ECLI:NL:RBOVE:2025:5237

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
11546491 \ CV EXPL 25-447
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van huurovereenkomst en betaling van huurachterstand

In deze zaak vorderen de eisers, [eisers], de ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, [gedaagde], en betaling van een huurachterstand van € 12.540,00 tot en met januari 2025. De gedaagde erkent de betalingsachterstand, maar verzet zich tegen de ontbinding en ontruiming, verwijzend naar persoonlijke en financiële omstandigheden. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en de mondelinge behandeling. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde in verzuim is geraakt door het niet tijdig betalen van de huur en dat de vordering van de eisers toewijsbaar is. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst voorwaardelijk toegewezen, waarbij de gedaagde binnen een jaar aan bepaalde voorwaarden moet voldoen om ontruiming te voorkomen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, proceskosten en een bedrag voor het voortgezet gebruik van de woning. Het vonnis is uitgesproken op 19 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11546491 \ CV EXPL 25-447
Vonnis van 19 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],en

2. [eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna (in enkelvoud) te noemen: [eisers],
gemachtigde: [gemachtigde],
gerechtsdeurwaarder te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 februari 2025;
  • de mondelinge conclusie van antwoord van 18 maart 2025;
  • de door de griffier gemaakte aantekeningen van de op 3 juli 2025 gehouden mondelinge behandeling;
  • de e-mail van gedaagde d.d. 4 juli 2025;
  • de akte van [eisers], ingekomen ter griffie op 17 juli 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eisers]en [gedaagde] bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning met aanhorigheden aan het adres [adres]. Uit hoofde van deze overeenkomst dient [gedaagde] maandelijks, bij vooruitbetaling, een huurbedrag van € 875,00 te voldoen.
2.2.
Er is een achterstand ontstaan in de betaling van de huurpenningen.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
[eisers] vordert - samengevat - de tussen partijen bestaande huurovereenkomst op de gronden als vermeld in de dagvaarding te ontbinden, met veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde, betaling van achterstallige huurpenningen alsmede de maandelijks verschuldigde huurverplichtingen tot aan het tijdstip waarop de huurovereenkomst wordt ontbonden, alsmede een bedrag gelijk aan de huurpenningen voor elke maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter vrije algemene beschikking van [eisers] te stellen vanaf het tijdstip waarop de huurovereenkomst is ontbonden tot de datum van ontruiming, één en ander vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten als gespecificeerd bij dagvaarding.
3.2.
[eisers] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in verzuim is met tijdige betaling van de verschuldigde huurpenningen. Tot en met de maand januari 2025 was sprake van een huurachterstand van € 12.540,00. [eisers] heeft zich als gevolg van de tekortkoming van [gedaagde] genoodzaakt gezien haar vordering ter incasso uit handen te geven aan haar gemachtigde. De kosten daarvoor bedragen € 1.089,48 en komen evenals de tot 20 januari 2025 berekende wettelijke rente van € 61,84, voor rekening van [gedaagde].
3.3.
Het verweer
[gedaagde] erkent de betalingsachterstand maar is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. [gedaagde] voert aan dat zij vanwege haar persoonlijke en financiële omstandigheden niet in staat is geweest de achterstallige huurpenningen te voldoen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Nu [gedaagde] de verschuldigdheid van de door [eisers] gestelde huurachterstand, namelijk € 12.540,00 berekend tot en met de maand januari 2025, erkent, staat deze achterstand vast en zal deze worden toegewezen.
4.3.
Vaststaat dat [gedaagde] niet tijdig heeft betaald en hierdoor in verzuim is geraakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] de nadien in rekening gebrachte rente daarom eveneens verschuldigd.
4.4.
[eisers] heeft een bedrag van € 1.089,48, inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eisers] heeft op 8 januari 2025 aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.5.
Partijen zijn het eens over het volgende:
de betalingsachterstand tot en met de maand januari 2025 inclusief rente en buitengerechtelijke kosten bedraagt € 13.540,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 12.540,00 vanaf 1 februari 2025 tot de dag van volledige betaling;
[gedaagde] zal die betalingsachterstand en de proceskosten aan [eisers] betalen in maandelijkse termijnen van € 200,00, welke reeds met ingang van april 2025 wordt voldaan;
[gedaagde] zal de nieuwe huurtermijnen tijdig en volledig betalen.
[eisers] wijzigt haar vordering tot wat [gedaagde] volgens deze afspraken verschuldigd is en verzoekt de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk uit te spreken. [gedaagde] verzet zich niet tegen toewijzing daarvan.
4.6.
Na de mondelinge behandeling van 3 juli 2025 is duidelijk geworden dat [gedaagde] geen juiste mededeling heeft gedaan met betrekking tot de omvang van haar schulden. De overeengekomen maandelijkse aflossing van € 200,00 per maand is gebaseerd op de omvang van de in het geding zijnde huurschuld en de schuld aan de belastingdienst en gerelateerd aan haar huidige maandelijkse inkomsten. De Stadsbank laat de gemachtigde van [eisers] echter weten dat zij, wanneer alle schulden in kaart zijn gebracht, een voorstel zal doen maar dat de kans op dit moment niet zo groot is dat er dan € 200,00 per maand kan worden afgelost. Deze omstandigheid komt naar het oordeel van de kantonrechter volledig voor rekening en risico van [gedaagde] nu zij ter mondelinge behandeling geen openheid van zaken heeft gegeven. [gedaagde] zal dan ook worden gehouden aan ter mondelinge behandeling met [eisers] gemaakte afspraken.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat een tekortkoming van voldoende gewicht de andere partij het recht geeft op ontbinding van de overeenkomst. [1] De betalingsachterstand van [gedaagde] is van zodanige omvang, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in beginsel rechtvaardigt.
4.8.
Gelet op het woonbelang van [gedaagde] en de door partijen overeengekomen betalingsregeling zal de kantonrechter een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming toewijzen.
4.9.
Dat betekent kort gezegd dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om de woning te verlaten als zij binnen één jaar:
  • de betalingsregeling niet nakomt of
  • de lopende huur niet tijdig of volledig betaalt.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld, tot op vandaag aan de zijde van [eisers] gevallen en begroot op € 1.823,47, te weten:
  • dagvaarding € 144,47;
  • griffierecht € 732,00;
  • salaris gemachtigde € 812,00 (punten x tarief € 406,00);
  • nakosten
totaal € 1.823,47.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 13.691,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 12.540,00 vanaf 1 februari 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten begroot op € 1.823,47;
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning met aan- en toebehoren, staande en gelegen aan de [adres].
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich vanwege haar daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van [eisers] te stellen, indien en zodra binnen één jaar na heden aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • [gedaagde] betaalt niet of niet tijdig de maandelijkse termijnen van € 200,00, met ingang van de maand april 2025 totdat de hiervoor (onder 5.1 genoemde) betalingsachterstand en (onder 5.2 genoemde) proceskosten volledig zijn betaald;
  • [gedaagde] betaalt niet of niet tijdig de maandelijkse huur.
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag gelijk aan de geldende huurprijs als vergoeding voor voortgezet gebruik voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning vanaf de eventuele ontbinding in gebruik heeft tot en met de dag van ontruiming;
5.6.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025.

Voetnoten

1.Vgl. art. 6:265 BW en o.m. ECLI:NL:HR:2018:1810.