ECLI:NL:RBOVE:2025:5282

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
C/08/289670 / FA RK 22-3076
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderschapsplan en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 juli 2025 een beschikking gegeven inzake de zorg- en omgangsregeling voor een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De rechtbank heeft eerder op 20 maart 2023 een beschikking gegeven waarin het verzoek van de vader tot beëindiging van het gezamenlijk gezag werd afgewezen en een voorlopige zorgregeling werd vastgesteld. De vader, verzoeker, heeft zijn verzoek om een zorgregeling aangepast en wenst nu dat de omgang met de moeder eenmaal in de vier weken plaatsvindt. De moeder, belanghebbende, heeft zich in eerste instantie niet kunnen vinden in deze wijziging, maar begrijpt dat de omgangsfrequentie moet aansluiten bij wat [minderjarige] aankan. De raad voor de kinderbescherming heeft onderzoek gedaan en geadviseerd om een voorlopige zorgregeling vast te stellen. De rechtbank heeft in haar beoordeling de belangen van [minderjarige] vooropgesteld en besloten dat de omgang met de moeder eenmaal in de vier weken gedurende zes uur zal plaatsvinden. De rechtbank benadrukt dat de moeder zich actief moet aansluiten bij de hulpverlening om de ontwikkeling van [minderjarige] te ondersteunen. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, waarbij elke ouder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/289670 / FA RK 22-3076
beschikking van 10 juli 2025
inzake
[de vader],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. S. Imdahl,
voorheen mr. L.H.S. de Baar,
en
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. E.H. Jansen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 20 maart 2023 een beschikking gegeven in deze zaak, waarbij het verzoek van de vader tot beëindiging van het gezamenlijk gezag is afgewezen en de beslissing met betrekking tot de definitieve zorgregeling is aangehouden. Ook heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- diverse uitstelverzoeken;
- een op 2 oktober 2023 binnengekomen brief van mr. Jansen van die datum;
- een op 20 september 2023 binnengekomen brief van de gemeente Zwartewaterland van die datum;
- een op 10 april 2024 binnengekomen brief van mr. de Baar van die datum;
- een op 15 april 2024 binnengekomen brief van mr. Jansen van die datum;
- een op 16 april 2024 binnengekomen brief van de gemeente Zwartewaterland van die datum;
- een op 8 mei 2024 binnengekomen brief van de raad voor de kinderbescherming, verder te noemen: de raad, van die datum;
- een op 25 juni 2024 binnengekomen brief van de gemeente Zwartewaterland van die datum;
- een op 15 juli 2024 binnengekomen brief van de gemeente Zwartewaterland van die datum;
- een op 30 juli 2024 binnengekomen brief van de gemeente Zwartewaterland van die datum;
- een op 17 juli 2024 binnengekomen brief van de raad van die datum;
- een op 30 augustus 2024 binnengekomen brief met bijlagen van mr. de Baar van die datum;
- een op 2 september 2024 binnengekomen brief van mr. Jansen van die datum;
- een op 24 december 2024 binnengekomen rapport met bijlagen van de raad van die datum;
- een op 21 januari 2025 binnengekomen brief van mr. de Baar van die datum;
- een op 23 januari 2025 binnengekomen brief van mr. Jansen van die datum;
- een op 17 april 2025 binnengekomen brief van de gemeente Zwartewaterland van die datum;
- een op 26 mei 2025 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Ihmdal van die datum.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet op de zitting van 19 juni 2025. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- [naam 1] en [naam 2] , namens de raad.

2.De feiten

Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 20 maart 2023.

3.De verdere beoordeling

De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
3.1.
In de tussenbeschikking van 20 maart 2023 heeft de rechtbank de definitieve beslissing over de zorgregeling aangehouden in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject van de ouders. Deze hulpverlening is uiteindelijk niet gestart en de raad heeft onderzoek gedaan naar de zorgregeling. In het raadsrapport heeft de raad geadviseerd om een voorlopige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen van eenmaal in de drie weken zes uur contact en het verzoek van de moeder met een jaar aan te houden.
3.2.
De vader heeft zijn verzoek aangevuld en wenst dat een zorgregeling wordt vastgesteld van eenmaal in de vier weken op zondag van zes uur, in onderling overleg met de moeder te regelen. De vader wenst dit als definitieve regeling in een eindbeschikking of anders dat deze regeling minimaal voor een jaar wordt vastgesteld. Hij verwacht niet dat de moeder zal veranderen. [minderjarige] heeft volgens de vader baat bij een lagere omgangsfrequentie. De vader wenst dat [minderjarige] zich in de periodes tussen de contactmomenten verder kan ontplooien, rust kan vinden en minder terugvallen en nachtmerries heeft. [minderjarige] heeft nog een lang hulpverleningstraject te gaan totdat zij hersteld is, dan wel dat zij heeft leren omgaan met het verleden. [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid en vastigheid. Hij wil dat zij haar positieve ontwikkeling nu kan vasthouden. De speltherapeut heeft ook aangegeven dat [minderjarige] ontwikkeling toont. De vader heeft het vertrouwen dat het contact met de moeder en de opa’s en oma’s van beide zijden, uiteindelijk tussen de ouders onderling kan worden geregeld. Er is de laatste tijd goed contact tussen de ouders en er zijn weinig spanningen tussen de ouders onderling.
3.3.
De moeder kan zich, hoewel niet blij met het advies van de raad, vinden in de voorlopige zorgregeling zoals de raad in het raadsrapport heeft geadviseerd. De moeder begrijpt dat voor uitbreiding er moet worden aangesloten bij wat [minderjarige] aankan. De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader om het contact verder terug te schroeven. De moeder begrijpt niet waarom [minderjarige] telkens na de omgang onrustig is omdat de omgang zelf goed verloopt. De moeder heeft gesprekken gehad over hoe het met [minderjarige] gaat en wat de moeder zelf (thuis) kan doen. De moeder vindt het lastig om actiever betrokken te zijn bij [minderjarige] omdat zij in [gemeente] woont, een klein kind thuis heeft en afhankelijk is van haar partner, die werkt, voor vervoer. Zij wil wel meewerken met de hulpverlening. Ter zitting beaamt de moeder dat de situatie tussen de ouders inmiddels werkbaar is. Zij heeft er vertrouwen in dat de ouders te zijner tijd in onderling overleg nieuwe afspraken kunnen maken.
3.4.
De raad heeft ter zitting aangegeven dat het voor [minderjarige] op dit moment waarschijnlijk niet zo veel uitmaakt of zij eenmaal in de drie of vier weken contact heeft met de moeder. Het gaat de raad erom dat bij [minderjarige] nog trauma gerelateerd gedrag wordt gezien. De oplossing ligt volgens de raad daarom vooral in het wegnemen van de triggers. Ondanks dat de omgang nu goed gaat kan er nog wel iets getriggerd worden bij [minderjarige] vanuit het verleden. De raad kan zich daarom ook vinden in een contactregeling van eenmaal in de vier weken. Als [minderjarige] de moeder minder vaak ziet wordt zij ook minder getriggerd. Volgens de raad kan dit helpend zijn voor [minderjarige] . Nu een stapje terug kan meer rust opleveren voor [minderjarige] . Dit zou een snellere weg kunnen zijn naar meer contact met de moeder. Het blijft belangrijk dat de moeder betrokken blijft bij de hulpverlening van [minderjarige] . Juist ook omdat de moeder vindt dat [minderjarige] dingen wordt aangepraat over wat er allemaal is gebeurd. [minderjarige] heeft de moeder heel hard nodig in haar leven. De raad vertrouwt er ook op dat de ouders met behulp van de therapeut in de toekomst zelf andere afspraken kunnen maken. De raad kan er daarom ook achterstaan als de rechtbank een eindbeschikking neemt.
3.5.
De rechtbank zal bepalen dat de moeder en [minderjarige] vanaf de datum van deze beschikking eenmaal in de vier weken gedurende zes uur omgang met elkaar hebben, zoals de vader heeft verzocht. De rechtbank acht het, met de redenen die de raad ook heeft genoemd op de zitting, in het belang van [minderjarige] om vanuit de rust te gaan opbouwen in plaats van te moeten terugschroeven als de omgang toch te onrustig blijft voor [minderjarige] . Zodra gezien wordt dat het beter gaat met [minderjarige] en de triggers afnemen, kan de frequentie voor de omgang in overleg met de hulpverlening worden opgebouwd. Dit kan vooral worden bereikt als de moeder zich met een actieve houding aansluit bij de hulpverlening. Het feit dat het contact van de moeder met de hulpverlening nog maar onlangs heeft plaatsgevonden (één gesprek) en daarbij niets is afgesproken over een vervolg, maakt ook dat de rechtbank vanuit de rust wil opbouwen afhankelijk of het beter gaat met [minderjarige] . De moeder dient te laten zien dat ze dit kan vasthouden. De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige] om een termijn te bepalen waarna de omgang wordt uitgebreid. Dit is afhankelijk van het afnemen van de triggers en of het beter gaat met [minderjarige] .
3.6.
De rechtbank zal niet specifiek bepalen dat de omgang op zondag zal zijn. Hoewel de moeder daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt en de omgang nu al vaak op zondag plaatsvindt, is de rechtbank van oordeel dat de ouders inmiddels in staat zijn om in onderling overleg de zorgregeling in te vullen en eventueel uit te breiden, in overleg met de hulpverlening van [minderjarige] .
3.7.
De rechtbank zal dan ook een eindbeslissing nemen en de zaak niet verder aanhouden.
De proceskosten
3.8.
Omdat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren minderjarige betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt het ouderschapsplan dat de ouders op 12 respectievelijk 14 december 2022 hebben getekend in die zin dat:
De moeder en [minderjarige] hebben vanaf de datum van deze beschikking eenmaal in de vier weken gedurende zes uur omgang met elkaar, in onderling overleg tussen de ouders te regelen;
Eventuele uitbreiding van de omgang stemmen de ouders in onderling met elkaar af, in overleg met de hulpverlening van [minderjarige] ;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Mensink, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025 in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.