6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Op 23 januari 2025 rond 13:00 uur kwam verdachte uit zijn kamer lopen en heeft toen uit het niets zijn huisgenoot [slachtoffer] met een mes aangevallen. Verdachte heeft daarbij éénmaal met het mes in de richting van de borst van [slachtoffer] gestoken. Daarbij heeft [slachtoffer] krasletsel op zijn borst opgelopen, maar het had veel erger kunnen aflopen. Door de gebeurtenis is [slachtoffer] enorm geschrokken, omdat hij zich realiseert dat het nog maar net goed is gegaan.
Het behoeft ook geen betoog dat dit soort voorvallen ook in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan het feit echter niet aan verdachte worden toegerekend, omdat hij bij het plegen daarvan verkeerde onder invloed van een psychische stoornis. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de strafbaarheid van verdachte, is voor het opleggen van straf geen plaats.
Wel kan de rechtbank een maatregel opleggen, om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. Bij de vraag welke maatregel dat zou moeten zijn, heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Het risico op gewelddadige recidive wordt door de psychiaters als matig ingeschat. Om de complexe problematiek van verdachte te behandelen, en daarmee het recidiverisico terug te dringen, zal de behandeling zowel gericht dienen te zijn op het autisme, de verslaving en de psychotische kwetsbaarheid. De behandeling zal volgens de psychiaters dienen te bestaan uit medicatie, interventies gericht op de angstgevoelens vanuit het autisme, en behandeling van de verslaving. Daarvoor is een sterk gestructureerd behandelmilieu nodig. Na een klinische behandeling, waarvan de duur wordt ingeschat op ongeveer twee jaar, zal een resocialisatie nodig zijn in een setting van beschermd wonen, waarbij verdachte onder toezicht staat gericht op controle van middelengebruik. De psychiaters adviseren verdachte te plaatsen in een forensisch klinische setting gericht op behandeling van verslaving in combinatie met psychose en waar tevens ervaring bestaat met behandeling van autisme. In een forensische setting zal de aangeboden structuur langduriger en strikter kunnen worden geboden dan in een instelling voor algemene geestelijke gezondheidszorg.
De psychiaters adviseren om deze behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden. Een zorgmachtiging wordt door de psychiaters niet geadviseerd omdat deze van kortdurende aard is en plaatsing in een afdeling van de algemene GGZ met zich brengt alwaar het behandelmilieu minder strikt is gestructureerd en langdurige controle op middelengebruik moeilijker is.
De psycholoog schat het recidiverisico op gewelddadige gedrag ook in als matig. Volgens de psycholoog is alleen sprake van een verhoogd risico op gewelddadige recidive als verdachte opnieuw in een psychotische toestand belandt en dit risico is laag indien verdachte wordt begeleid, goed is ingesteld op medicatie en beperkt of geen middelen gebruikt, waardoor hij niet psychotisch is.
Voor de complexe combinatie van psychotische kwetsbaarheid, autisme, angstproblematiek, stemmingsproblematiek en verslaving aan meerdere middelen is een intensieve behandeling met behulp van psychofarmaca en cognitieve gedragstherapie noodzakelijk. De psycholoog adviseert om verdachte te plaatsen in een instelling voor forensische geestelijke gezondheidszorg die gericht is op dubbeldiagnoses, indien mogelijk met veel ervaring met autismespectrumproblematiek. De psycholoog adviseert TBS met voorwaarden op te leggen, waarbij in de voorwaarden staat weergegeven dat verdachte zich laat plaatsen in een forensisch psychiatrische kliniek met aansluitend plaatsing binnen beschermd wonen.
Ook de psycholoog acht een zorgmachtiging niet geïndiceerd.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 22 juli 2025.
De reclassering adviseert net als de andere deskundigen om de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. In het rapport zijn voorwaarden geformuleerd die de reclassering in het kader van TBS met voorwaarden passend acht. De reclassering adviseert de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en om de voorlopige hechtenis te schorsen onder dezelfde voorwaarden als de TBS met voorwaarden. Daarnaast adviseert de reclassering om gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
De rechtbank overweegt over de op te leggen maatregel als volgt.
Een zorgmachtiging acht de rechtbank, gelet op hetgeen de gedragsdeskundigen hierover hebben overwogen, niet afdoende om het recidivegevaar te kunnen ondervangen. Bovendien is verdachte bereid de noodzakelijke zorg vrijwillig te ontvangen, zodat ook om die reden het verlenen van een zorgmachtiging niet tot de mogelijkheden behoort.
TBS-maatregel met voorwaarden
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen dat de terbeschikkingstelling van verdachte moet worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag moeten worden gesteld. Aan de TBS-maatregel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
Deze voorwaarden zijn ter terechtzitting van 12 augustus 2025 met verdachte besproken en verdachte heeft verklaard zich aan deze voorwaarden te willen houden.
Anders dan door zijn raadsvrouw is bepleit, zal de rechtbank ook de voorwaarde dat verdachte niet naar het buitenland gaat zonder toestemming van de reclassering, opleggen. Hiertoe is redengevend dat de verleidingen van middelengebruik voor verdachte ook in het buitenland minder goed zijn te weerstaan en toezicht op dat gebruik in het buitenland is door reclassering niet mogelijk..
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden is voldaan. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel.
De TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder behandeling of begeleiding opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden – op grond van artikel 38, zesde lid, Sr – dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal – conform de vordering van de officier van justitie – bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de verdachte voor zijn klinische behandeling binnen FPA Mondriaan of een soortgelijke instelling dan wel in een soortgelijke instelling ter overbrugging zal worden opgenomen. Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zullen dezelfde voorwaarden worden verbonden als die aan de TBS-maatregel zijn verbonden.
Die schorsing houdt verband met de tevens op te leggen dadelijke uitvoerbare TBS-maatregel met voorwaarden. Zou verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.5. Gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet geen noodzaak om de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.