ECLI:NL:RBOVE:2025:5234

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
11545944 \ CV EXPL 25-434
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen van werknemer inzake bonusbetalingen na beëindiging dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde een bedrag van € 69.461,80 aan achterstallige bonusbetalingen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Hij stelde dat hij recht had op een variabel salaris in de vorm van een bonus, die volgens hem ook na beëindiging van zijn dienstverband doorbetaald diende te worden. De werkgever voerde verweer en betwistte de vorderingen van de werknemer, stellende dat er geen recht op toekomstige winstaanspraken bestond en dat de bonusregeling een loyaliteitsbonus was die maandelijks werd uitgekeerd.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail bekeken, waaronder de arbeidsovereenkomst van de werknemer en de voorwaarden van de winstdelingsregeling. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer geen recht had op de gevorderde bonusbetalingen, omdat de uitkering van de bonus was bedoeld als een maandelijkse aanvulling op het salaris en niet als een opgebouwde aanspraak die na beëindiging van het dienstverband zou doorlopen. De rechtbank concludeerde dat de werknemer al maandelijks zijn recht op bonus had ontvangen en dat er geen achterstallige betalingen waren. De vorderingen van de werknemer werden dan ook afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en bonusregelingen, en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden in het licht van de feitelijke uitvoering en communicatie tussen werkgever en werknemer.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 11545944 \ CV EXPL 25-434
Vonnis van 19 augustus 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. N. Brands,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.,
gemachtigde: mr. S.M. Profijt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 17 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 1 augustus 2014 in dienst getreden bij [gedaagde], op basis van een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week. [eiser] was werkzaam in de functie van Netwerk Engineer tegen een salaris van € 3.350,00 bruto per maand exclusief vakantie geld en emolumenten. [eiser] heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en is sinds 1 maart 2023 niet meer in dienst bij [gedaagde].
2.2.
[gedaagde] kent een loyaliteits-/winstdelingsregeling. Jaarlijks wordt door de directie bepaald welk bedrag van de winst van het voorgaande jaar wordt afgedragen aan de winstdelingsregeling. Om al te grote schommelingen in bonusbedragen te voorkomen heeft [gedaagde] toegewerkt naar een gemiddelde van 5 jaar. Is er een extreem goed of slecht resultaat behaald in een jaar, dan wordt dat effect van dat betreffende jaar relatief beperkt.
De uitkering wordt maandelijks uitgekeerd als een toeslag op het salaris.
2.3.
Met ingang van 1 augustus 2015 heeft [eiser] meegedeeld in de loyaliteits-winstdelingsregeling (hierna ook bonus te noemen).
2.4.
[eiser] heeft na het einde van het dienstverband aanspraak gemaakt op betaling van bonus. [eiser] heeft geen bedrag aan bonus meer ontvangen van [gedaagde].

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat – dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen om aan hem te betalen het bedrag van € 69.461,80 bruto te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en een bedrag van € 1.778,24 aan buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert [eiser] dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen tot het betalen van de periodieke maandelijkse betaaltermijnen zoals geformuleerd in productie
7 vanaf 1 januari 2025.
3.2.
[eiser] stelt daartoe dat hij nog recht heeft op variabel salaris, zijnde de uitbetaling van door hem opgebouwde bonus. [eiser] is van mening dat de bonusregeling een vijfjarige uitkering betreft die ook na dienstbeëindiging moet worden doorbetaald. [eiser] baseert dit op wat hem mondeling in 2014 en daarna kenbaar is gemaakt en uit wat op schrift is gesteld. Volgens [eiser] is de regeling geen pure loyaliteitsbonus, maar een winstdelingsregeling gebaseerd op prestaties tijdens het dienstverband.
3.3.
[gedaagde] B.V. voert verweer. [gedaagde] B.V. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is of [eiser] recht heeft op (achterstallige) bonusbetalingen van 2018 tot 2023, nu dat is wat [eiser] aan zijn vordering ten grondslag stelt.
4.2.
[eiser] stelt dat jaarlijks een recht op winst is ontstaan en dat uitbetaling daarvan in vijf toekomstige jaren plaatsvindt. [eiser] verwijst daarvoor naar de winstdelingsregeling die als productie 3 is overgelegd. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij op grond daarvan nog recht heeft op betaling van de winst over de jaren 2018 tot 2023.
4.3.
[gedaagde] betwist dat [eiser] nog recht heeft op betaling van winst. Er is geen sprake van opgebouwde toekomstige winstaanspraken. Er was sprake van een loyaliteits-winstdelingsregeling en het recht daarop werd maandelijks uitgekeerd. Ook [gedaagde] verwijst naar de winstdelingsregeling die als productie 3 is overgelegd.
4.4.
Partijen verschillen aldus van mening over de uitleg van de loyaliteits-/winstdelingsregeling. Beide partijen verwijzen naar productie 3: ‘Winstdeling schematisch uitgelegd’. Productie 3 betreft een verslag van de uitleg van de loyaliteitsregeling die [gedaagde] in 2018 aan het personeel heeft gegeven. De kantonrechter merkt dit verslag aan als de schriftelijke vastlegging van de loyaliteitsregeling van [gedaagde].
[eiser] verwijst specifiek naar de tekst:
“(…) Winstdeling resultaat 2013 wordt in 5 jaar uitgekeerd over 2014-2018. (…)”En:
“(…) Elk opvolgend jaar komt daar weer een deel bij en na verloop van 5 jaar is de eerste winstdeling, van die start in boekjaar 2014, uiteindelijk in 2018 volledig uitgekeerd. (…)”
Volgens [eiser] volgt hieruit dat er dus sprake is van een opbouw in een specifiek jaar en dat de bonusregeling een vijfjarige uitkering betreft die ook na dienst beëindiging moet worden doorbetaald.
4.5.
Ook [gedaagde] verwijst naar de tekst uit productie 3, met name:
“(…) Deze winstdeling is door mij opgezet om loyaliteit en inzet te belonen voor iedereen die zich bovengemiddeld inzet om ons team succesvol te laten functioneren.
Om loyale medewerkers, die zich als topsporters in het team voor meer dan 100% inzetten voor de organisatie is er een loyaliteit-winstdelings regeling door mij bedacht om pro actieve collega’s mee te laten profiteren van de winst die we als organisatie maken en dan ook mee te laten groeien met het bedrijfsresultaat.
(…) .. en om te voorkomen dat er per jaar enorme uitschieters zijn naar boven (…) … maar ook naar beneden (…) heb ik een systeem bedacht waarin de basis voor de calculatie van de winstdeling door mij wordt uitgesmeerd over een periode van vijf jaar. (…)
Elk opvolgend jaar komt daar weer een deel bij en na verloop van 5 jaar is de eerste winstdeling, van die start in boekjaar 2014, uiteindelijk in 2018 volledig uitgekeerd (5 boekjaren). In 2019 geldt dat 2014 afvalt en de periode van 2015-2019 (…) opgeteld wordt uitgekeerd.. en zo schuiven de winsten van de opvolgende boekjaren steeds door. (…)
Vervolgens wordt die winst gedeeld door het aantal medewerkers die recht hebben op de winstdeling (…)”
Afhankelijk van de ervaring (senior of junior) is er een winstdeling bedacht waarbij een senior opvolgend 5 jaren getrapt groeit in zijn aandeel van de winstdeling (in stappen van 20%). (…) Een junior zit dus na ca. 10 jaar op 100% aandeel winstdeling.
Na resp.5 of 10 jaar profiteer je dus maximaal van de winstdeling die we met elkaar te verdelen hebben.
(…) Zit je na 5 of 10 jaar op 100% dan deel je maximaal mee in de winst.. en krijg je 100 eenheden van het geheel.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de geselecteerde tekst van [eiser] niet los kan worden gezien van de complete tekst van productie 3. Uit de tekst van productie 3 volgt niet dat er sprake is van opbouw van winst in een specifiek jaar per individuele medewerker en dat dit een individueel recht op winst oplevert en een vijfjarige uitkering daarvan. Uit productie 3 volgt dat er sprake is van een voor alle medewerkers gezamenlijk geldende “bonuspot” en beschreven wordt hoe die ‘bonuspot’ wordt gevuld en verdeeld en leidt tot een maandelijkse aanvulling op het loon. De periode van vijf jaar ziet niet op de periode waarin de bonus wordt betaald, maar heeft betrekking op de wijze van het vullen van de ‘bonuspot’. Dat volgt uit: “
Vervolgens wordtdie winstgedeeld door het aantal medewerkers die recht hebben op de winstdeling; de winstdeling die we met elkaar te verdelen hebben; en krijg je 100 eenhedenvan het geheel.Hieruit volgt dat van een individuele opbouw van winst en toekomstige rechten op uitbetaling daarvan geen sprake is.
4.7.
[eiser] stelt ter onderbouwing dat hem bij aanvang van de arbeidsovereenkomst en daarna mondeling de regeling is uitgelegd, maar hij stelt niet wat hem dan precies is verteld. [eiser] heeft vanaf 2015 maandelijks bonus ontvangen. Niet gebleken is dat jaarlijks over opgebouwde winstrechten is gesproken en dat [eiser] hiernaar heeft gevraagd. Uitgaande van het standpunt van [eiser] zou ergens een hoog bedrag voor hem (en alle andere werknemers) gereserveerd moeten zijn. Voor de hand had dan toch gelegen dat hier ook over gesproken zou zijn.
4.8.
Ook als gekeken wordt naar de bedoeling van de loyaliteits-/winstdelingsregeling, kan de uitleg van Timermans niet opgaan. Niet in geschil is immers dat de uitkering is bedoeld als loyaliteitsuitkering: om loyaliteit en inzet te belonen. De uitleg die [eiser] geeft aan de loyaliteits-/winstdelingsregeling verhoudt zich niet met dit doel. Wanneer iemand zich onvoldoende heeft ingezet en het recht op bonus niet zou worden toegekend daarom, zou uitgaande van de uitleg van [eiser], dat jaar toch recht op ongewijzigde bonusuitkering ontstaan. De bedoeling van de loyaliteitsbonus is ook de werknemers iets extra’s te kunnen bieden en om zo een aantrekkelijke werkgever te blijven. Ook daarbij past de uitleg van [eiser] niet, dat bij vertrek recht bestaat op een hoog bedrag aan opgebouwde loyaliteitsbonus. Bovendien gaat het dan om hoge bedragen waarvoor in de jaarrekening een reservering moet worden getroffen. Niet gesteld en gebleken is dat [gedaagde] hiervoor heeft gereserveerd.
4.9.
Volgens werkgever is de te verdelen pot voor iedereen hetzelfde. Uit productie 3 volgt ook dat de winstpot voor iedere werknemer hetzelfde is, alleen het percentage van winstdeling varieert. [eiser] heeft ook niet weersproken dat hij in 2015 heeft deelgenomen aan de winstdeling van 2011, 2012, 2013 en 2014.
4.10.
De conclusie is dan ook dat van achterstallige bonusbetalingen geen sprake is.
De bonus waar [eiser] recht op had, heeft hij maandelijks al uitgekeerd gekregen.
De vorderingen dienen dan ook te worden afgewezen.
4.11.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] B.V. worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.630,00
(2 punt × € 815,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.765,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.765,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025.