ECLI:NL:RBOVE:2025:5235

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
11667663 \ CV EXPL 25-1178
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur en buitengerechtelijke kosten door WMD Drinkwater N.V. tegen gedaagde

In deze zaak vordert WMD Drinkwater N.V. (hierna: WMD) betaling van een openstaande factuur van € 27,42 van gedaagde, die in gebreke is gebleven met de betaling. De overeenkomst voor de levering van drinkwater is beëindigd, maar gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij alles heeft betaald. De procedure begon met een dagvaarding op 11 april 2025, gevolgd door een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek. Gedaagde heeft niet meer gereageerd na de conclusie van repliek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was voor de levering van drinkwater en dat deze is beëindigd. De discussie draait om de vraag of gedaagde de factuur moet betalen en of zij correct is gedagvaard. WMD stelt dat gedaagde zich niet tijdig heeft afgemeld en dat de overeenkomst doorliep. Gedaagde beweert dat zij in november 2022 is verhuisd en dat zij alles heeft geregeld met WMD.

De kantonrechter oordeelt dat WMD voldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde op het juiste adres is aangeschreven en dat er geen sprake is van rauwelijks dagvaarden. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de consumentenbeschermende bepalingen zijn nageleefd en heeft vastgesteld dat een beding in de algemene voorwaarden van WMD onredelijk bezwarend is voor gedaagde. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, maar de wettelijke rente wordt toegewezen. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11667663 \ CV EXPL 25-1178
Vonnis van 19 augustus 2025
in de zaak van
de naamloze vennootschap
WMD DRINKWATER N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Assen,
eisende partij, hierna te noemen WMD,
gemachtigde: H.G. Zeiger,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 april 2025,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

Wat vordert WMD?

2.1.
Volgens WMD heeft er een overeenkomst met [gedaagde] bestaan voor de levering van nutsvoorziening (drinkwater). De overeenkomst is inmiddels beëindigd. Volgens WMD is [gedaagde] in gebreke gebleven met de tijdige en/of volledige betaling van de factuur d.d. 10 maart 2023. Omdat [gedaagde] ondanks verschillende aanmaningen niet tot betaling is overgegaan, is WMD deze procedure gestart. WMD vordert, naast betaling van de openstaande factuur ook betaling van de buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.2.
[gedaagde] is het niet met de vordering eens. Zij stelt dat zij in november 2022 is verhuisd van [plaats] naar [woonplaats] . Volgens [gedaagde] heeft zij in november 2022 alles geregeld, ook met WMD. [gedaagde] stelt dat zij in november een eindafrekening heeft ontvangen waarbij zij 3 cent retour heeft gekregen van WMD omdat zij teveel had betaald. [gedaagde] stelt dat zij alles heeft betaald en in januari 2023 niet meer op het aansluitadres in [plaats] woonde. Volgens [gedaagde] heeft WMD haar telefonisch bevestigd dat zij alles had betaald. Hierna heeft [gedaagde] , totdat zij een dagvaarding ontving, niets meer van WMD gehoord of gezien.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat er een overeenkomst is gesloten voor de levering van drinkwater aan het adres [adres 1] te [plaats] . Ook is niet in geschil dat de overeenkomst inmiddels is beëindigd. Waar het in deze procedure wel om gaat, is het moment van beëindiging van de overeenkomst, of [gedaagde] de factuur moet betalen en of zij wellicht rauwelijks (zonder sommatie of waarschuwing) is gedagvaard.
3.2.
WMD heeft in de conclusie van repliek gesteld dat [gedaagde] weliswaar heeft aangetoond dat zij in november 2022 is verhuisd naar [woonplaats] , maar dat zij zich toen niet bij WMD heeft afgemeld en de overeenkomst is doorgelopen. Volgens WMD heeft [gedaagde] zich op 13 januari 2023 afgemeld en volgens WMD is op dat moment de overeenkomst beëindigd en de eindafrekening opgemaakt. De 3 cent die [gedaagde] in november 2022 retour heeft ontvangen, betreft volgens WMD niet de eindafrekening maar een teveelbetaling op een betalingsregeling voor de maand juli 2022. Tevens betwist WMD dat zij [gedaagde] telefonisch heeft bevestigd dat alles was betaald, of dit moet betrekking hebben gehad op de betalingsregeling voor de voorschotnota van juli 2022.
3.3.
WMD stelt dat zij [gedaagde] meermaals heeft aangeschreven en dat de gemachtigde van WMD [gedaagde] ook meermaals heeft gesommeerd op het nieuwe adres aan de [adres 2] te [woonplaats] . Dit wordt door WMD onderbouwd met de eindafrekening van 24 februari 2023 (productie 1) en de (veertiendagen-)brief van
6 december 2024 (productie 3).
3.4.
Nu [gedaagde] niet met bewijsstukken heeft onderbouwd dat zij de overeenkomst in november 2022 heeft opgezegd, de gestelde eindafrekening van november 2022 niet in het geding heeft gebracht [1] en ook niet meer heeft gereageerd op de conclusie van repliek, is de kantonrechter van oordeel dat WMD de betwisting van [gedaagde] voldoende heeft weersproken en dat [gedaagde] op 13 januari 2023 de overeenkomst heeft opgezegd. De hoofdsom van € 27,42 betreft de eindafrekening van de overeenkomst en dat bedrag zal dan ook als hoofdsom worden toegewezen.
3.5.
De kantonrechter is tevens van oordeel dat WMD voldoende gesteld en onderbouwd heeft dat zij [gedaagde] , in ieder geval twee keer, op het juiste (nieuwe) adres heeft aangeschreven en het onwaarschijnlijk is dat beide brieven niet bij [gedaagde] zijn aangekomen. Er is daarom geen sprake van rauwelijks dagvaarden.
Ambtshalve toetsen
3.6.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf en een consument. Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Als die bepalingen niet zijn nageleefd, of als de kantonrechter over onvoldoende informatie beschikt om dat te kunnen beoordelen, moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. In de regel zal dan (een deel van) de vordering moeten worden afgewezen.
3.7.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden.
3.8.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 15 lid 6 van de toepasselijke algemene voorwaarden heeft zij daarover een beding opgenomen.
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het hiervoor genoemde artikel een oneerlijk beding is, omdat de bepaling te ruim is geformuleerd. De tekst voor de omvang van de verschuldigde vergoeding verwijst naar een tarievenregeling. Gesteld noch gebleken is dat, en zo ja hoe, de consument bij het sluiten van de overeenkomst (en in voorkomend geval bij latere wijziging van de gehanteerde tarieven) over die regeling is geïnformeerd. Op deze manier is het voor de consument niet duidelijk waar hij aan toe is, ook omdat de tarieven blijkens het beding van artikel 23 eenzijdig en zonder de consument te informeren kunnen worden gewijzigd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beding onredelijk bezwarend is voor [gedaagde] en vernietigd moet worden. Als gevolg daarvan moet de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, ongeacht of de eisende partij een veertiendagenbrief heeft verstuurd die aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW voldoet.
wettelijke rente
3.10.
Vaststaat dat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald. De gevorderde rente van € 3,45 en de verdere wettelijke rente zullen daarom worden toegewezen.
Proceskosten
3.11.
[gedaagde] wordt als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van WMD worden begroot op:
- dagvaarding € 120,78
- griffierecht € 135,00
- salaris gemachtigde € 80,00 (2 punt x tarief € 40,00)
- nakosten
€ 20,00
Totaal € 355,78

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan WMD tegen bewijs van kwijting te betalen € 30,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 27,42 vanaf 11 april 2025 tot de dag van de volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van WMD tot de datum van dit vonnis begroot op € 355,78, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening, indien [gedaagde] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025.
(WKC(O)

Voetnoten

1.[gedaagde] heeft alleen een afschrift van haar bankrekening d.d. 2 december 2022 overgelegd waarop € 0,03 wordt overgeboekt met de vermelding ‘teveel betaald’ en niet met de vermelding ‘eindafrekening’.