ECLI:NL:RBOVE:2025:5069

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
C/08/336456 KG RK 25-384
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure met verzoek tot voorlopige voorzieningen

Op 24 juli 2025 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter in de Rechtbank Overijssel, die belast was met de behandeling van een zaak geregistreerd onder ZWO 25 /1928 BESLU. De rechter heeft op 28 juli 2025 laten weten niet te berusten in de wraking. De wrakingskamer heeft besloten geen mondelinge behandeling te plannen en op 31 juli 2025 uitspraak te doen. Verzoeker stelt dat er sprake is van rechtsweigering, motiveringsgebrek, schijn van partijdigheid, en obstructie van behoorlijke rechtspleging. De rechter heeft in zijn reactie aangegeven dat het verzoekschrift voor een voorlopige voorziening te laat is ingediend en dat er geen aanleiding was om op korte termijn een beslissing te nemen. De wrakingskamer oordeelt dat een rechter alleen gewraakt kan worden bij objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeert dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De beslissing van de wrakingskamer is gebaseerd op artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank, en het verzoek wordt kennelijk ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/336456 KG RK 25-384
Beslissing van 31 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker] / [verzoeker] B.V.,
wonende / gevestigd te [plaats],
verzoek(st)er tot wraking,
procederend zonder advocaat/gemachtigde.

1.De procedure

1.1.
Op 24 juli 2025 heeft verzoek(st)er een verzoek tot wraking gedaan van
mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter in deze rechtbank en in hoedanigheid van voorzieningenrechter belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder
ZWO 25 /1928 BESLU (hierna ook: de rechter).
1.2.
De rechter heeft bij brief van 28 juli 2025 laten weten niet te berusten in de wraking.
1.3.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van dit verzoek en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De standpunten en beoordeling

2.1.
Bij brief van 24 juli 2025 heeft verzoek(st)er een verzoek tot wraking ingediend. Gelet op de kop van de brief en het vermelde bij het onderwerp betreft het in de ogen van verzoek(st)er een aanvullend en zelfstandig wrakingsverzoek. Voor zover verzoek(st)er in dit verband verwijst naar de brief van 22 juli 2025 gericht aan de commissie bezwaarschriften gemeente Hardenberg met als onderwerp “Wrakingsverzoek inzake hoorzitting 23 juli 2025, aanbesteding fietstunnel Hardenberg” kan deze brief niet als een wrakingsverzoek in de zin van de wet worden beschouwd, nu deze brief niet gericht is tegen een met een zaak belaste rechter. In zoverre kan met deze brief dan ook geen rekening worden gehouden bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Volgens verzoeker is sprake van rechtsweigering, motiveringsgebrek, schijn van partijdigheid, verboden ex parte-contact en obstructie van behoorlijke rechtspleging.
2.2.
In zijn reactie op het wrakingsverzoek schrijft de rechter (kort gezegd) dat uit het op 22 juli 2025 door verzoeker ingediende verzoekschrift voorlopige voorzieningen (hierna ook: het verzoekschrift) niet kan worden afgeleid dat sprake is van een besluit, van een bezwaar daartegen of van een beroep bij de rechtbank op grond waarvan een voorlopige voorziening kan worden verzocht. Bovendien werd verzocht om binnen zeer korte tijd een beslissing te nemen over het wel of niet doorgaan van een hoorzitting die op 23 juli 2025 om 13.00 uur zou plaatsvinden, waarvan vermoedelijk de uitnodiging al eerder was verzonden. Het verzoekschrift was dus heel erg laat ingediend. Zo’n uitnodiging voor een gemeentelijke hoorzitting zou ook vrijwel zeker niet als een besluit kunnen worden aangemerkt, aldus de rechter. Gelet hierop zag de rechter geen aanleiding om op stel en sprong in te gaan op het verzoek van verzoek(st)er en heeft hij via de griffie de heer [verzoeker] telefonisch laten weten dat hij geen aanleiding zag om op zo’n korte termijn een beslissing te nemen op het verzoekschrift. Volgens de rechter is sprake van een procesbeslissing, waarvan hij heeft begrepen dat de griffie deze beslissing op 23 juli 2025 kort voor 12.00 uur aan de heer [verzoeker] heeft doorgegeven.
2.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat een rechter alleen gewraakt kan worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat een verzoek(st)er tot wraking die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem /haar bekend zijn geworden.
2.4.
De omstandigheid dat de rechter geen aanleiding heeft gezien om op een zeer korte termijn een beslissing te nemen op het ingediende verzoekschrift van verzoek(st)er maakt op zichzelf niet dat er een grond voor wraking is. Deze beslissing van de rechter is namelijk een procesbeslissing. Een dergelijke beslissing vormt in principe geen grond voor wraking, ook niet als verzoek(st)er het niet eens is met die procesbeslissing [1] . Evenmin kan de motivering van een procesbeslissing een grond vormen voor wraking, ook niet indien wordt aangevoerd dat die motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier zou zijn of dat een motivering ontbreekt.
2.5.
Dat kan anders zijn indien geen andere verklaring voor de beslissing te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daar, mede gezien de omstandigheid dat uit het verzoekschrift en het daarin verzochte volgt dat er op zeer korte termijn een actie (in welke vorm dan ook) werd verlangd, geen sprake van. De suggestie van verzoek(st)er dat er voorafgaand overleg of afstemming heeft plaatsgevonden tussen de rechter of griffie van de rechtbank en (de advocaat van) de gemeente Hardenberg en/of de voorzitter van de commissie bezwaarschriften, mist naar het oordeel van de wrakingskamer feitelijke grondslag. Dat een medewerker van de griffie van de rechtbank verzoek(st)er telefonisch zou hebben meegedeeld dat “de zitting van de commissie bezwaarschriften gewoon doorgaat” volgt niet uit de telefoonnotie die van dat gesprek is opgemaakt. Ook indien ervan uit zou worden gegaan dat een opmerking in die trant is gemaakt, leidt dat naar het oordeel van de wrakingskamer niet tot een andere conclusie. De door de rechter genomen procesbeslissing heeft, mede gelet op het geplande tijdstip van de hoorzitting, indirect tot gevolg dat de gemeente op dat moment niet gehouden was om de hoorzitting niet door te laten gaan. In die zin zou een dergelijke opmerking van een medewerker van de griffie van de rechtbank ook niet onbegrijpelijk zijn. Of de hoorzitting daadwerkelijk heeft plaatsgevonden op het geplande tijdstip is de wrakingskamer niet bekend en is ook niet relevant voor deze beslissing. Het voorgaande maakt dan ook niet dat er sprake is van (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid tegen verzoek(st)er en rechtvaardigt ook niet de door verzoek(st)er getrokken conclusie dat de rechter zijn bevoegdheid heeft overschreden.
2.6.
De conclusie is dan ook dat verzoek(st)er geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht die een aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing.
2.7.
Deze beslissing is gebaseerd op artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Dat betekent dat de wrakingskamer zonder behandeling ter zitting het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaart.
2.8.
Voor zover verzoek(st)er heeft beoogd andere verzoeken dan een wrakingsverzoek te doen, kan de wrakingskamer daar geen beslissing over nemen.

3.De beslissing

De wrakingskamer
verklaart het verzoek (kennelijk) ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A.E. Zweers, J.H.M. Hesseling en M.H. van der Lecq in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onder andere het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413).