9.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, feit 2 primair,telkens het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 3,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4,de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf ten aanzien van de misdrijven
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
267 (tweehonderd zevenenzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich laat begeleiden door LIMOR of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Het begeleidingstraject duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
straf ten aanzien van de overtreding
- bepaalt dat aan verdachte
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
toetot een bedrag van € 550,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 550,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van 11 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
toetot een bedrag van € 690,27 (bestaande uit € 140,27 materiële schade en € 550,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 690,27 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 690,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van 13 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige immateriële deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024291155. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair en feit 2 primair
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juli 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb uitgehaald met de wapenstok. Het zal wel kloppen dat ik [slachtoffer 2] op zijn hoofd heb geslagen. Ik heb ook met de wapenstok uitgehaald richting [slachtoffer 1] .
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 27 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 23):
Op 24 juni 2024 was ik aan de [adres 2] . Ineens werd ik geslagen van achteren. Ik kreeg klappen met een wapenstok van achter op mijn hoofd. Ik ken deze persoon, hij heet [verdachte] . [alias] liep naar binnen en pakte weer een wapenstok uit zijn woning. Hierna kwam een persoon uit de woning van [huisnummer] om [alias] rustig te houden. Hierna sloeg [alias] deze persoon weer meermaals met de wapenstok.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 28 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 20-21):
Plaats delict: [adres 1]
Pleegdatum: 24 juni 2024
Ik zag dat de man in het roze shirt een wapenstok in zijn rechterzak had. Ik zag dat hij uit het niets de wapenstok uit zijn zak trok en deze met twee handen uit elkaar trok. Ik zag dat hij uit het niets begon te slaan met de wapenstok. Ik voelde dat hij op mijn hoofd sloeg. Ik voelde een harde, stekende pijn. Ik wist meteen door hoe het voelde dat hij dit met de wapenstok deed.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 24 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 41):
Op 24 juni 2024 zag ik dat [alias] [verdachte] [slachtoffer 2] met een wapenstok molesteerde en op hem insloeg. Ik zag dat hij op zijn hoofd, borst en schouders sloeg.
Ik zag dat [alias] naar buiten rende met nog een wapenstok. Ik zag dat hij op [slachtoffer 1] begon te rammen. Ik zag dat [alias] met de wapenstok meermaals had geslagen. Dit was onder ander op de schouder en op de zij van [slachtoffer 1] .
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 24 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 44-45):
Op 24 juni 2024 was ik in [plaats] bij de [adres 3] . Ik zag dat [alias] aan het vechten was met [slachtoffer 2] . Ik zag dat [alias] een wapenstok vast had.
Ik zag dat [alias] naar [slachtoffer 1] liep en hem minimaal twee keer met een wapenstok op zijn hoofd sloeg.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juli 2025, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. Het proces-verbaal onderzoek wapen van 25 juni 2024, met bijbehorend fotoblad
(p. 32-35).
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juli 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb de hamer in mijn hand gehad. Het zal wel kloppen dat ik een hamer dreigend heb getoond naar [slachtoffer 2] . Ik kan me voorstellen dat hij zich bedreigd voelt.
2. Het proces-verbaal onderzoek wapen van 27 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 36):
Het is een Kendo - Moker 1000 gram - met ergonomisch fiberglas handvat - Vuisthamer
1kg - fibersteel.
Dit voorwerp werd onder de volgende omstandigheden aangetroffen: met het voorwerp is aangever bedreigd nadat aangever met een ploertendoder was geslagen.
Gelet op de aard van het voorwerp en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen ben ik, verbalisant van mening dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie IV onder 7 van de WWM.