordt voor het overige gedeelte aangehouden. De kinderrechter legt dit uit.
5.4.
[kind] woont sinds hij vijf maanden is bij het huidige pleeggezin. De kinderrechter heeft gelezen dat [kind] aan het pleeggezin is gehecht. [kind] is gedurende de omgang gespannen en vooraf en nadien onrustig. Verder is van belang dat [kind] al 3,5 jaar in het pleeggezin woont en daar gehecht is. Het is daarom in het belang van [kind] dat hij de komende periode bij de pleegouders blijft wonen. Verder is noodzakelijk dat, nu de door de kinderrechter eerder gevraagde onderzoeken zijn uitgevoerd, duidelijkheid ontstaat over waar het perspectief van [kind] ten aanzien van het opgroeien ligt.
5.5.
Nu het de moeder in verband met de te korte oproeptermijn niet is gelukt om zich te laten bijstaan door een advocaat zal de kinderrechter de verzoeken niet voor de verzochte termijn toewijzen maar voor een korte periode van twee maanden. Nu de kinderrechter de verzoeken voor het overige aanhoudt, zal op korte termijn een nieuwe mondelinge behandeling plaatsvinden. Op deze manier kan de moeder zich bij de volgende
mondelinge behandeling laten bijstaan door een advocaat en op deze manier haar standpunt over het verzoek geven. De kinderrechter verwacht van de GI dat er bij de volgende mondelinge behandeling ook een standpunt wordt ingenomen over het perspectief van [kind] en de omgangsregeling tussen de moeder en [kind].
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind] tot 17 augustus 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 17 augustus 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de verzoeken voor het overige aan;
6.5.
bepaalt dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op
23 juli 2025om
09:15 uur, waarvoor partijen nog voor worden opgeroepen;
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025 door
mr. J.L. Souman, kinderrechter, in aanwezigheid van M.E. Sijnstra als griffier, en op schrift gesteld op 25 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.