ECLI:NL:RBOVE:2025:5251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
C/08/335528 KG RK 25/322
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak met verzoek om getuigen te horen

Op 20 augustus 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. De verzoeker, gedetineerd en vertegenwoordigd door advocaten mr. R.A. van der Horst en mr. A.N. Slijters, had op 4 juli 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. E. Venekatte, mr. B.T.C. Jordaans en mr. G.C. Bos. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de afwijzing van het verzoek om acht getuigen te horen blijk gaf van vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank oordeelde dat de beslissing om de getuigen niet te horen in hoger beroep kan worden getoetst, maar geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank stelde vast dat de motivering van de afwijzing van het verzoek van de verdediging niet duidt op vooringenomenheid. De gewraakte rechters hebben in hun schriftelijke reactie aangegeven dat het wrakingsverzoek voortkwam uit een andere visie van de verdediging en dat de motivering van hun beslissing niet als partijdig kan worden opgevat. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen voor partijdigheid waren en verklaarde het verzoek ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/335528 KG RK 25/322
Beslissing van 20 augustus 2025
in de zaak van
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
gedetineerd in de P.I. [locatie],
verzoeker tot wraking,
advocaten: mr. R.A. van der Horst en mr. A.N. Slijters, beiden advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Op 4 juli 2025 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. E. Venekatte, mr. B.T.C. Jordaans en mr. G.C. Bos rechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder parketnummer 71.033074.23.
1.2.
In deze strafzaak hebben, voor zover relevant, op 1 november 2024, 15 april 2025 en op 3 juli 2025 pro forma-/regie-zittingen plaats gehad. Van deze zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt.
1.3.
De gewraakte rechters hebben niet berust in de wraking. Zij hebben een gezamenlijke schriftelijke reactie opgesteld, gedateerd 21 juli 2025.
1.4.
Het wrakingsverzoek is op 19 augustus 2025 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- namens verzoeker: mrs. R.A. van der Horst en A.N. Slijters;
- de officieren van justitie: mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en mr. G. Wilbrink.
Mrs. E. Venekatte, B.T.C. Jordaans en G.C. Bos hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft, samengevat, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Uit het dossier kan niet blijken dat verzoeker medepleger is van de tenlastegelegde feiten. Op de regiezitting van 3 juli 2025 is uitvoerig en gemotiveerd verzocht een achttal getuigen, medeverdachten, te horen, omdat zij mogelijk ontlastend kunnen verklaren over de rol van verzoeker. De rechtbank heeft geoordeeld dat het horen van de medeverdachten redelijkerwijs niet van belang kan zijn voor enige door de rechtbank te nemen beslissing, aldus verzoeker. Deze beslissing en de motivering daarvan laten zich niet anders begrijpen dan dat, wat de bij de tenlastegelegde feiten betrokkenen ook zouden verklaren over de rol van verzoeker, dit volgens de rechtbank geen invloed kan hebben op de beoordeling van de strafzaak. Hiermee geeft de rechtbank zonder meer blijk van vooringenomenheid.

3.Het standpunt van mr. E. Venekatte, mr. B.T.C. Jordaans en mr. G.C. Bos

3.1.
De gewraakte rechters hebben zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek ingegeven lijkt te zijn door een andere visie van de verdediging over de uitleg van de (post-)Keskin jurisprudentie. Hier is het wrakingsinstrument niet voor bedoeld. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er tegen dat de wrakingskamer oordeelt over de juistheid van de beslissing. Dit is alleen anders als de motivering van een (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Die situatie doet zich niet voor. De gewraakte rechters verzoeken om het wrakingsverzoek af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechter partijdig is of dat hij die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoeker, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
4.2.
Ter zitting hebben de advocaten toegelicht dat niet ter discussie staat dat de door de verdediging verzochte getuigen geen Keskin-getuigen zijn. De wrakingsgrond van verzoeker komt er in de kern op neer dat de motivering van de afwijzende beslissing van de rechtbank niet anders kan worden verstaan dan dat er sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid.
4.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dat is alleen anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (ECLI:NL:HR:2018:1413).
4.4.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 3 juli 2025 volgt:
“De verzoeken tot het horen van de verzochte getuigen (…) worden afgewezen, omdat, gelet op de inhoud van de tenlastelegging, onvoldoende is onderbouwd waarom het horen van deze personen van belang is voor enig te nemen beslissing uit hoofde van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Naar redelijkerwijs valt aan te nemen wordt de verdachte door de afwijzing van deze verzoeken niet in zijn verdediging geschaad.”
Deze beslissing kan in hoger beroep worden getoetst, maar kan geen grond voor wraking opleveren. Uit de motivering van de beslissing blijkt dat de rechtbank heeft gedaan wat zij moest doen, te weten beoordelen of de verdediging het verzoek om de getuigen te horen toereikend heeft onderbouwd. Deze beoordeling heeft een discretionair karakter en de motivering van de afwijzing van het verzoek van de verdediging geeft geen blijk van vooringenomenheid van de rechtbank.
4.5.
De slotsom is dat zich niet de situatie voordoet dat de motivering van de beslissing om het verzoek van de verdediging af te wijzen in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Daarom moet het verzoek ongegrond worden verklaard.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1.
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mr. U. van Houten, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en mr. A. Smedes in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.H. Bomans-Weekhout en in openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.