In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde een bedrag van € 69.461,80 aan achterstallige bonusbetalingen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Hij stelde dat hij recht had op een variabel salaris in de vorm van een bonus, die volgens hem ook na beëindiging van zijn dienstverband doorbetaald diende te worden. De werkgever voerde verweer en betwistte de vorderingen van de werknemer, stellende dat er geen recht op toekomstige winstaanspraken bestond en dat de bonusregeling een loyaliteitsbonus was die maandelijks werd uitgekeerd.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail bekeken, waaronder de arbeidsovereenkomst van de werknemer en de voorwaarden van de winstdelingsregeling. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer geen recht had op de gevorderde bonusbetalingen, omdat de uitkering van de bonus was bedoeld als een maandelijkse aanvulling op het salaris en niet als een opgebouwde aanspraak die na beëindiging van het dienstverband zou doorlopen. De rechtbank concludeerde dat de werknemer al maandelijks zijn recht op bonus had ontvangen en dat er geen achterstallige betalingen waren. De vorderingen van de werknemer werden dan ook afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en bonusregelingen, en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden in het licht van de feitelijke uitvoering en communicatie tussen werkgever en werknemer.