ECLI:NL:RBOVE:2025:5191

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
11732378 \ CV EXPL 25-989
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van huurovereenkomst en betaling van huurachterstand door Almelo's Woningstichting Beter Wonen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Almelo's Woningstichting "Beter Wonen" en een gedaagde huurder. Beter Wonen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van een huurachterstand. De gedaagde had een huurovereenkomst voor een woning en was in gebreke gebleven met de huurbetalingen, wat leidde tot een eerdere dagvaarding in januari 2025. Na een vaststellingsovereenkomst was er een laatste kans geboden, maar de gedaagde bleef in gebreke met de huurbetalingen voor april en mei 2025. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juli 2025 werd vastgesteld dat de gedaagde inmiddels de huur voor juni en juli 2025 had betaald, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim was geraakt door de eerdere betalingsachterstanden. De kantonrechter weigerde de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat het woonbelang van de gedaagde zwaarder woog dan het belang van Beter Wonen. De gedaagde werd wel veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en proceskosten. De rechter benadrukte dat dit de laatste kans was voor de gedaagde en dat bij een nieuwe huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst wel toegewezen zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11732378 \ CV EXPL 25-989
Vonnis van 12 augustus 2025
in de zaak van
de stichting
ALMELOSE WONINGSTICHTING "BETER WONEN",
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen Beter Wonen,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juni 2025;
- de mondelinge conclusie van antwoord van 10 juni 2025;
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 29 juli 2025. Namens Beter Wonen waren aanwezig mevrouw [naam 1] , mevr. [naam 2] (beiden consulent huurbetaling), en mevrouw [naam 3] , werkzaam bij Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar.
[gedaagde] was aanwezig met zijn budgetcoach mevr. [budgetcoach].
1.3.
Beter Wonen heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een akte vermeerdering van eis toegestuurd.
1.4.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Tussen Beter Wonen en [gedaagde] bestaat een huurovereenkomst voor de woning aan het adres [adres] . [gedaagde] moet maandelijks, bij vooruitbetaling, een huurbedrag van € 659,88 te voldoen.
2.2.
Er is een achterstand ontstaan in de betaling van de huur.

3.Het geschil

3.1.
Beter Wonen vordert - kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand en rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt Beter Wonen ten grondslag dat [gedaagde] de verplichting om de huur te betalen herhaaldelijk niet is nagekomen. [gedaagde] is in januari 2025 ook al gedagvaard, toen voor een huurachterstand van vijf maanden. Deze dagvaarding is ingetrokken nadat partijen een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten. Aan [gedaagde] is in de vaststellingsovereenkomst een laatste kans geboden, waarbij onder andere is afgesproken dat er onder geen enkele voorwaarde een nieuwe huurachterstand mag ontstaan.
3.3.
Ondanks de gemaakte afspraken is [gedaagde] in gebreke gebleven met de tijdige betaling van de huur voor de maanden april en mei 2025, waarna Beter Wonen tot dagvaarden is overgegaan. Tevens heeft Beter Wonen haar vordering bij akte vermeerderd met de niet betaalde huur over de maanden juni en juli 2025.
3.4.
[gedaagde] heeft niet betwist dat er op het moment van dagvaarden sprake was van twee maanden huurachterstand. [gedaagde] voert aan dat hij vanwege zijn persoonlijke en financiële omstandigheden niet in staat is geweest de achterstallige huurpenningen op tijd te voldoen. [gedaagde] heeft inmiddels hulp van een budgetcoach en hij heeft de twee achterstallige huurtermijnen na dagvaarding (op 10 juni 2025) betaald aan Beter Wonen.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] gesteld dat hij inmiddels ook de huur voor de maanden juni en juli 2025 heeft betaald en dat de huur voor de maand augustus 2025 diezelfde dag (29 juli 2025) door hem is overgemaakt aan Beter Wonen.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsen

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom en de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en die daarom door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is geconstateerd dat er geen sprake meer is van een huurachterstand. [gedaagde] had de huurbetalingen vanaf zijn zakelijke rekening naar Beter Wonen overgemaakt zonder vermelding van zijn naam of een betalingskenmerk. Beter Wonen kon deze betalingen niet aan een huurder koppelen en had de huurbetalingen op een tussenrekening geplaatst.
4.3.
Vaststaat dat [gedaagde] niet tijdig heeft betaald en hierdoor in verzuim is geraakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] de nadien in rekening gebrachte rente van € 9,87 daarom wel verschuldigd, en ook de gevorderde wettelijke rente vanaf
2 juni 2025 tot de dag van betaling van de huurachterstand, 10 juni 2025.
De ontbinding en ontruiming
4.4.
Beter Wonen heeft haar vordering tot betaling van de huurachterstand ingetrokken, maar handhaaft haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde op grond van herhaalde wanprestatie.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat een tekortkoming van voldoende gewicht de andere partij het recht geeft op ontbinding van de overeenkomst. [1] Nu er geen huurachterstand meer bestaat en [gedaagde] zegt dat de huur voor de maand augustus 2025 al is betaald, weegt het woonbelang van [gedaagde] zwaarder dan het belang dat Beter Wonen op dit moment heeft bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter zal daarom de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde afwijzen.
4.6.
[gedaagde] moet zich goed realiseren dat hij nu voor het laatst een kans krijgt. Het geduld van Beter Wonen was al op, het geduld van de kantonrechter is met dit vonnis ook op. Als er weer een huurachterstand ontstaat, zal een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wel worden toegewezen.
4.7.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Beter Wonen worden begroot op:
dagvaarding € 145,45
griffierecht € 340,00
salaris gemachtigde € 408,00 (2 punten x tarief € 204,00)
nasalaris
€ 135,00
totaal € 1.028,45

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
Veroordeelt [gedaagde] om aan Beter Wonen te betalen een bedrag van € 9,87 aan wettelijke rente tot 2 juni 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.319,76 vanaf 2 juni 2025 tot 10 juni 2025.
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten begroot op € 1.028,45, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening, indien [gedaagde] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt;
5.3.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.
(PHR(O)

Voetnoten

1.Vgl. art. 6:265 BW en o.m. ECLI:NL:HR:2018:1810.