ECLI:NL:RBOVE:2025:5256

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
08-373599-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van kinderen en een hond door stiefvader

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de mishandeling van zijn stiefzoon en een hond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2019 tot 1 oktober 2023 zijn stiefzoon, [slachtoffer 2], meermalen heeft mishandeld. De mishandeling van de hond en van het andere kind, [slachtoffer 1], is niet bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een schadevergoeding van €4.000,00 aan [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, getuigen en het bewijs uit Whatsapp-berichten als voldoende bewijs beschouwd voor de mishandeling van [slachtoffer 2]. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen spijt betuigd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-373599-24 (P)
Datum vonnis: 21 augustus 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.M.M. Pater, advocaat in Emmeloord, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 oktober 2019 tot 1 oktober 2023 zijn kind [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en een kind over wie hij het gezag uitoefende, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), meermalen heeft mishandeld en in aanwezigheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een hond heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2019 tot
01 oktober 2023 te Kampen, in de gemeente Kampen en/of te [adres 2], in de
gemeente Zwartewaterland,
zijn kind, [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2020) en/of
een kind over wie hij het gezag uitoefende, [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2]
2017),
(telkens) heeft mishandeld door één of meermalen:
- voornoemde [slachtoffer 2] (krachtig) op/tegen de hand(en) en/of vinger(s) en/of de billen
te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (krachtig) op/tegen de billen te schoppen/trappen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] krachtig vast te pakken aan de bovenarm en/of (vervolgens)
aan de bovenarm mee te sleuren en/of mee te trekken en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] onder een koude douche te plaatsen en/of te laten
plaatsnemen en/of
-de ellenbogen van die [slachtoffer 2] onverhoeds van tafel te slaan waarbij het hoofd van
die [slachtoffer 2] op/tegen de tafel en/of het etensbord terechtkwam en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] toe te schreeuwen en/of uit te schelden, althans een
gewelddadige handeling te verrichten en/of aan te wenden tot die [slachtoffer 2] en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] (krachtig) op/tegen de hand(en) en/of vinger(s) te slaan en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] (krachtig) op/tegen de billen te slaan en/of
- een hond (krachtig) te slaan en/of te schoppen terwijl één of meer van
voornoemd(e) kind(eren) hierbij aanwezig was/waren en deze mishandelingen
en/of gewelddadigheden heeft/hebben waargenomen,
waardoor één of meer van voornoemde kind(eren) psychisch letsel heeft/hebben
bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke
gewaarwording bij hen is veroorzaakt en/of waardoor opzettelijk de gezondheid van
één of meer van voornoemde kind(eren) werd benadeeld.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van de mishandelingen van [slachtoffer 1] . Op basis van het dossier kan onvoldoende concreet worden vastgesteld om welke mishandelingen dit zou gaan, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zoals ook neergelegd in de door haar overgelegde pleitnota.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 oktober 2019 tot 1 oktober 2023 [slachtoffer 2] meermaals heeft mishandeld. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast. [1]
Aangeefster [aangeefster] (de moeder van [slachtoffer 2] ) heeft verklaard dat [slachtoffer 2] een aantal jaren is mishandeld door zijn (voormalige) stiefvader, zijnde verdachte. In februari 2018 krijgen aangeefster en verdachte een relatie. [slachtoffer 2] is op dat moment één jaar oud. In de periode van december 2018 tot december 2021 wonen zij met zijn drieën – en na de geboorte van dochter [slachtoffer 1] op [geboortedatum slachtoffer] 2020 met zijn vieren – aan de [adres 2] . Aangeefster en verdachte trouwen op 6 september 2019. In december 2021 verhuist het gezin naar [adres 3]
Aangeefster heeft verklaard dat [slachtoffer 2] regelmatig door verdachte richting zijn slaapkamer werd geschopt en geslagen, bijvoorbeeld als straf of omdat [slachtoffer 2] in de ogen van verdachte een verkeerde reactie gaf. Verdachte gaf [slachtoffer 2] klappen ‘waar hij raken kon’ en sloeg [slachtoffer 2] net zo lang totdat hij ‘goed’ in bed lag. Aangeefster heeft ook verklaard dat [slachtoffer 2] op zijn blote billen werd geslagen en als straf onder een koude douche werd gezet. Ook sloeg verdachte zijn ellenbogen van tafel, waardoor [slachtoffer 2] met zijn hoofd in zijn bord met eten viel. Verdachte schreeuwde naar [slachtoffer 2] en hij werd ook uitgescholden. Verdachte en [aangeefster] zijn begin oktober 2023 uit elkaar gegaan. [2]
[slachtoffer 2] is op 6 maart 2024 door gedragswetenschapper/orthopedagoog D. Roelofs in het kader van een kindgesprek bij Veilig Thuis IJsselland gehoord. [slachtoffer 2] heeft tijdens dit gesprek verteld dat hij door verdachte tijdens het naar boven gaan is getrapt en geschopt tegen zijn billen, zijn rug en een keer tegen zijn gebroken been. Het naar boven schoppen is wel achttien keer gebeurd, aldus [slachtoffer 2] . Als [slachtoffer 2] niet opschoot, ging verdachte door met trappen en schoppen en sloeg hij [slachtoffer 2] op zijn billen. Ook heeft verdachte een keer tegen zijn enkels geschopt. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij één keer door verdachte onder de koude douche is gezet. [3]
Getuige [getuige 1], een vriend van het gezin, heeft verklaard dat hij meerdere keren heeft gezien dat verdachte de kinderen sloeg en schopte. Zo heeft hij verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 2] de trap op schopte en dat verdachte, als [slachtoffer 2] met zijn ellenbogen op tafel zat, de armen van [slachtoffer 2] hard van tafel sloeg, waardoor hij met zijn hoofd hard op tafel terechtkwam. [getuige 1] heeft ook verklaard dat nadat [slachtoffer 2] een keer had overgegeven, verdachte hem hard bij zijn bovenarm vastpakte en een tent in sleurde. Verdachte schold [slachtoffer 2] toen uit. [4]
Getuige [getuige 2], een voormalige buurman in [adres 2], heeft verklaard dat hij in de periode van 2018 tot en met 2021 vrijwel elke dag bij het gezin over de vloer kwam. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] met zijn vlakke hand een klap op de vingers gaf als [slachtoffer 2] zijn bord niet leeg at of met zijn eten speelde. Hij heeft ook verklaard dat verdachte hem onder zijn kont trapte en schopte, bijvoorbeeld als [slachtoffer 2] niet hard genoeg liep. Ook heeft hij verklaard dat [slachtoffer 2] als straf onder de koude douche werd gezet en dat verdachte [slachtoffer 2] uitschold. [5]
Het dossier bevat ook screenshots van Whatsapp-berichten tussen verdachte en aangeefster. Op 29 oktober 2019 stuurt aangeefster een foto van een blauw-rood gekleurde linker bil met de tekst: ‘hoe ga ik dat godverdomme uitleggen’, waarop verdachte reageert: ‘had hem ook niet zo hard aan moeten pakken’. Aangeefster stuurt dan: “…” dat verdachte dit iedere keer zegt en dat de plek iedere keer groter is, waarop verdachte reageert: ‘Ja snap ik’. Op 20 maart 2020 stuurt aangeefster: ‘D’r is nog amper wat te zien op z’n bil, hoe de fuck’, waarop verdachte reageert met de tekst: ‘Dat heet goed weten hoe je moet slaan # puppypower’.
Op 5 juli 2022 stuurt aangeefster: ‘Vind het wel echt bijzonder dat [slachtoffer 2] dan die tik voor z’n billen herinnerd maar die tjk voor z’n hoofd die niet door de beugel kan niet’, waarop verdachte reageert met een emoticon van een persoon die zijn schouders ophaalt. Op 8 november 2022 stuurt aangeefster een foto van [slachtoffer 2] met een blauw oog naar verdachte. [6]
Overwegingen
Hoewel verdachte ontkent [slachtoffer 2] te hebben mishandeld, heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de door aangeefster, [slachtoffer 2] en de andere getuigen afgelegde verklaringen over de geweldshandelingen. Deze komen overeen met elkaar en zijn gedetailleerd en onafhankelijk van elkaar afgelegd. Verdachte heeft ter zitting bovendien geen verklaring kunnen geven voor de omstandigheid dat getuige [getuige 1], die hij desgevraagd als een goede vriend van hem beschouwde, een leugenachtige verklaring over verdachte zou afleggen.
De rechtbank ziet daarnaast ondersteuning in de overgelegde Whatsapp-berichten tussen verdachte en aangeefster. Op basis van dit berichtenverkeer kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] op verschillende momenten in 2019, 2020 en 2022 letsel heeft opgelopen. Zo worden er onder andere foto’s van [slachtoffer 2] gestuurd waarop een rood-blauwe plek op zijn linker bil zichtbaar is en een foto waarop [slachtoffer 2] een blauw oog heeft. De blauwe plek op de linker bil van [slachtoffer 2] past bij de verschillende verklaringen waaruit volgt dat [slachtoffer 2] veelvuldig tegen zijn (blote) billen is geslagen, geschopt of getrapt. Daarnaast biedt de inhoud van de berichten steun voor de vaststelling dat verdachte [slachtoffer 2] over een langere periode meermaals heeft mishandeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] in de periode van 1 oktober 2019 tot 1 oktober 2023 meermalen heeft mishandeld.
Het is de rechtbank tot slot niet gebleken dat verdachte als stiefvader van [slachtoffer 2] het ouderlijk gezag had over [slachtoffer 2] . Het gegeven dat verdachte en aangeefster met elkaar getrouwd zijn geweest is hiervoor onvoldoende, nu een huwelijksvoltrekking niet automatisch tot gevolg heeft dat een stiefouder ouderlijk gezag verkrijgt over de kinderen van zijn echtgenoot. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde onderdeel ‘een kind over wie hij het gezag uitoefende’.
Partiële vrijspraak ( [slachtoffer 1] en hond [slachtoffer 3])
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zijn dochter [slachtoffer 1] heeft mishandeld, zodat zij verdachte van dit onderdeel zal vrijspreken.
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het in aanwezigheid van [slachtoffer 2] (en [slachtoffer 1] ) mishandelen van een hond ([slachtoffer 3]). Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat zij de vermeende mishandeling van hond [slachtoffer 3] hebben waargenomen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 oktober 2019 tot 01 oktober 2023 te Kampen, in de gemeente Kampen en te [adres 2], in de gemeente Zwartewaterland, [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] 2017), telkens heeft mishandeld door meermalen:
- voornoemde [slachtoffer 2] (krachtig) op/tegen de handen en vingers en de billen te slaan en
- voornoemde [slachtoffer 2] (krachtig) tegen de billen te schoppen/trappen en
- voornoemde [slachtoffer 2] krachtig vast te pakken aan de bovenarm en (vervolgens) aan de bovenarm mee te sleuren en mee te trekken en
- voornoemde [slachtoffer 2] onder een koude douche te plaatsen en
- de ellenbogen van die [slachtoffer 2] onverhoeds van tafel te slaan waarbij het hoofd van die [slachtoffer 2] op de tafel en het etensbord terechtkwam en
- voornoemde [slachtoffer 2] toe te schreeuwen en uit te schelden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 140 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vier jaren schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn stiefzoon [slachtoffer 2] . Dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Toen de mishandelingen begonnen, was [slachtoffer 2] pas twee jaar oud. [slachtoffer 2] werd – als hij zich in de ogen van verdachte misdroeg en straf verdiende – door verdachte geslagen, geschopt, getrapt, onder de koude douche gezet en uitgescholden. De mishandelingen van [slachtoffer 2] hebben voornamelijk plaatsgevonden in de eigen woning van [slachtoffer 2] , een plek waar hij zich veilig zou moeten voelen. Verdachte was op dat moment bovendien zijn stiefvader, een persoon bij wie [slachtoffer 2] zich bij uitstek veilig en geborgen zou moeten voelen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] . De ervaring leert dat slachtoffers van huiselijk geweld, ook wanneer zij nog zeer jong zijn, hiervan nog geruime tijd, al dan niet op een later moment, klachten kunnen ondervinden. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag of spijt heeft betuigd richting [slachtoffer 2] en zijn dierbaren, nu verdachte blijft ontkennen dat hij [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 7 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 1 juli 2025, opgemaakt door [Reclasseringswerker], reclasseringswerker. De reclassering beschrijft dat zij veronderstellen dat de negatieve relatiedynamiek tussen verdachte en aangeefster voor verdachte een bron van onmacht, boosheid en frustratie is geweest, hetgeen mogelijk van invloed is geweest op het ontstaan van zijn delictgedrag. Verdachte is niet in staat geweest om deze frustratie en gevoelens van onmacht en boosheid op een adequate wijze, zonder gebruik van geweld, te beheersen. Tegelijkertijd ziet de reclassering bij verdachte een groot aantal beschermende factoren: een eigen koopwoning, een nieuwe partnerrelatie, een vaste baan met een stabiel inkomen, een positief sociaal netwerk en geen schulden- en verslavingsproblematiek. Het risico op recidive wordt door de reclassering daarom als laag ingeschat en interventies en toezicht worden door de reclassering niet noodzakelijk geacht. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering beschrijft dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot gevolg zou kunnen hebben dat verdachte zijn baan en daarmee zijn inkomen verliest. Een voorwaardelijke (gevangenis)straf zou mogelijk preventief kunnen werken. Verdachte is volgens de reclassering in staat om een taakstraf te verrichten en een geldboete te betalen.
Gezien de ernst van het gepleegde feit en de lange periode waarin dit heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op zijn plaats. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank neemt bij het bepalen van de hoogte van de straf in strafverzwarende zin mee dat verdachte gedurende het strafproces op geen enkele wijze spijt of berouw heeft getoond voor hetgeen hij [slachtoffer 2] heeft aangedaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 140 uren.

7.De schade van de benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Namens [slachtoffer 2] is door zijn moeder, [aangeefster], een vordering tot vergoeding van immateriële schade ingediend. Namens [slachtoffer 2] wordt een bedrag van € 4.000,00 gevorderd.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de namens [slachtoffer 2] ingediende vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de namens [slachtoffer 2] ingediende vordering af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] .
Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek onder andere voor vergoeding in aanmerking indien sprake is van lichamelijk letsel en/of aantasting in de persoon op andere wijze. [slachtoffer 2] heeft als gevolg van de mishandelingen lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast heeft verdachte met het bewezen verklaarde handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 2] , nu [slachtoffer 2] vanaf tweejarige leeftijd gedurende een aantal jaren in zijn eigen huis is mishandeld door verdachte, zijn stiefvader. De aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan voor [slachtoffer 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ ook zonder verdere onderbouwing kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 2] de gevorderde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 50 (vijftig) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
7.2.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Namens [slachtoffer 1] is door haar moeder, [aangeefster], een vordering tot vergoeding van immateriële schade ingediend. Namens [slachtoffer 1] wordt een bedrag van € 4.000,00 gevorderd.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de mishandeling van [slachtoffer 1] , zal de rechtbank de benadeelde partij in verband met het bepaalde in artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
mishandeling, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
schadevergoeding [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 4.000,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.000,00 (zegge: vierduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 50 (vijftig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. R.J. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met zaaksregistratienummer PL0600-2024164164. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte [aangeefster] van 11 april 2024 (pagina 6 tot en met 8).
3.Het Transcript NICHD protocol bij het Verslag kindinterview met [slachtoffer 2] van 6 maart 2024, opgemaakt door gedragswetenschapper/orthopedagoog D. Roelofs (pagina 102, 103 en 105).
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 4 juni 2024 (pagina 60).
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 6 juni 2024 ((pagina 47 en 48).
6.Screenshots van Whatsapp-berichten, als bijlagen van de aangifte van [aangeefster] van 11 april 2024 (pagina 19, 20, 21, 24, 28, 30 en 31).