ECLI:NL:RBOVE:2025:5152

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
C/08/329300 / HA ZA 25-64
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen in civiele zaak tussen partijen A en B met betrekking tot ontbinding van overeenkomsten en schadevergoeding

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen partij A, bestaande uit V.O.F. [partij A 1] en V.O.F. [partij A 2], en partij B, bestaande uit Captix Nederland B.V., Captix Investment & Factoring B.V., Captix Holding B.V., Stichting Derdengelden Debiteurenbeurs, en andere gedaagden. De rechtbank heeft de vorderingen van partij A in zowel het incident als de hoofdzaak afgewezen. Partij A had gevorderd dat de overeenkomst met partij B terecht was ontbonden en dat partij B aansprakelijk was voor de geleden schade. Daarnaast vorderde partij A een bedrag van € 95.200,00 uit hoofde van een doorbetalingsverplichting, schadevergoeding, en proceskosten. In reconventie vorderde partij B schadevergoeding van € 104.229,66. De rechtbank oordeelde dat partij A niet bevoegd was tot ontbinding van de overeenkomsten, omdat er geen sprake was van een tekortkoming van partij B. De rechtbank heeft ook de vorderingen van partij B in reconventie afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van partij B toegewezen, en de beslaglegging ten laste van partij B opgeheven. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke onderbouwing van vorderingen en de gevolgen van ontbinding van overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/329300 / HA ZA 25-64
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van

1.[partij A 1] V.O.F.,

en
2.
[partij A 2] V.O.F.,
beide te [vestigingsplaats 2],
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna afzonderlijk te noemen: [partij A 1] en [partij A 2] en samen te noemen:
[partij A] (ook wel afgekort [partij A]),
advocaten: mrs. W.A. [naam 3] en J. Boelens,
tegen

1.CAPTIX NEDERLAND B.V.,

te Enschede,
2.
CAPTIX INVESTMENT & FACTORING B.V.,
te Amersfoort,
3.
CAPTIX HOLDING B.V.,
te Amersfoort,
4.
STICHTING DERDENGELDEN DEBITEURENBEURS,
te Winterswijk,
5.
[partij B 1] B.V.,
te [vestigingsplaats 1],
6.
[partij B 2],
te [woonplaats],
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna afzonderlijk te noemen: Debiteurenbeurs, Captix Investment & Factoring,
Captix Holding, de Stichting, [partij B 1] en [partij B 2] en samen te noemen: Captix c.s. (ook wel afgekort C),
advocaat: mr. M.A.T. Schroots.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende een incidentele vordering, met producties 1 tot en met 24
- de conclusie van antwoord van Captix c.s. in het incident tevens houdende een incidentele vordering
- de conclusie van antwoord van [partij A] in het incident tevens eisvermeerdering in de hoofdzaak, met producties 25 tot en met 27
- de akte van Captix c.s. naar aanleiding van voormelde producties
- de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 30
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 28 tot en met 43
- de brief van 7 juli 2025 van [partij A] met betrekking tot een mp4-bestand in aanvulling op productie 28.
1.2.
Er is bepaald (en per brief meegedeeld) dat de hoofdzaak en de beide incidenten gelijktijdig behandeld zullen worden. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2025.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De partijen
2.1.
Zowel [partij A 2] (opgericht op 1 december 2020) als [partij A 1] (opgericht op 1 januari 2024) houdt zich blijkens de overgelegde uittreksels uit het Handelsregister (producties 1 en 2 [partij A]) bezig met goederenvervoer over de weg. Vennoten van beide ondernemingen zijn [naam 1] (hierna: [naam 1]) en [naam 2]. [naam 1] is in het Handelsregister ook ingeschreven als eigenaar van eenmanszaak [bedrijf 1] (productie 4 [partij A]), welke onderneming zich eveneens bezighoudt met goederenvervoer over de weg.
2.2.
[partij A] heeft ook uittreksels uit het Handelsregister overgelegd van Debiteurenbeurs (productie 3 [partij A]) en Captix Investment & Factoring (productie 4 [partij A]). Debiteurenbeurs houdt zich onder meer bezig met “het bieden van de mogelijkheid om te handelen in vorderingen via digitale kanalen”. Haar bestuurder tevens enig aandeelhouder is Captix Holding. Captix Investment & Factoring, eveneens bestuurd door Captix Holding, houdt zich bezig met “het doen van investeringen in en het bieden van financiële oplossingen voor ondernemingen”.
De overeenkomsten
2.3.
[partij A] heeft als productie 5 twee vrijwel identieke raamovereenkomsten tussen Debiteurenbeurs en [bedrijf 1] (ook Leverancier genoemd) overgelegd. De eerste overeenkomst is voorzien van een handtekening en vermeldt een looptijd van 3 jaar, de tweede, niet van een handtekening voorziene overeenkomst een looptijd van 2 jaar. Volgens de bijgevoegde “akte van ondertekening” is op 20 april 2021 “de” raamovereenkomst (niet duidelijk is welke) digitaal ondertekend door beide partijen. In de raamovereenkomsten staat onder meer:
De Leveranciers en Debiteurenbeurs zijn overeengekomen dat:
  • De facturen die door Leveranciers worden gestuurd naar de klanten van Leveranciers, (...), worden geplaatst op het platform van Debiteurenbeurs. (...)
  • (...)
  • Voor investeerders is het van groot belang om vast te kunnen stellen dat de factuur juist is. Normaal gesproken verkrijgen we een bevestiging van de debiteur. Dit is dan ook het uitgangspunt.
  • Nieuw op te richten vennootschappen kunnen onder gelijke voorwaarden aan deze overeenkomst worden toegevoegd.
In “bijlage 1” van de raamovereenkomsten staat onder meer:
 Uitgangspunt is dat jaarlijks minimaal €500.000,- aan facturen ter bevoorschotting zal worden aangeleverd, tevens hetgeen op jaarbasis tot een minimale commissie verplichting leidt.
2.4.
[partij A] heeft als productie 9 een koopovereenkomst tussen haar en Captix Investment & Factoring overgelegd. In deze overeenkomst staat onder meer:
Overwegende dat:
I. Deze overeenkomst tot stand is gekomen op het platform en door bemiddeling van Captix Nederland B.V., handelend onder de naam Debiteurenbeurs;
II. Debiteurenbeurs deze overeenkomst heeft opgesteld en zowel Koper als Verkoper daarnaast een Raamovereenkomst en/of door Debiteurenbeurs gehanteerde Algemene Voorwaarden overeengekomen zijn met Debiteurenbeurs; en
III. Uitgangspunt van deze overeenkomst is dat Verkoper een onbetwiste vordering wenst over te dragen aan Koper, waarover geen geschil bestaat over de juiste, tijdige en volledige nakoming van de verplichtingen van Verkoper jegens de Debiteur en waarvan de Debiteur van plan en in staat is deze tijdig en volledig te voldoen.
(...)
Artikel 1 – Verkoop Vordering
1.1
Verkoper verkoopt aan Koper en Koper koopt van Verkoper de factuur met factuurnummer (...)/
1.2
Het risico dat een Debiteur zijn betalingsverplichting uit hoofde van de Vordering niet nakomt, gaat uitdrukkelijk niet mee over en blijft bij Verkoper.
(...)
Artikel 2 – Koopsom, voorschot, levering en inningsbevoegdheid
2.1
De koopsom voor de Vordering bedraagt (...).
2.2
De Koopsom is verschuldigd zodra de Debiteur de Vordering volledig heeft voldaan op het rekeningnummer (...) van de Stichting.
2.3
Het Voorschot voor de Vordering bedraagt 90,00% (...).
2.4
Koper verklaart dat het Voorschot binnen 24 uur na ondertekening van de Overeenkomst wordt overgemaakt naar (...) van de Stichting.
2.5
De over het Voorschot overeengekomen Rentevergoeding bedraagt 1,50% per maand
2.6
Na ondertekening van deze Overeenkomst door Partijen zal Debiteurenbeurs op last en uit naam van Koper mededeling doen van de cessie aan de Debiteur. Zodra deze mededeling de Debiteur heeft bereikt en het Voorschot door de Stichting van Verkoper is ontvangen, wordt de Vordering geacht te zijn geleverd door Verkoper aan Koper.
2.7
Na levering van de Vordering, zal de Stichting het Voorschot verminderd met de Succesfee, overmaken naar de bankrekening van Verkoper.
2.8
Op het moment van levering gaat de bevoegdheid om de Vordering te innen over op Koper en zal Debiteurenbeurs de Vordering op last van en uit naam van koper innen, waaronder begrepen het contact opnemen met de Debiteur omtrent de Vordering en het treffen van incassomaatregelen. Partijen verklaren zich ermee bekend en akkoord dat Debiteurenbeurs daarbij als volgt te werk zal gaan:
 Vanaf de Vervaldatum kan Debiteurenbeurs buitengerechtelijke incassomaatregelen treffen, bijvoorbeeld door een incassobureau in te schakelen. De kosten van het treffen van buitengerechtelijke incassomaatregelen komen voor rekening van Verkoper. (...)
 Vanaf 14 dagen na de Vervaldatum zonder dat is betaald kan Koper aan Verkoper verzoeken de Vordering terug te kopen. (...)
(...)
Artikel 4 – Vordering en betaling
4.1
Wanneer de Debiteur de Vordering en al hetgeen Koper van hem te vorderen heeft, waaronder eventuele incassokosten, volledig heeft overgemaakt naar de bankrekening van de Stichting, zal de Stichting het Voorschot, vermeerderd met de Rentevergoeding en verminderd met de Servicefee, overmaken naar de bankrekening van Koper.
4.2
Het restantbedrag, te weten de Koopsom verminderd met het Voorschot, de Rentevergoeding en al hetgeen Debiteurenbeurs, de Stichting en Koper van Verkoper te vorderen hebben, zal door de Stichting worden overgemaakt naar de bankrekening van Verkoper.
(...)
Artikel 5 – Garanties en zekerheden
5.1
Verkoper garandeert Koper dat:
a. (...)
d. de Debiteur geen aanspraak kan maken op enig compensatierecht tegenover Verkoper, dat geen verrekenbare tegenvordering van de Debiteur op Verkoper bestaat en/of dat Debiteur geen crediteur is van Verkoper;
(...)
Artikel 6 – Geschillen en crediteringen
6.1
Verkoper is verplicht om Koper via Debiteurenbeurs direct te informeren over klachten en bezwaren van de Debiteur ten aanzien van de Vordering, alsmede over eventueel onder de Debiteur ten laste van Verkoper gelegd derdenbeslag.
6.2
Verkoper is verplicht de Koper via Debiteurenbeurs onmiddellijk in kennis te stellen van alle eventuele crediteringen aan de Debiteur inzake de Vordering of enige met de Vordering te verrekenen creditering.
6.3
Verkoper dient het bedrag van de creditering onmiddellijk doch uiterlijk binnen twee dagen aan de Koper te voldoen door overmaking van dit bedrag op de bankrekening van de Stichting, bij gebreke waarvan Verkoper direct in verzuim verkeert en op verbeurte van een Boete.
Artikel 7 – Terugkoopverplichting en retrocessie
7.1
Indien de Debiteur, om welke reden dan ook, niet binnen 14 dagen na de Vervaldatum de Vordering geheel aan Koper heeft voldaan door overmaking naar de bankrekening van de Stichting, is Verkoper verplicht om binnen twee dagen na het verzoek daartoe van Koper of Debiteurenbeurs namens Koper, de Vordering terug te kopen tegen het Terugkoopbedrag. Een dergelijk verzoek zal pas worden gedaan nadat Debiteur tenminste eenmaal is herinnerd en vervolgens is gesommeerd om aan haar verplichtingen te voldoen, tenzij naar het oordeel van Koper en/of Debiteurenbeurs namens Koper dit als niet zinvol wordt geacht bijvoorbeeld in het geval Debiteur aangeeft dat niet zal worden betaald.
7.2
Debiteurenbeurs zal in geval van terugkoop een berekening opstellen van het bedrag dat ter zake de terugkoop door Verkoper aan Koper is verschuldigd, het “Terugkoopbedrag”. De berekening van het Terugkoopbedrag door Debiteurenbeurs is leidend.
7.3
Debiteurenbeurs zal als uitgangspunt bij de berekening van het Terugkoopbedrag nemen dat Koper en Debiteurenbeurs volledig moeten worden gecompenseerd voor de gevolgen van de Terugkoop, met dien verstande dat Verkoper opdraait voor alle extra gemaakte kosten alsmede gemaakte inkosten.
De aanloop naar het geschil
2.5.
Uit de stukken blijkt van de volgende correspondentie tussen [partij B 2] en [naam 1] in de periode van 28 november tot en met 9 december 2024:
([naam 1] aan [partij B 2] op 28 november 2024, productie 31 [partij A]):
Je gaat voor de huidige klanten een budget hanteren naar mate van kredietwaardigheid dit zal ook gaan gelden voor toekomstige klanten
De nieuwe klant A.T.O. wil je niet factoren dit ivm met een te laag bedrag inzake de krediet waardigheid. Tevens stop je met het factoren van All Round ingaande het nieuwe jaar, (...)
Tevens besloot je tijdens het gesprek om de gisteren ingeschoten factuur van All Round vandaag niet uit te betalen (te factoren) tot je van mij een duidelijkheid hebt wanneer All Round de achterstand gaat inlopen (...)
Dan heb ik je een lijst gegeven uit mijn boekhouding waaruit blijkt dat er nog vele kleine bedragen bij je openstaan die al lang hadden moeten worden doorbetaald naar mij het gaat inmiddels over een bedrag van 83,999,26 euro waarvan 40,306,32 vervallen nota’s zijn.
(...)
Mijn buffer zit bij de debiteurenbeurs zie bovenstaande, Ik zie dit dan ook graag deze week rechtgetrokken, anders gezegd: ik maak nu aanspraak op betaling van het bedrag ad € 40,306,32 euro (...).
(Reactie daarop van [partij B 2] aan [naam 1] op diezelfde dag, productie 31 [partij A]):
(...)
De factuur van Allround wil ik best uitbetalen. Ik heb aangegeven dit te doen zodra er duidelijkheid is wanneer Allround de achterstand van € 63077,86 gaat voldoen. Op dit moment hebben we ruim 98K uitstaan op Allround. Dit is ruim 3 keer de kredietlimiet. Mocht ik vandaag duidelijkheid hebben, dan zal ik hem ook vandaag alsnog uitbetalen. Ook weer als doel om jou van liquiditeit te voorzien.
Ik zal de openstaande transacties voor aankomende woensdag verwerken. Echter is het niet zo dat je nog een bedrag van 40k gaat ontvangen. Ik heb je lijst bekeken en daar heb je de voorschotten ingeboekt. Op de afrekeningen zie je dat er dan nog rekening gehouden moet worden met succesfee en rente. Het bedrag zal dus lager uitvallen. (...)
De werkwijze is inderdaad zo dat je op maandag of welke dag dan ook de facturen inschieten in ons portal deze de volgende dag wordt voldaan. De officiële regel is dan ook van toepassing dat het limiet niet overschreden mag zijn en dat de debiteur geen achterstanden bij ons heeft. Maar zoals je weet gaan wij daar bij jou zeer soepel mee om.
([partij B 2] aan [naam 1] op 28 november 2024, productie 24 [partij A]):
Ik zou graag de openstaande posten inzake [bedrijf 2] willen afwerken.
Nu heb ik nog 13 facturen niet betaald gekregen.
Zie printscreen. Dit betreft een totale openstaand saldo van € 134560,25.
Kun jij ervoor zorgen dat [bedrijf 2] dit per omgaande aan mij overmaakt.
([naam 1] aan [partij B 2] op 5 december 2024, productie 31 [partij A]):
Er wordt momenteel 2 facturen op mijn voorschoten op de ingeschoten facturen in gehouden naar aanleiding van een bericht van de klant naar je voor ik de kans krijg om hier op te reageren trek je deze in.
(...)
Een debiteuren beheerder is degene die mijn debiteuren bewaakt zodat er geen achterstanden ontstaan bij hun Nu echter blijkt dat er bij een debiteur een behoorlijke achterstand is ontstaan
Deze achterstand ga je gebruiken om mij onder druk te zetten (...)
Nu is het echter zo dat jij momenteel een kleine 48,827,= euro van mij onder je beheer hebt van de resterende bedragen van de debiteuren die al betaald hebben (dit is inmiddels door je uitgezocht) minus de kosten.
(...)
Ik eis nu dan ook dat dit bedrag uiterlijk aanstaande vrijdag de 6 e december 2024 op mijn rekening wordt bijgeschreven daar je het geld al hebt ontvangen lijkt me dit geen probleem
Voor de rest sta ik erop dat je de facturen die ik van de week bij je ingediend hebt uiterlijk vandaag de afgesproken voorschoten uitbetaald en op mijn rekening zichtbaar zijn.
Ik sta er op dat je in het vervolg het betalingsgedrag van mijn klanten in de gaten houd zoals in het begin van het factoren was overeengekomen zodat er geen achterstanden meer kunnen ontstaan. (...)
([partij B 2] aan [naam 1] op 9 december 2024, productie 12 [partij A]):
Helaas heb ik moeten constateren dat u mij zojuist telefonisch heeft meegedeeld dat u de huidige factoring niet meer bij Debiteurenbeurs gaat onderbrengen maar bij een derde partij.
Nu u dit besloten heeft laat u mij geen keus en zal ik de achterstanden op [bedrijf 2]
B.V. en Allround Transport B.V. verder te noemen AT retrocederen.
(...)
Het is inmiddels gebleken dat u facturen onderbrengt bij Debiteurenbeurs waarvan u redelijkerwijs moest weten dat deze niet of veel later werden voldaan door debiteur. Ik duid hiermee op de achterstand bij AT. U heeft meerder facturen niet, deels en/of incompleet of dubbel aangeleverd waardoor er achterstanden zijn ontstaan. Die achterstand is nu dusdanig opgelopen dat wij de achterstand op u gaan verhalen.
Daarnaast is gebleken dat [bedrijf 2] plotseling is gestopt met het betalen van facturen en dat [bedrijf 2] facturen verrekend die zij u hebben gestuurd. Het was redelijkerwijs logisch geweest als u ons van de credit facturen op de hoogte had gehouden. Onze inspanningsverplichting heeft niet tot algehele betaling geleid.
Het is inderdaad zo dat Debiteurenbeurs nog diverse afrekeningen aan u dient te verstrekken. De restant bedragen zullen wij verrekenen met de nog te ontvangen gelden. (...)
2.6.
Op 10 december 2024 heeft de raadsman van [partij A] (daarbij meldend dat hij optreedt namens
[bedrijf 1] en [partij A 1]) Debiteurenbeurs en Captix Investment & Factoring (ieder afzonderlijk) aangeschreven als volgt:
(...)
Hierbij deel ik u hierbij mede dat cliënten bij deze alle tussen partijen gesloten overeenkomsten volledig ontbindt in de zin van artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek.
(...)
Het gevolg van de (volledige) ontbinding is Captix c.s. alle aan Stichting Derdengelden Debiteurenbeurs betaalde bedragen minus al uitbetaalde voorschotten onmiddellijk dient uit te betalen aan mijn cliënten, zonder enige korting. Dit laatste betreft het bedrag ad in totaal € 53.455,37, zulks gebaseerd op bijgaande uitdraai per 9 december 2024 (€ 59.394,85 -/- 10% zijnde € 5.939,48 = € 53.455,37); zij bijlage 2.
Daarnaast hebben mijn cliënten schade geleden, en zullen mijn cliënten nog meer schade lijden, doordat uw bedrijf toerekenbaar tekort is geschoten en doordat mijn cliënten hierin aanleiding hebben gezien om de overeenkomst(en) te ontbinden. (...)

3.Het geschil

De vorderingen
In de incidenten
3.1.
[partij A] vordert, na vermindering van eis, dat Captix c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 95.200,00 aan haar, met veroordeling van Captix c.s. in de proceskosten.
3.2.
Captix c.s. vordert (samengevat) dat de door [partij A] ten laste van haar gelegde beslagen worden opgeheven, althans dat [partij A] daartoe, op straffe van verbeurte van een dwangsom, wordt veroordeeld, met veroordeling van
[partij A] in de proceskosten.
In de hoofdzaak
in conventie
3.3.
[partij A] vordert een verklaring voor recht dat zij de overeenkomst(en) met Captix c.s. terecht buitengerechtelijk heeft ontbonden en dat Captix c.s. (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade die is en zal ontstaan door toerekenbare tekortkoming c.q. onrechtmatige daad. Verder vordert zij hoofdelijke veroordeling van Captix c.s. tot betaling van a) een bedrag van € 95.200,00 uit hoofde van een doorbetalings- c.q. ongedaanmakingsverplichting, b) schadevergoeding nader op te maken bij staat, c) de proceskosten en, na vermeerdering van eis, d) de beslagkosten, alle posten te vermeerderen met rente.
in reconventie
3.4.
Captix c.s. vordert dat [partij A] wordt veroordeeld tot vergoeding van de door haar geleden schade van € 104.229,66, te vermeerderen met rente en met de werkelijke proceskosten.
De verweren
3.5.
Partijen voeren verweer in de incidenten en in de hoofdzaak en concluderen tot afwijzing van elkaars vorderingen, met veroordeling van de ander in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak
in conventie
De verhouding [partij A 1] – [partij A 2] – [bedrijf 1]
4.1.
In de dagvaarding (punt 2) is alleen vermeld dat [partij A 2] “feitelijk is voortgezet” door [partij A 1]. Over het tijdstip waarop dit zou zijn gebeurd (en of, en zo ja hoe, een en ander ook “juridisch” is afgehandeld) is niets opgenomen. Over
[bedrijf 1] vermeldt de dagvaarding (punt 4) alleen dat het gaat om “een voormalige eenmanszaak van [naam 1]”. De verhoudingen tussen deze partijen zijn verder niet opgehelderd.
Werkwijze
4.2.
Blijkens de stellingen van partijen en de door hen overgelegde stukken werd in casu de volgende werkwijze gehanteerd.
[naam 1] stuurde openstaande facturen van [partij A 1] (of [bedrijf 1], of
[partij A 2]) naar Debiteurenbeurs, waarna voor deze vorderingen separate koopovereenkomsten werden gesloten met Captix Investment & Factoring. Op de door [partij A 1] (of [bedrijf 1], of [partij A 2]) aan haar debiteuren gestuurde facturen stond telkens
“Deze factuur is gecedeerd via Debiteurenbeurs en kan alleen bevrijdend betaald worden door betaling op (...) t.n.v. Stichting Derdengelden Debiteurenbeurs o.v.v. het factuurnummer”. De Stichting maakte vervolgens het overeengekomen voorschot (verminderd met de overeengekomen “succesfee”) over aan de verkoper ([partij A 1], of [bedrijf 1], of [partij A 2]). Na geslaagde incasso stuurde Debiteurenbeurs een “Afrekening transactie”, met daarop het nog uit te betalen restantbedrag, welk bedrag door de Stichting werd overgemaakt aan de verkoper.
Ontbinding?
4.3.
Met de hiervoor onder 2.6 genoemde brief heeft [partij A] “alle tussen partijen gesloten overeenkomsten” willen ontbinden.
In haar conclusie van antwoord in het incident tevens eisvermeerdering in hoofdzaak (punt 36) heeft zij hierover opgemerkt:
Uiteraard gaat het om de raamovereenkomst, en overigens alle nog niet afgewikkelde overeenkomsten tussen partijen (die feitelijk uit dezelfde raamovereenkomst/
rechtsverhouding voortvloeien).
Ter zitting heeft zij (zie punt 10 van haar spreekaantekeningen) aangevoerd:
Het gaat hierbij om de raamovereenkomst en de nog niet afgewikkelde koopovereenkomsten, en de wel afgewikkelde koopovereenkomsten die door Captix onjuist waren uitgevoerd, (...).
(Al) deze ontbindingen baseert zij, aldus de dagvaarding, op het (beweerdelijk) tekortschieten van Debiteurenbeurs in haar verplichting om bij de debiteuren
[bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2]) en Allround Transport B.V. (hierna: Allround) een actief debiteurenbeheer te voeren.
4.4.
Volgens artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een schuldenaar de wederpartij de bevoegdheid om te ontbinden. Het tweede lid bepaalt dat indien nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is de debiteur eerst in verzuim moet zijn voordat de bevoegdheid tot ontbinding ontstaat.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Captix c.s. terecht aangevoerd dat van ontbinding van “alle” overeenkomsten op grond van de door [partij A] gestelde tekortkoming geen sprake kan zijn. Laatstgenoemde heeft immers niet gesteld dat bij alle overeenkomsten sprake was van een tekortkoming. Integendeel, volgens haar “leverde voor het overgrote deel van het klantenbestand de factoring geen problemen op” (punt 19 dagvaarding). Verder wordt opgemerkt dat van ontbinding van reeds afgewikkelde overeenkomsten geen sprake kan zijn, omdat dan geen sprake meer is van de niet-nakoming van een (uit de overeenkomst voortvloeiende) opeisbare verbintenis.
 Wederpartij?
4.6.
Met betrekking tot de door [partij A] nagestreefde ontbinding van de koopovereenkomsten inzake vorderingen op [bedrijf 2] en Allround wordt allereerst opgemerkt dat [partij A] niet heeft geconcretiseerd om welke overeenkomsten het gaat en welke partij daarbij als verkoper is opgetreden. Uit de door [partij A] als productie 33 overgelegde afrekeningen blijkt in ieder geval van twee vorderingen van [bedrijf 1] op Allround en van vier vorderingen van [partij A 2] op [bedrijf 2].
[partij A] heeft niet onderbouwd waarom [partij A 1] aanspraken van [partij A 2] jegens Captix c.s. geldend zou kunnen maken en vice versa of waarom beide eisende partijen dit namens [bedrijf 1] zouden kunnen doen.
 Tekortkoming?
4.7.
Volgens [partij A] bestaat de tekortkoming eruit dat Debiteurenbeurs haar verplichting om een actief debiteurenbeheer te voeren niet is nagekomen. Zij heeft zich veel te laat – toen er al sprake was van aanzienlijke achterstanden – gemeld bij [bedrijf 2] en Allround. Dit verzaken van haar debiteurenbewakingstaak kan zij niet meer herstellen, aldus [partij A]
4.8.
Deze stelling gaat niet op. Het gegeven dat Debiteurenbeurs door
Captix Investment & Factoring is belast met het uitoefenen van de haar toekomende inningsbevoegdheid brengt niet zonder meer mee dat Debiteurenbeurs ook gehouden was tot het voeren van debiteurenbeheer (in de zin van het signaleren van achterstanden) voor [partij A] Dat het voor laatstgenoemde onmogelijk was om via het portal van Debiteurenbeurs te weten te komen of er jegens een bepaalde debiteur buitengerechtelijke incassomaatregelen waren genomen, maakt het voorgaande niet anders. Dit laat immers onverlet dat [partij A] zeer wel zelf in staat was achterstanden te signaleren. Met de bij haar in bezit zijnde gegevens (debiteur, factuur, afgesproken betalingstermijn) wist zij immers wanneer de betreffende debiteur betaald zou moeten hebben. Voor zover al zou kunnen worden aangenomen dat zij niet wist dat bij [bedrijf 2] en Allround sprake was van aanzienlijke achterstanden, moet dit dan ook voor haar rekening komen. Daarbij kan aan dit niet-weten worden getwijfeld, gelet op de opmerking van [partij A] in haar conclusie van antwoord in reconventie (punt 9) dat er “werd afgewacht (tot na het verstrijken van de betaaltermijn) wanneer en hoeveel er zou worden betaald”, waarbij er bij “non-betaling of verrekening meteen in verwijtende zin richting [partij A] werd gereageerd”.
4.9.
Voor zover [partij A] heeft willen betogen dat de tekortkoming erin bestaat dat niet (tijdig) een bepaald incassotraject is ingezet jegens [bedrijf 2] en Allround faalt dit betoog. Het (enkel) noemen van de mogelijkheid in de koopovereenkomst dat Debiteurenbeurs ten behoeve van het innen van vorderingen buitengerechtelijke incassomaatregelen
kantreffen is daarvoor onvoldoende. Voor zover [partij A] zeggenschap had willen hebben met betrekking tot door Debiteurenbeurs te treffen incassomaatregelen (en daarvan, al dan niet via de portal, op de hoogte had willen blijven), had het op haar weg gelegen dit overeen te komen. Dit heeft zij niet gedaan.
4.10.. De conclusie is dat van een tekortkoming geen sprake is, zodat
[partij A] niet bevoegd was tot ontbinding. De vragen of nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk was en zo niet, of sprake was van verzuim kunnen dan ook onbeantwoord blijven.
Schadevergoeding?
4.11.
In de dagvaarding heeft [partij A] gesteld dat zij schade heeft geleden door het, ten gevolge van het ontbreken van liquiditeit, niet volledig kunnen laten rijden van haar vrachtwagens. Captix c.s. heeft de buitengerechtelijke ontbinding niet willen erkennen en heeft niet schriftelijk willen verklaren dat er geen pandrecht rust op toekomstige vorderingen, hiermee een blokkade voor haar opwerpend om met een andere factoringmaatschappij in zee te gaan, aldus [partij A] Ook heeft zij schade geleden in verband met het moeten treffen van rechtsmaatregelen tegen een van haar debiteuren ([bedrijf 3] B.V., hierna: [bedrijf 3]), die ten onrechte een bedrag van
€ 16.982,35 aan de Stichting had overgemaakt in plaats van aan haar.
 Ontbreken liquiditeit
4.12.
Voor zover aangenomen kan worden dat [partij A] wegens het ontbreken van liquide middelen niet al haar vrachtwagens heeft kunnen inzetten, geldt dat Captix c.s. hiervan geen verwijt kan worden gemaakt, gelet op het navolgende.
4.13.
Uit de door [partij A] als productie 22 overgelegde mailcorrespondentie van [naam 1] met [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4]) blijkt dat [naam 1] in november 2024 met [bedrijf 4] contact heeft opgenomen met betrekking tot door haar aan te bieden factoring, waarna [bedrijf 4] op 20 november 2024 telefonisch zou hebben laten weten zijn aanvraag niet in behandeling te kunnen nemen wegens zijn “verplichtingen aan Debiteurenbeurs”. Op 10 december 2024 heeft [naam 1] gemaild:
De samenwerking met de debiteurenbeurs is sinds vorige week beëindigt en wordt er vandaag een brief naar de debiteurenbeurs gestuurd door mijn advocaat inzake een buitengerechtelijke ontbinding.
(...)
Er is geen sprake van pandrecht op nieuwe facturen wel een cessie op de aan hun aangeleverde facturen.
Daarop heeft [bedrijf 4] geantwoord:
Zoals ik het lees is er dus een actueel conflict met debiteurenbeurs. Dit is voor ons een reden om -totdat wij een schriftelijke bevestiging hebben van debiteurenbeurs dat er geen vordering is en geen pandrecht rust op de (toekomstige) vorderingen- geen factoring aan te bieden.
4.14.
Het door [naam 1] met Impact Factoring gelegde contact (zie ook productie 22 [partij A]) heeft evenmin geleid tot een overeenkomst. Laatstgenoemde heeft in dit verband op
28 januari 2025 aan [naam 1] gemaild:
Voordat wij als factoringmaatschappij een financieringsaanbod kunnen overwegen dient het huidige juridische geschil met “Debiteurenbeurs” volledig te zijn afgewikkeld met finale kwijting over en weer.
4.15.
Dat [partij A] om haar moverende redenen de overeenkomsten met Debiteurenbeurs en Captix Investment & Factoring met onmiddellijke ingang wilde beëindigen zonder dat er concreet zicht was op een overeenkomst met een andere factoringmaatschappij, moet voor haar rekening blijven. Dit valt Debiteurenbeurs noch Captix Investment & Factoring te verwijten. Daarbij wordt opgemerkt dat de weigering van [bedrijf 4] en Impact Factoring om met [partij A] in zee te gaan niet zozeer ingegeven lijkt te zijn door onzekerheid over het al dan niet verpand zijn van toekomstige vorderingen, maar door het onderhavige geschil (dat zijn oorsprong vindt in de onterechte ontbindingsverklaring van [partij A]).
 [bedrijf 3]
4.16.
Volgens [partij A] heeft zij (althans [partij A 1], zo blijkt uit de betreffende facturen, productie 19 [partij A]) [bedrijf 3] drie facturen gestuurd ten bedrage van
€ 9.353,30, € 3.412,20 en € 4.216,85, welke bedragen [bedrijf 3] ten onrechte aan de Stichting heeft betaald. Er zijn, aldus [partij A] in de dagvaarding, inmiddels jegens [bedrijf 3] rechtsmaatregelen getroffen in verband met het niet-bevrijdend betalen aan Debiteurenbeurs. Deze rechtsmaatregelen had zij zich kunnen besparen indien Debiteurenbeurs de onverschuldigd aan haar betaalde bedragen zou hebben teruggestort, waarna [bedrijf 3] deze had kunnen doorstorten aan [partij A 1]. In haar productie 23 komt zij tot een bedrag van € 9.625 in verband met deze rechtsmaatregelen, bestaande uit:
  • Griffierecht verlofrekest conservatoir derdenbeslag € 714
  • Betekeningskosten deurwaarder (drie banken) € 750
  • Overbetekening € 850
  • Griffierecht dagvaarding (kantonzaak) € 1.461
  • Overbetekening dagvaarding € 850
  • Kosten werkzaamheden advocaat € 5.000
4.17.
De facturen waar het hier over gaat, vermelden alle drie een betalingstermijn van
45 dagen, inhoudende dat deze betaald moesten worden vóór respectievelijk 20 januari,
26 januari en 29 januari 2025. Uit productie 43 van [partij A] blijkt dat haar advocaat op laatstgenoemde datum contact heeft opgenomen met [bedrijf 3], waarop zij heeft laten weten te hebben betaald aan “de factorings-maatschappij van [partij A 1]”. Op 5 februari 2025 heeft mr. [naam 3] de gelegenheid gegeven om uiterlijk op
10 februari 2025 een bedrag van
€ 16.682,95over te maken. Op 13 februari 2025 (één dag voor de dagvaarding) heeft [bedrijf 3] een bedrag van
€ 17.889,85overgemaakt. Gelet op deze gang van zaken moet het ervoor gehouden worden dat het niet tot alle hiervoor genoemde rechtsmaatregelen is gekomen. Het had op de weg van [partij A] gelegen om te specificeren tot welke rechtsmaatregelen het wel is gekomen, welke kosten zij hiervoor heeft gemaakt en in hoeverre deze door [bedrijf 3] zijn vergoed. Dit heeft zij nagelaten.
4.18.
Overigens zou het ook bij een deugdelijke onderbouwing van de gemaakte kosten (c.q. het niet door [bedrijf 3] vergoede deel daarvan) niet tot toewijzing zijn gekomen. Het stond [partij A 1] vrij om [bedrijf 3] tot betaling aan te spreken, net zoals het [bedrijf 3] vrijstond om zich tot Debiteurenbeurs te wenden met een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling. Dat een (directe) betaling door Debiteurenbeurs aan
[partij A] minder omslachtig zou zijn geweest, moge zo zijn, maar van enige poging van [partij A 1] om met [bedrijf 3] en Debiteurenbeurs tot een dergelijke oplossing te komen, is niet gebleken.
4.19.
De vorderingen van [partij A 1] c.s uit hoofde van schadevergoeding zijn dus evenmin toewijsbaar.
Betaling van € 62.488,38?
4.20.
In haar onder 2.6 vermelde brief is namens [partij A] (althans: namens [partij A 1] en [bedrijf 1]) aanspraak gemaakt op een bedrag van € 53.455,37; volgens haar de resultante van “alle aan Stichting Derdengelden Debiteurenbeurs betaalde bedragen minus al uitbetaalde voorschotten”. In de dagvaarding (punt 43) meldt zij hierover dat dit bedrag “op dat moment (was) gebaseerd op inmiddels aan Debiteurenbeurs betaalde bedragen door andere debiteuren van eisers, waardoor aanspraken op overmaking van restbedragen ontstonden”. Ten tijde van de dagvaarding was volgens haar dit bedrag opgelopen tot € 62.488,38, waarbij zij heeft verwezen naar haar productie 21.
4.21.
De rechtbank merkt allereerst op dat de door [partij A] gewenste ontbinding van “alle” overeenkomsten zich moeilijk laat rijmen met deze vordering. Ontbinding van een overeenkomst leidt immers tot ongedaanmakingsverbintenissen, dan wel, voor zover ongedaanmaking niet mogelijk zou zijn, tot verbintenissen tot waardevergoeding. [partij A] zou dus de betaalde voorschotten moeten terugbetalen, terwijl Captix Investment & Factoring de (nog niet betaalde) vorderingen zou moeten retrocederen en ingeval van (door Debiteurenbeurs voor haar) geïnde bedragen de waarde zou moeten vergoeden die de prestatie op het moment van ontvangst had.
4.22.
Voor zover de vordering van [partij A], met ambtshalve aanvulling van de grondslag, zou kunnen worden gebaseerd op nakoming, wordt als volgt overwogen. Hoewel [partij B 2] in zijn mail van 9 december 2024 (productie 12 [partij A], zie hiervoor onder 2.5) heeft erkend dat “Debiteurenbeurs nog diverse afrekeningen dient te verstrekken” heeft [partij A] volstrekt onvoldoende aanknopingspunten verstrekt om enig bedrag ter zake te kunnen toewijzen. Het door haar zonder verdere toelichting als productie 21 overgelegde overzicht – een uitdraai d.d. 29 januari 2025 met als kop “openstaande verkoopfacturen” – vermeldt niet méér dan de namen van diverse klanten, gegevens van de betreffende factuur (nummer, datum, bedrag, vervaldatum), het (al) betaalde bedrag en het “openstaande saldo”; het in rekening gebrachte bedrag min het al betaalde bedrag. Het overzicht vermeldt (dus) niet van welke partij ([partij A 1], [partij A 2] of
[bedrijf 1]) de facturen afkomstig zijn.
Uit dit overzicht valt ook niet op te maken of en zo ja, in hoeverre op deze “openstaande facturen” betaling door de betreffende debiteur is gevolgd en evenmin hoe
[partij A] van deze betalingen op de hoogte is geraakt. Voor zover van deze betalingen afrekeningen zijn verstrekt door Debiteurenbeurs, had het op de weg van
[partij A] gelegen deze te verstrekken, ook omdat het “openstaande saldo” op het overzicht niet correspondeert met het na incasso door Debiteurenbeurs nog aan haar te betalen bedrag. Als voorbeeld een transactie waarvan wél een afrekening is overgelegd:
Het overzicht (productie 21 [partij A]) vermeldt een factuur met nummer 2024028 aan Allround ten bedrage van € 3.991,79, met een, na betaling van € 3.697,40, openstaand saldo van
€ 294,39 (dus zonder aftrek van enig bedrag). Als productie 33 [partij A] (volgens haar “voorbeelden afrekeningen restanten, maar nooit uitbetaald of verantwoord (ook geen bericht omtrent verrekeningen”)) is onder meer de afrekening van deze transactie overgelegd, die als nog te betalen restant, na aftrek van berekende rente en succesfee, een bedrag van € 131,33 vermeldt.
4.23.
Uit het voorgaande volgt dat alle vorderingen van [partij A] niet toewijsbaar zijn. Zij zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van Captix c.s. begroot op:
- griffierecht
6.861,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
10.897,00
In het door [partij A] opgeworpen incident
4.24.
Gelet op deze beslissing in de hoofdzaak in conventie is een beslissing in de voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv niet meer nodig. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding en het geding eindigt met dit vonnis. Het incidentele verzoek wordt daarom afgewezen, met veroordeling van [partij A] in de kosten van dit incident.
In het door Captix c.s. opgeworpen incident
4.25.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de (overigens alleen in het incident, niet ook in de hoofdzaak ingestelde) vordering van Captix c.s. de ten laste van haar gelegde beslagen op te heffen worden toegewezen wegens summierlijk gebleken ondeugdelijkheid van de door [partij A] ingestelde vorderingen, zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen in de hoofdzaak in conventie. Dat deze afwijzing nog niet onherroepelijk is, maakt niet dat van opheffing wordt afgezien, nu er geen aanleiding is om te veronderstellen dat bij een andersluidende uitkomst in een eventueel hoger beroep geen verhaal mogelijk is.
4.26.
Dit betekent dat de incidentele vordering van Captix c.s. wordt toegewezen, met veroordeling van [partij A] in de kosten van dit incident.
In de hoofdzaak
in reconventie
De verhouding Debiteurenbeurs – Captix Investment & Factoring – Captix Holding – Stichting – [partij B 1] – [partij B 2]
4.27.
De rechtbank stelt vast dat Captix c.s. in de door haar overgelegde stukken niet, althans nauwelijks, nader is ingegaan op de verhouding tussen gedaagde partijen; zij heeft het telkens over Captix c.s.
De vordering
4.28.
Zoals hiervoor onder 3.4 reeds is vermeld, maakt Captix c.s. (zonder enig onderscheid te maken tussen de diverse gedaagden) aanspraak op een bedrag van
€ 104.229,66 uit hoofde van schadevergoeding. Volgens haar ziet dit bedrag op:
  • Omzetderving van (ten minste) € 12.500,00
  • Vergoeding van een bedrag van € 35.581,16 op grond van retrocessie, inclusief rente
  • Een bedrag van € 22.064,07 aan contractuele boetes
  • Schadevergoeding in verband met onrechtmatig gelegde beslagen van € 13.272.49
  • Vergoeding van juridische kosten van
Daarnaastvordert zij dat [partij A] wordt veroordeeld in de reële proceskosten, door haar tot de conclusie van antwoord begroot op
€ 20.811,94(onderstrepingen rb.)
 Omzetderving
4.29.
Captix c.s heeft in dit verband gesteld dat [partij A] onverminderd gehouden is aan de in de raamovereenkomst opgenomen verplichting om op jaarbasis minimaal € 500.000,00 aan facturen ter bevoorschotting aan te leveren. Uit haar buitengerechtelijke ontbindingsverklaring en haar (proces)houding kan worden opgemaakt dat [partij A] niet voornemens is deze verplichting na te komen, hetgeen ex artikel 6:83 sub c BW tot verzuim leidt zonder dat ingebrekestelling nodig is. Door het niet voldoen aan voormelde verplichting lijdt zij schade ten bedrage van (ten minste)
€ 12.500,00, gelet op de afgesproken commissie van 2,5%, aldus Captix c.s.
4.30.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Captix c.s. onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat [bedrijf 1] en/of [partij A 2] en/of [partij A 1] zich (jegens Debiteurenbeurs) had
verplichtjaarlijks minimaal € 500.000,00 aan facturen aan te leveren. De enkele vermelding in de bijlage dat dit “het uitgangspunt” is, zonder dat ook maar op enigerlei wijze wordt onderbouwd dat (en hoe) daaraan de hand werd gehouden, is daarvoor onvoldoende, te meer nu, naar blijkt uit de hiervoor onder 2.5 vermelde correspondentie, Captix c.s. juist voornemens was de hoeveelheid transacties met
[partij A] te verminderen.
4.31.
Daarbij wordt, ten overvloede, overwogen dat de schade in verband met “gemiste commissie” niet gelijk zal zijn aan deze gemiste commissie; zij moet worden berekend op de gederfde winst, zodat de bespaarde kosten moeten worden afgetrokken.
 Openstaande posten bij [bedrijf 2]
4.32.
Volgens Captix staat er nog een bedrag van € 35.581,16 uit bij [bedrijf 2] aan onbetaalde facturen van [partij A] en moet [partij A] de onderliggende vorderingen terugkopen op grond van artikel 7 van “de koopovereenkomst”.
4.33.
De rechtbank stelt allereerst vast dat Captix c.s. niet heeft gesteld (laat staan onderbouwd) of het gaat om vorderingen van [bedrijf 1] en/of [partij A 2] en/of [partij A 1]. Aangenomen dat het door haar aangehaalde artikel 7 van “de koopovereenkomst” exemplarisch is voor alle koopovereenkomsten, geldt dat dit artikel uitgaat van een door Debiteurenbeurs opgestelde berekening met betrekking tot het terugkoopbedrag. Van een dergelijke berekening is geen sprake; Captix c.s. heeft het gelaten bij de enkele stelling dat voormeld bedrag nog openstaat.
4.34.
Daarbij komt dat [partij B 2] (c.q. Debiteurenbeurs) medio december 2024 een regeling met [bedrijf 2] heeft getroffen met betrekking tot (onder meer) de betreffende vorderingen, inhoudende dat wekelijks een bedrag van € 5.000,00 werd betaald. Nog daargelaten de (door [partij A] opgeworpen) vraag of artikel 7 ook ziet op een dergelijke situatie, geldt dat Captix c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat de achterstand ten tijde van haar eis in reconventie nog € 35.581,16 was. Haar overzicht (productie 27 C) vermeldt een “nog te voldoen” bedrag van € 30.581,16 en een bedrag van € 5.000,00 aan rente, maar gesteld noch gebleken is van wanneer dit overzicht dateert.
 Vergoeding in verband met creditering
4.35.
Volgens Captix c.s. heeft [bedrijf 2] aan [partij A] gestuurde creditfacturen ten bedrage van € 12.553,07 verrekend met vorderingen van
[partij A] op haar. [partij A] had op grond van artikel 6.3 van de koopovereenkomst het bedrag van de creditering moeten overmaken, maar heeft dat niet gedaan, aldus Captix c.s.
4.36.
Uit productie 16 [partij A] kan worden opgemaakt dat [bedrijf 2] is uitgegaan van zeven “debetfacturen” van [partij A 2] ten bedrage van in totaal € 4.154,06 en zes “debetfacturen” van [partij A 1] ten bedrage van in totaal € 8.399,01; een totaalbedrag van € 13.020,91. De rechtbank gaat er vanuit dat [bedrijf 2] hiermee heeft willen uitdrukken dat zij verrekenbare vorderingen op respectievelijk [partij A 2] en
[partij A 1] heeft. De vraag of, zoals Captix c.s. stelt en [partij A] betwist, onder “creditering” als bedoeld in artikel 6.3 ook verrekening valt, kan onbeantwoord worden gelaten. Uit het hiervoor onder 4.34 vermelde overzicht (productie
27 C) blijkt immers dat een bedrag van € 13.020,91 door [bedrijf 2] is voldaan. Niet valt dan ook in te zien waarom Captix c.s. nog aanspraak kan maken op betaling van dit bedrag.
 Boete in verband met niet vergoeden creditering
4.37. (
Zelfs) als zou worden aangenomen dat onder “creditering” ook verrekening moet worden begrepen, kan geen sprake zijn van toewijzing van het ter zake gevorderde bedrag, aangezien gesteld noch gebleken is wanneer [bedrijf 2] het beweerdelijk verrekende bedrag alsnog heeft voldaan (althans, heeft laten weten af te zien van de beweerde verrekening). Daarbij komt dat het door Captix c.s. aangehaalde artikel 6.3 van de koopovereenkomst geen grondslag biedt voor een vordering uit hoofde van te late betalingen. Dit lijkt zij te miskennen door uit te gaan van een boete van 10% over alle medio december 2024 door [bedrijf 2] nog niet betaalde bedragen.
 Schade in verband met onrechtmatig gelegde beslagen
4.38.
Volgens Captix c.s. was Debiteurenbeurs door de gelegde beslagen genoodzaakt een geldlening af te sluiten voor een bedrag van € 20.000,00. Zij vordert vergoeding van de door haar in dit verband te betalen rente. Verder is zij winst misgelopen omdat de tegoeden op de rekeningen van Captix Investment & Factoring en de Stichting, in totaal € 78.902,87, niet gebruikt konden worden voor factoring. De winstderving bestaat uit de maandelijkse succesfee van 2,5% en een rente van 1,25% per maand, in de eerste vier maanden resulterend in een gederfde winst van € 12.517,97, aldus Captix c.s. Tot slot heeft zij viermaal een bedrag van € 88,63 aan deurwaarderskosten moeten betalen voor de gelegde derdenbeslagen.
4.39.
De stelling van Captix c.s. dat Debiteurenbeurs genoodzaakt was een geldlening af te sluiten, is niet onderbouwd en leidt daarom niet tot het gewenste resultaat. Daarbij komt dat niet is onderbouwd dat dit geld aan haar is uitbetaald (en dat zij op de geldlening aflost).
Dat het beslag tot het door Captix c.s. gestelde bedrag doel heeft getroffen (en ten laste van welke partij; Captix Investment & Factoring of de Stichting) is niet onderbouwd. Daarbij komt dat Captix c.s. evenmin heeft onderbouwd wat de relatie is tussen “het niet kunnen gebruiken van de beslagen tegoeden voor factoring” en de geleden schade (gemiste succesfee en gemiste rentevergoeding) en door welke partij(en) deze schade geleden is. Tot slot geldt dat, zoals hiervoor onder 4.31 ook is overwogen met betrekking tot “gemiste commissie”, geleden schade in verband met winstderving niet gelijk zal zijn aan de bedragen van de (beweerdelijk) gemiste vergoedingen.
 Deurwaarderskosten
4.40.
Niet valt in te zien waarom Captix heeft moeten betalen voor de deurwaarderskosten. Deze zullen in rekening zijn gebracht bij de beslaglegger.
4.41.
De conclusie is dat de reconventionele vorderingen zullen worden afgewezen.
4.42.
Captix c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.929,00
(2 punten × factor 0,5 × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.107,00
Met betrekking tot alle toegewezen veroordelingen tot betaling van proceskosten, zowel in de incidenten als in de hoofdzaak
4.43.
Voor een veroordeling tot betaling van de werkelijk door Captix c.s. gemaakte proceskosten bestaat geen aanleiding. Een dergelijke veroordeling kan uitsluitend worden uitgesproken in geval van bijzondere omstandigheden, waarbij het met name gaat om misbruik van procesrecht en/of onrechtmatige daad. Daarvan is sprake als een evident ongegronde vordering is ingesteld of een evident ongegrond verweer is gevoerd, te weten
een vordering of verweer gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de betreffende procespartij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen
waarvan die partij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
Daarvan is in casu geen sprake.
4.44.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.45.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
In het door [partij A] ingestelde incident
5.1.
wijst de vorderingen van [partij A] af,
5.2.
veroordeelt [partij A] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.535,00 (2,5 punten × € 614,00) voor salaris advocaat.
In het door Captix c.s. ingestelde incident
5.3.
heft de ten laste van Captix c.s. gelegde beslagen op,
5.4.
veroordeelt [partij A] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.228,00
(2 punten × € 614,00) voor salaris advocaat.
In de hoofdzaak
in conventie
5.5.
wijst de vorderingen van [partij A] af,
5.6.
veroordeelt [partij A] hoofdelijk in de proceskosten van € 10.897,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [partij A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van Captix c.s. af,
5.8.
veroordeelt Captix c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 2.107,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Captix c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
In de incidenten en in de hoofdzaak
5.9.
veroordeelt [partij A] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als vermeld in 5.2, 5.4 en 5.6 als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.10.
veroordeelt Captix c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als vermeld in 5.8 als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.11.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 5.3 en de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.