Uitspraak
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
1.Inleiding
2.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties A t/m D,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
3.De feiten
Afbeelding 2
Alle deuren zitten nu een dicht paneel in zoals getekend”
bezig is om de uit te voeren werkzaamheden conform het keuringsrapport in te plannen.” Zij schrijft over ongeveer twee weken aan te kunnen geven wanneer er iemand langs zou kunnen komen om de werkzaamheden uit te voeren.
4.Het geschil
5.De beoordeling
houten deuren, stelkozijnen, binnendeur kozijnen” en “
Kunststof kozijnen” geplaatst zullen worden, maar nergens wordt specifiek vermeld hoeveel en wat voor soort deuren in de garages moeten komen. [eisers 1] en [eisers 2] voeren nog aan dat de verwijzing naar houten deuren (meervoud) in de overeenkomsten alleen op de garagedeuren kan zien omdat dit destijds de enige houten buitendeuren waren. [gedaagde] heeft dit echter gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat bij het opstellen van de eerste kostenraming dit soort details, zoals deuren, nooit precies zijn omschreven. Dit gebeurt volgens [gedaagde] pas later in het bouwproces. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, komt dan ook niet vast te staan dat in de overeenkomsten specifieke afspraken over de garagedeuren zijn gemaakt. Ook in de meer- en minderwerknota’s staat niets over het aantal of type deuren in de garages. Partijen hebben hier dus voorafgaand aan de bouw van de woningen niets over op papier gezet. Maar ook zonder dat er iets op schrift staat, kan een overeenkomst tot stand komen door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Daarbij dient de inhoud van het aanbod en de vraag of er overeenstemming is, bepaald te worden aan de hand van de wilsvertrouwensleer (artikelen 3:33 en 3:35 BW). Er komt in beginsel geen rechtshandeling tot stand als de wil van de handelende personen ontbreekt, tenzij er sprake is van een bij de wederpartij opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen.
garage” staat. De ruimte wordt in de plattegrond namelijk niet uitsluitend als “
garage”, maar juist als “
garage/berging” aangeduid. Op basis van deze aanduiding hoefde [gedaagde] er redelijkerwijs niet van uit te gaan dat er een auto in de garage moest komen en dat er daarom een tweede grote deur geplaatst moest worden. Dit geldt evenzeer voor het feit dat in de garage een vierkant is ingetekend, wat volgens [eisers 1] en [eisers 2] een auto zou moeten zijn. Dit alleen is namelijk gelet op de rest van de tekeningen onvoldoende om bij [gedaagde] de verwachting te wekken dat zij nog een tweede grote deur moest plaatsen.
alle deuren zitten nu een dicht paneel in zoals getekend.” [eisers 1] en [eisers 2] hadden [gedaagde] hierover moeten bevragen of op zijn minst een opmerking moeten maken. Dat hebben zij niet gedaan. Zij hebben juist bijgedragen aan de verwarring door in hun reactie aan [gedaagde] te schrijven dat de deur (enkelvoud) van de garage van [eisers 2] naar rechts verplaatst moest worden. Gelet op deze verklaringen en handelingen van [eisers 1] en [eisers 2] mocht [gedaagde] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de afspraak tussen partijen was dat er maar één garagedeur in de garages geplaatst moest worden. Een redelijke uitleg van de afspraken brengt dus mee dat [gedaagde] gehouden was in de garages één deur en een dicht paneel te plaatsen.
1 afstandsbediening is voldoende aangeboden standaard 1 stuks”, en ten aanzien van punt 3 uit het rapport van [eisers 1] : “
is niet verplicht (…)”. Ook in een later bericht van 23 juli 2024 geeft [gedaagde] aan slechts uit coulance een deel van de gebreken uit de rapporten te zullen herstellen (zie 3.21). Gelet op deze reacties van [gedaagde] valt het [eisers 1] en [eisers 2] niet toe te rekenen dat zij voorafgaand aan de herstelwerkzaamheden bij [gedaagde] hebben aangedrongen op een volledig plan van aanpak. Er is dus geen sprake van schuldeisersverzuim.
€ 5.945,50 +
€ 5.781,50 +