ECLI:NL:RBOVE:2025:5272

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
08-025071-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische stoornis en terbeschikkingstelling

Op 26 augustus 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 23 januari 2025 in Zwolle zijn huisgenoot met een mes heeft aangevallen. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot doodslag, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij ten tijde van het delict leed aan een ernstige psychische stoornis, waardoor hij niet strafbaar is. De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder opname in een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische toestand, opzet had op het doden van het slachtoffer, wat blijkt uit zijn verklaringen en het bewijs van de aanval. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging gevolgd, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het advies van deskundigen. De rechtbank heeft de TBS-maatregel met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte zich moet houden aan gedragsregels en zich moet laten behandelen voor zijn psychische aandoeningen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-025071-25 (P)
Datum vonnis: 26 augustus 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
momenteel verblijvende in de P.I. [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) heeft geprobeerd om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) te doden dan wel (subsidiair) heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes in de richting van zijn gezicht, hoofd, hals en borst te steken dan wel (meer subsidiair) [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes tegen de borst te prikken, steken of snijden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij, op of omstreeks 23 januari 2025 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij, verdachte, met een mes in de richting van het gezicht/hoofd en/of hals en/of borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooidsubsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 23 januari 2025 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brenge immers heeft hij, verdachte, met een mes in de richting van het gezicht/hoofd en/of hals en/of borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 23 januari 2025 te Zwolle [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een mes op/tegen de borst, althans het lichaam, te prikken en/of te steken en/of te snijden en/of te raken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling moet worden vrijgesproken, omdat verdachte door zijn psychisch toestand niet met opzet heeft gehandeld.
Volgens de raadsvrouw kan hoogstens de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
Op 23 januari 2025 kwam aangever [slachtoffer], een huisgenoot van verdachte in de woning van zorginstelling [locatie 2] aan de [adres], met een handdoek om zijn middel de badkamer op de eerste verdieping uitgelopen. [slachtoffer] is vervolgens de overloop opgelopen en heeft daar een deur die naar de volgende verdieping leidt, geopend. Deze deur bevindt zich recht tegenover de deur van de kamer van verdachte.
Op het moment dat [slachtoffer] door de deur de achter deze deur gelegen ruimte instapte, kwam verdachte met een mes in zijn rechterhand uit zijn kamer gelopen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte toen gelijk een voorwaartse beweging, van boven naar beneden, met dit mes maakte en dat verdachte hem daarbij met het mes op zijn linkerborst heeft geraakt. Op het moment dat verdachte hem met het mes op zijn linkerborst raakte, pakte [slachtoffer] direct de arm van verdachte vast en pakte [slachtoffer] het mes af. [slachtoffer] voelde direct hierna een warme gloed van zijn linkerborst komen en hij zag dat er een kras/streep van het mes op zijn linkerborst stond. Ook verbalisant [verbalisant 1], die met verbalisant [verbalisant 2] kort na het voorval ter plaatse kwam, heeft bij aangever een rode kras op zijn borst, ter hoogte van zijn hart, gezien.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], die de beelden van het voorval heeft beschreven, blijkt dat verdachte met het mes een zwaaiende, dan wel stekende beweging vooruit maakte in de richting van de ruimte waar [slachtoffer] in was gestapt. Uit deze beelden, die de rechtbank ook heeft bekeken, leidt de rechtbank af dat deze steekbeweging met aanzienlijke kracht gepaard is gegaan.
Opzet?
Voormelde gedraging van verdachte was naar het oordeel van de rechtbank zozeer gericht geweest op het dodelijk verwonden van [slachtoffer], dat dit opzet op dodelijk letsel oplevert. In de borststreek bevinden zich kwetsbare en vitale organen, zoals het hart en de longen. Een verwonding hieraan kan levensbedreigend zijn en tot de dood leiden. Het steken in de borst van [slachtoffer] op de wijze waarop verdachte dat gedaan heeft, is naar uiterlijke verschijningsvormen zozeer gericht op de dood van [slachtoffer], dat het niet anders kan dan dat verdachte hem met de messteek heeft willen doden. Dat zijn gedraging hierop gericht was blijkt ook uit de door verdachte tijdens zijn verhoor van 19 juni 2025 bij de politie afgelegde verklaring, die als volgt luidt: “
De stemmen begonnen tegen mij te zeggen (…) dat iemand dood moest (...) Ik hield het mes vast met de intentie om hem wat aan te doen (…) Het waren de stemmen in mijn hoofd die mij die opdracht gaven en die heb ik opgevolgd (...) Ik maakte de beweging en hij heeft het mes van mij afgepakt (…)”.
Ter zitting heeft verdachte deze verklaring bevestigd en aanvullend verklaard dat het een heel scherp mes was en dat hij zich het moment dat hij de beweging met dit mes maakte nog kan herinneren.
Verweer: geen opzet wegens psychisch stoornis
Ingevolge vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan van het ontbreken van opzet vanwege een geestelijke stoornis slechts sprake zijn als bij de dader ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbreekt. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke uitzonderlijke situatie zich in onderhavig geval niet voordoet. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de hiervoor weergeven verklaringen van verdachte blijkt dat hij nog wel enig besef had van wat hij deed. Uit zijn verklaring, en ook uit de verklaring van [slachtoffer], valt niet af te leiden dat verdachte zich in het geheel niet bewust was van wat hij deed.
Hij kreeg van stemmen opdracht om iemand te doden en heeft daaraan gevolg gegeven door een stekende beweging te maken in de richting van de borstreek van [slachtoffer]. De uitzonderlijke situatie dat het verdachte aan elk besef heeft ontbroken kan daarom niet worden aangenomen.
Dat het feit door een psychische stoornis niet aan verdachte kan worden toegerekend, zoals hieronder onder 5 nog nader zal worden overwogen, staat aan een bewezenverklaring van het opzet niet in de weg.
Het verweer dat verdachte geen opzet heeft gehad wordt dan ook verworpen.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer].
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 januari 2025 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij, verdachte, met een mes in de richting van de borst van die [slachtoffer] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de adviezen van de gedragsdeskundigen worden gevolgd en dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door dr. J.W. Hummelen, psychiater en drs. M.M.F. van den Broek, psychiater in opleiding en supervisant, op 18 juni 2025 uitgebrachte pro Justitia rapport, en het door dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog, op 26 mei 2025 uitgebrachte pro Justitia rapport.
De deskundigen Hummelen en Van den Broek hebben geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een psychische stoornis, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, autismespectrumstoornis, ongespecificeerde angststoornis en stoornissen in het gebruik van alcoholgebruik, een hypnoticum of anxiolyticum, een stimulantium, cannabis en tabak en een ongespecificeerde middelen-gerelateerde stoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde tevens een intoxicatie van verschillende middelen.
De autismespectrumstoornis met de daarbij gepaard gaande sterke angst bij verdachte en de psychotische symptomatologie hebben volgens de deskundigen volledig doorgewerkt in het ten laste gelegde. Het middelengebruik was daarbij zowel een manier van zelfmedicatie om de angst tegen te gaan als ook weer een luxerende factor op zichzelf voor de toename van de psychotische desintegratie. Dit symptomencomplex leidde er toe dat verdachte slechts een beperkt besef meer had van de wederrechtelijkheid van zijn gedrag, en voor zover hij die wederrechtelijkheid nog wel besefte, hij geen controle had over zijn handelen om zich daarnaar te richten.
De deskundigen Hummelen en Van den Broek hebben op grond hiervan geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De deskundige Blaauw heeft ook geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, autismespectrumstoornis, ongespecificeerde angststoornis, ongespecificeerde stemmingsstoornis, en stoornissen in het gebruik van alcohol, cannabis, een hypnoticum of anxiolyticum, een stimulantium en tabak.
Verdachte voelde zich in de weken voor het ten laste gelegde niet op zijn plek bij de RIBW van [locatie 2] in Zwolle en hij gebruikte veel verschillende middelen om hiermee om te gaan. De dag voor het ten laste gelegde besloot hij suïcide te plegen door het nemen van een overdosis van verschillende middelen. Niet duidelijk is of hij toen al in een psychose verkeerde of dat hij in een psychose terechtkwam door de verschillende middelen, omdat in het onderzoek niet kon worden vastgesteld wat de precieze aard van de psychotische stoornis is. Wel duidelijk is dat verdachte op de dag van het ten laste gelegde verward was, veel stemmen hoorde en in een waan verkeerde waarbij stemmen tegen hem zeiden dat het een kwestie was dat hij zou worden gedood of dat aangever [slachtoffer] zou worden gedood.
Verdachte kampt vanuit zijn autisme al jarenlang met angsten en somberheid. In een poging om deze angsten en somberheid te bestrijden en in een poging om te kunnen omgaan met zijn autisme, is verdachte al jarenlang verslaafd aan verschillende middelen. Het autisme, de angststoornis en stemmingsstoornis zijn naar de inschatting van de psycholoog zo ingrijpend voor verdachte dat het invoelbaar is waarom hij pogingen doet om zijn stemmingen onder controle te krijgen met behulp van middelen. Verdachte weet dat alcohol en drugs slecht voor hem zijn, maar verdachte heeft zonder alcohol en drugs veel problemen met zijn autisme en stemmingen en kiest naar zijn mening daarom voor de minste van de twee kwaden. Het middelengebruik van verdachte komt derhalve voor een belangrijk deel voort uit zijn andere pathologie en is slechts beperkt vrije keus. De mogelijk deels vanuit middelengebruik voortkomende psychotische episodes zijn daarbij waarschijnlijk slechts beperkt toe te schrijven aan verkeerde keuzes van verdachte met betrekking tot middelengebruik.
Verdachte had evenwel vanuit de psychotische stoornis dermate grote verstoringen in zijn cognitieve functies (kennen), affectieve functies (voelen) en conatieve functies (willen) dat hij naar mening van de psycholoog geen vrijheid van denken, voelen en handelen meer had en volledig werd beheerst door de psychotische stoornis.
Blaauw heeft op grond van het vorenstaande eveneens geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies – dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het strafbare feit – op de in de rapporten genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare.
Nu ook overigens niet is gebleken dat verdachte verwijtbaar in deze psychische toestand is komen te verkeren (culpa in causa) zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) wordt opgelegd, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat aan de voorwaarde dat verdachte zo snel mogelijk in FPA Mondriaan of een soortgelijke zorginstelling terecht moet komen, moet worden toegevoegd: ‘dan wel in een soortgelijke instelling ter overbrugging”.
Verder heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS-maatregel met voorwaarden gevorderd en schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van de datum dat verdachte in de kliniek kan worden geplaatst, onder dezelfde schorsingsvoorwaarden als de voorwaarden die verbonden worden aan de TBS-maatregel.
De officier van justitie acht gelet hierop de oplegging van de gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel, genoemd in artikel 38z Sr, niet noodzakelijk.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en dat aan verdachte daarnaast TBS met voorwaarden wordt opgelegd, met de voorzwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de voorwaarde ‘niet naar het buitenland gaan’.
Ten aanzien van de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS-maatregel heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft verder verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen onder dezelfde voorwaarden als die zijn verbonden aan de TBS-maatregel.
Indien het voorgaande niet mogelijk is, heeft de raadsvrouw verzocht een zorgmachtiging ter overbrugging te verlenen. Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht geen gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Op 23 januari 2025 rond 13:00 uur kwam verdachte uit zijn kamer lopen en heeft toen uit het niets zijn huisgenoot [slachtoffer] met een mes aangevallen. Verdachte heeft daarbij éénmaal met het mes in de richting van de borst van [slachtoffer] gestoken. Daarbij heeft [slachtoffer] krasletsel op zijn borst opgelopen, maar het had veel erger kunnen aflopen. Door de gebeurtenis is [slachtoffer] enorm geschrokken, omdat hij zich realiseert dat het nog maar net goed is gegaan.
Het behoeft ook geen betoog dat dit soort voorvallen ook in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan het feit echter niet aan verdachte worden toegerekend, omdat hij bij het plegen daarvan verkeerde onder invloed van een psychische stoornis. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de strafbaarheid van verdachte, is voor het opleggen van straf geen plaats.
Wel kan de rechtbank een maatregel opleggen, om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. Bij de vraag welke maatregel dat zou moeten zijn, heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Het risico op gewelddadige recidive wordt door de psychiaters als matig ingeschat. Om de complexe problematiek van verdachte te behandelen, en daarmee het recidiverisico terug te dringen, zal de behandeling zowel gericht dienen te zijn op het autisme, de verslaving en de psychotische kwetsbaarheid. De behandeling zal volgens de psychiaters dienen te bestaan uit medicatie, interventies gericht op de angstgevoelens vanuit het autisme, en behandeling van de verslaving. Daarvoor is een sterk gestructureerd behandelmilieu nodig. Na een klinische behandeling, waarvan de duur wordt ingeschat op ongeveer twee jaar, zal een resocialisatie nodig zijn in een setting van beschermd wonen, waarbij verdachte onder toezicht staat gericht op controle van middelengebruik. De psychiaters adviseren verdachte te plaatsen in een forensisch klinische setting gericht op behandeling van verslaving in combinatie met psychose en waar tevens ervaring bestaat met behandeling van autisme. In een forensische setting zal de aangeboden structuur langduriger en strikter kunnen worden geboden dan in een instelling voor algemene geestelijke gezondheidszorg.
De psychiaters adviseren om deze behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden. Een zorgmachtiging wordt door de psychiaters niet geadviseerd omdat deze van kortdurende aard is en plaatsing in een afdeling van de algemene GGZ met zich brengt alwaar het behandelmilieu minder strikt is gestructureerd en langdurige controle op middelengebruik moeilijker is.
De psycholoog schat het recidiverisico op gewelddadige gedrag ook in als matig. Volgens de psycholoog is alleen sprake van een verhoogd risico op gewelddadige recidive als verdachte opnieuw in een psychotische toestand belandt en dit risico is laag indien verdachte wordt begeleid, goed is ingesteld op medicatie en beperkt of geen middelen gebruikt, waardoor hij niet psychotisch is.
Voor de complexe combinatie van psychotische kwetsbaarheid, autisme, angstproblematiek, stemmingsproblematiek en verslaving aan meerdere middelen is een intensieve behandeling met behulp van psychofarmaca en cognitieve gedragstherapie noodzakelijk. De psycholoog adviseert om verdachte te plaatsen in een instelling voor forensische geestelijke gezondheidszorg die gericht is op dubbeldiagnoses, indien mogelijk met veel ervaring met autismespectrumproblematiek. De psycholoog adviseert TBS met voorwaarden op te leggen, waarbij in de voorwaarden staat weergegeven dat verdachte zich laat plaatsen in een forensisch psychiatrische kliniek met aansluitend plaatsing binnen beschermd wonen.
Ook de psycholoog acht een zorgmachtiging niet geïndiceerd.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 22 juli 2025.
De reclassering adviseert net als de andere deskundigen om de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. In het rapport zijn voorwaarden geformuleerd die de reclassering in het kader van TBS met voorwaarden passend acht. De reclassering adviseert de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en om de voorlopige hechtenis te schorsen onder dezelfde voorwaarden als de TBS met voorwaarden. Daarnaast adviseert de reclassering om gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
De rechtbank overweegt over de op te leggen maatregel als volgt.
Geen zorgmachtiging
Een zorgmachtiging acht de rechtbank, gelet op hetgeen de gedragsdeskundigen hierover hebben overwogen, niet afdoende om het recidivegevaar te kunnen ondervangen. Bovendien is verdachte bereid de noodzakelijke zorg vrijwillig te ontvangen, zodat ook om die reden het verlenen van een zorgmachtiging niet tot de mogelijkheden behoort.
TBS-maatregel met voorwaarden
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen dat de terbeschikkingstelling van verdachte moet worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag moeten worden gesteld. Aan de TBS-maatregel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
Deze voorwaarden zijn ter terechtzitting van 12 augustus 2025 met verdachte besproken en verdachte heeft verklaard zich aan deze voorwaarden te willen houden.
Anders dan door zijn raadsvrouw is bepleit, zal de rechtbank ook de voorwaarde dat verdachte niet naar het buitenland gaat zonder toestemming van de reclassering, opleggen. Hiertoe is redengevend dat de verleidingen van middelengebruik voor verdachte ook in het buitenland minder goed zijn te weerstaan en toezicht op dat gebruik in het buitenland is door reclassering niet mogelijk..
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden is voldaan. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel.
Ongemaximeerd
De TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder behandeling of begeleiding opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden – op grond van artikel 38, zesde lid, Sr – dadelijk uitvoerbaar is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal – conform de vordering van de officier van justitie – bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de verdachte voor zijn klinische behandeling binnen FPA Mondriaan of een soortgelijke instelling dan wel in een soortgelijke instelling ter overbrugging zal worden opgenomen. Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zullen dezelfde voorwaarden worden verbonden als die aan de TBS-maatregel zijn verbonden.
Die schorsing houdt verband met de tevens op te leggen dadelijke uitvoerbare TBS-maatregel met voorwaarden. Zou verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.5.
Gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet geen noodzaak om de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
6.4
Het in beslag genomen voorwerp
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het in beslag genomen mes moet worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag van het mes gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde mes vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van dit voorwerp het feit is begaan en zij van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b en 36c, 37a, 38 en 38a Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
poging tot doodslag.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het primair bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden;
1. Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is
  • één of meer vingerafdrukken laat afnemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
3. Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een
time-out worden opgenomen in de kliniek waar de justitiële instantie die verantwoordelijk is
voor plaatsing hem naar toe leidt of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de
reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid
van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der
Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. Verdachte laat zich opnemen in FPA-V Mondriaan GGZ te Limburg of een soortgelijke
zorginstelling, dan wel in een soortgelijke instelling ter overbrugging, te bepalen door de
justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig
mogelijk. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan
de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de
problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat
nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of
maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en
plaatsing;
6. Verdachte laat zich -na afloop van de klinische opname- behandelen door een forensische
polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat
nodig vindt en indien de reclassering dit nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels
en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van
medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
7. Verdachte verblijft binnen een instelling voor beschermd- en/of begeleid wonen, te
bepalen door de reclassering. Indien de reclassering dit nodig acht.
Het verblijf start direct en voortvloeiend na de opname in een zorginstelling. Het verblijf
duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met
de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod, indien de
reclassering dit nodig acht. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt
hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
9. Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren, indien de reclassering dit nodig acht. De
reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
10. Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, met
een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
11.Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader
van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of bewind voering. Indien de
reclassering dit nodig acht. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en
schulden.
12. Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt
gecontroleerd.
draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
bepaalt dat de
tenuitvoerleggingvan de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten een mes met houten handvat, zwart, merk: Adroit Goods.
Schorsing voorlopige hechtenis
- beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het moment waarop de terbeschikkinggestelde zich heeft laten opnemen in een zorginstelling, dan wel in een soortgelijke instelling ter overbrugging, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Aan de schorsing worden de voorwaarden verbonden, zoals deze onder 1 tot en met 12 zijn vermeld bij de voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, en mr. S.H. Peper en mr. R. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2025034626. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van aangifte van 23 januari 2025, pagina’s 6 tot en met 12, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring;

(...) Ik woon aan de [adres] (...) Ik woon daar met [verdachte] (....) Ik zag (...) dat de deur van [verdachte] opende. Ik zag direct dat [verdachte] een mes vast had. Ik zag dat hij dit in zijn rechter hand vast had. (...) Ik denk dat het lemmet ongeveer 8 centimeter was. (...) Ik zag dat hij een voorwaartse beweging maakte met dit mes. (...) Hij maakte een beweging vanaf boven naar beneden. Op het moment dat hij mij met dat mes raakte op mijn linkerborst pakte ik direct zijn arm vast en pakte ik het mes van hem af. (...) Ik keek direct na het incident op mijn linkerborst daar waar ik een warme gloed vandaan voelde komen. Ik zag dat er een kras/streep van dit mes op mijn linkerborst stond.(...)

2. het proces-verbaal bevindingen van 24 januari 2025, met fotobijlage, pagina’s 13 en 31, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3];
(…) Ik bekeek de camerabeelden die zijn gemaakt binnenin het wooncomplex waar aangever [slachtoffer] en verdachte [verdachte] beiden woonachtig zijn (...) Ik zag dat er uit de kamer, waar [slachtoffer] (...) kort stil voor stond, een persoon kwam lopen.(...) Ik zag dat deze persoon (...) een voorwerp in zijn rechterhand had. Ik zag dat er een langwerpig, dun voorwerp uit de rechterhand van deze persoon stak. Ik zag dat deze persoon met zijn rechterhand/arm met daarin het voorwerp, een zwaaiende, dan wel stekende beweging vooruit maakte in de richting van de ruimte waar [slachtoffer] kort daarvoor in was gestapt. (...)
Toelichting bij foto 20: [verdachte] maakt een beweging met zijn hand/arm met het mes vooruit en leunt daarbij op 1 been voorover. Hij maakt de beweging in de richting van het trapgat waar [slachtoffer] in is gestapt (…)
3. het proces-verbaal van aanhouding van 23 januari 2025, pagina’ 40 tot en met 42, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover de door [verbalisant 1] gedane waarneming, inhoudende:

Ik zag dat [slachtoffer] zijn shirt omhoog tilde en dat er een rode kras was te zien op zijn borst, ter hoogte van zijn hart. (...)

4. Het proces-verbaal verhoor verdachte van 19 juni 2025 (aanvullend), inhoudende de door [verdachte] afgelegde verklaring.
(…) de stemmen begonnen tegen mij te zeggen hij en ik dat iemand dood moest voor een plek in de hel (…) ik heb wel het geheugen dat ik de beweging maak, maar niet dat ik hem raak (...) Ik maakte de beweging en hij heeft het mes van mij afgepakt (...)
V: waarom hield jij een mes vast toen jij jouw kamer uitkwam?
A: (...) Toch met de intentie om hem wat aan te doen (...)
V: Waarom maakte jij een beweging van boven naar beneden met het mes ter hoogte van de linkerborst van [slachtoffer] (...)
A: (...) Het waren de stemmen in mijn hoofd die mij die opdracht gaven en die ik op heb gevolgd en dat was niet verstandig.(...)
5. het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 augustus 2025, voor zover inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven;

Het waren de stemmen in mijn hoofd die mij opdracht gaven. Ik kan mij het moment dat ik de beweging maakte herinneren. Ik kan mij ook herinneren dat aangever [slachtoffer] het mes van mij afpakte. Het was een heel scherp mes.