ECLI:NL:RBOVE:2025:5311

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
C/08/325577 / HA ZA 24-471
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal handelsgeschil over betaling van facturen en gebrekkige levering van producten

Deze zaak betreft een internationaal handelsgeschil waarbij het Weens Koopverdrag van toepassing is. Partij A, een in Turkije gevestigde onderneming, heeft aluminium profielen geleverd aan Asymmetrie, een Nederlandse onderneming. Partij A vordert betaling van een deel van de facturen, vermeerderd met rente. Asymmetrie betwist de verschuldigdheid van de facturen en stelt dat deze al contant zijn betaald. In reconventie vordert Asymmetrie terugbetaling van het te veel betaalde en schadevergoeding wegens gebrekkig geleverde producten. De rechtbank wijst de vordering in conventie grotendeels toe en die in reconventie af, omdat Asymmetrie onvoldoende feiten heeft gesteld om haar rechtsgevolg te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat Asymmetrie niet aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de vordering van partij A tot betaling van € 263.643,00 wordt toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. De vordering van Asymmetrie in reconventie wordt afgewezen, omdat zij niet heeft aangetoond dat partij A tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/325577 / HA ZA 24-471
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[partij A],
gevestigd in [vestigingsplaats],
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
advocaat: mr. L.H. Hordijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASYMMETRIE KOZIJN TECHNIEK B.V.,
gevestigd in Almelo,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Asymmetrie,
advocaat: mr. D. Coskun.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 20 november 2024, met 11 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie d.d. 19 maart 2025, met 8 producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie d.d. 30 april 2025, met producties 12 en 13;
- de brief van de rechtbank waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 3 juli 2025;
- de spreekaantekeningen van mr. Coskun, zoals voorgedragen op de mondelinge behandeling van 3 juli 2025;
1.2.
Aansluitend is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Deze zaak betreft een internationaal handelsgeschil. Op de tussen partijen bestaande overeenkomst is het Weens Koopverdrag van toepassing. [partij A] heeft producten geleverd aan Asymmetrie en daarvoor gefactureerd. [partij A] vordert in deze procedure (in conventie) betaling van een deel van de facturen, vermeerderd met rente. Asymmetrie betwist niet de verschuldigdheid van de facturen, maar stelt dat deze facturen (en zelfs iets meer dan dat) al contant betaald zijn. In reconventie vordert Asymmetrie terugbetaling van het te veel betaalde en schadevergoeding wegens gebrekkig geleverde producten. De rechtbank wijst de vordering in conventie grotendeels toe en die in reconventie af. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Asymmetrie onvoldoende feiten gesteld om het door haar ingeroepen rechtsgevolg te kunnen rechtvaardigen, zowel op het punt van de gestelde contante betalingen als op het punt van de vermeend gebrekkig geleverde producten.

3.De feiten

3.1.
[partij A] is een in Turkije gevestigde onderneming die aluminium profielen produceert en verkoopt. Asymmetrie is een in Nederland onderneming die onder meer kozijnen en veranda’s maakt waarin aluminium wordt verwerkt.
3.2.
Op basis van een mondelinge overeenkomst heeft [partij A] in de periode 2020-2024 onder meer grote partijen aluminium profielen aan Asymmetrie geleverd. Na een levering stuurde [partij A] een met de levering corresponderende factuur aan Asymmetrie, voorzien van een datum. De eerste factuur dateert van 28 september 2020. De meest recente factuur dateert van 17 juli 2024. Het totaal door [partij A] aan Asymmetrie gefactureerde bedrag bedraagt € 1.536.195,00.
3.3.
Partijen hebben geen afspraken gemaakt over de termijn waarbinnen een door [partij A] gestuurde factuur moest worden betaald. Asymmetrie betaalde op regelmatige basis bedragen aan [partij A]. [partij A] boekte de ontvangen bedragen vervolgens af op het openstaande bedrag van alle tot dan toe aan Asymmetrie verstuurde facturen.
3.4.
Bij brief van 30 september 2024 heeft de advocaat van [partij A] Asymmetrie gesommeerd om uiterlijk 7 oktober 2024 over te gaan tot betaling van een bedrag van € 593.641,82. Asymmetrie is niet tot betaling overgegaan.
3.5.
Bij proces-verbaal van de deurwaarder van 22 oktober 2024 heeft [partij A] conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van Asymmetrie, bij ING Bank N.V. (hierna: ‘ING Bank’). Het conservatoir beslag is gelegd ter grootte van een bedrag van € 342.753,90. Het beslag is door [partij A] aan Asymmetrie overbetekend bij exploot van 24 oktober 2024.
3.6.
Bij brief van 5 november 2024 heeft ING Bank aan de door [partij A] ingeschakelde deurwaarder laten weten dat het op 22 oktober 2024 gelegde conservatoire beslag geen doel heeft getroffen.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[partij A] vordert – verkort weergegeven – in conventie:
( i) een veroordeling van Asymmetrie tot betaling van een bedrag € 263.643,00 aan hoofdsom;
( ii) een veroordeling van Asymmetrie tot betaling van een bedrag van € 326.905,50 aan wettelijke handelsrente over de hoofdsom, gerekend vanaf de vervaldata van de facturen tot 25 september 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 25 september 2024;
( iii) een veroordeling van Asymmetrie tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 3.092,20.
( iv) een veroordeling van Asymmetrie in de proceskosten.
4.2.
[partij A] legt aan de vordering in conventie het volgende ten grondslag. De gevorderde hoofdsom heeft betrekking op goederen die [partij A] aan Asymmetrie heeft geleverd. Daarvoor zijn facturen door [partij A] aan Asymmetrie gestuurd, maar die zijn onbetaald gebleven. De wettelijke handelsrente die wordt gevorderd vindt zijn grondslag in de betalingsachterstand die Asymmetrie heeft ten opzichte van de facturen.
4.3.
Asymmetrie voert verweer in conventie. Asymmetrie betwist niet de verschuldigdheid van de facturen, maar stelt dat zij het openstaande deel contant aan [partij A] heeft betaald. Asymmetrie concludeert tot afwijzing van de vordering van [partij A] in conventie, met een veroordeling van [partij A] in de proceskosten.
In reconventie
4.4.
Asymmetrie vordert – verkort weergegeven – in reconventie:
( i) een veroordeling van [partij A] tot betaling van € 3.207,00 uit hoofde van onverschuldigde betaling;
( ii) een verklaring voor recht dat [partij A] ten opzichte van Asymmetrie is tekortgeschoten in de nakoming en als gevolg daarvan verplicht is tot het betalen van schadevergoeding;
( iii) een veroordeling van [partij A] tot het betalen van schadevergoeding ter grootte van een bedrag van € 70.000,00;
( iv) een veroordeling van [partij A] tot betaling van wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.
4.5.
Asymmetrie legt aan haar vordering in reconventie het volgende ten grondslag. Asymmetrie stelt dat zij niet te weinig maar te veel (en dus onverschuldigd) heeft betaald aan [partij A] voor de goederen die zij geleverd heeft gekregen. Asymmetrie stelt bovendien dat een deel van de geleverde goederen non-conform waren en daarmee niet beantwoordden aan hetgeen zij op grond van de overeenkomst met [partij A] mocht verwachten.
4.6.
[partij A] voert verweer in reconventie. [partij A] betwist dat Asymmetrie deels onverschuldigd heeft betaald en zij betwist evenzeer dat een deel van de geleverde goederen ondeugdelijk was. [partij A] concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie, met een veroordeling van Asymmetrie in de proceskosten.
4.7
Op de stellingen van partijen – zowel in conventie als in reconventie – wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Bevoegde rechter
5.1.
Deze zaak heeft een internationaal aspect, doordat een Turkse rechtspersoon en een Nederland rechtspersoon tegen elkaar procederen. De rechtbank moet daarom allereerst ambtshalve onderzoeken of zij bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat zij bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen. De gedaagde partij (in conventie), Asymmetrie, is gevestigd in Nederland. Nederland valt onder de territoriale werkingssfeer van de EEX-Verordening. [1]
5.3.
Artikel 4 lid 1 EEX-Verordening bepaalt dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Gelet daarop heeft de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht. De rechtbank Overijssel is bevoegd, omdat Asymmetrie gevestigd is in Almelo.
Toepasselijkheid Weens Koopverdrag en toepasselijk recht
5.4.
De rechtbank moet eveneens ambtshalve onderzoeken welk recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen (artikel 10:2 BW). Partijen hebben zich in de schriftelijke stukken niet uitgelaten over het toepasselijke recht. Partijen hebben hun stellingen en verweren ingericht naar Nederlands recht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met partijen de mogelijke toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag besproken. [2]
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat het Weens Koopverdrag van toepassing is op de tussen partijen gesloten overeenkomst, gelet op artikel 1 aanhef en onder a Weens Koopverdrag. Turkije (waar [partij A] gevestigd is) en Nederland (waar Asymmetrie gevestigd is) zijn beide verdragsluitende staten ten aanzien van het Weens Koopverdrag. Daarnaast geldt dat de rechtsverhouding tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een koopovereenkomst met betrekking tot roerende zaken. De aluminium profielen die [partij A] aan Asymmetrie heeft geleverd, zijn roerende zaken. Bovendien heeft Asymmetrie deze roerende zaken gekocht van [partij A]. Ten slotte is gesteld noch gebleken dat partijen de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag hebben uitgesloten.
5.6.
Artikel 7 lid 2 Weens Koopverdrag bepaalt dat kwesties die vallen onder de reikwijdte van het Weens Koopverdrag maar daarin niet uitdrukkelijk zijn geregeld, moeten worden opgelost aan de hand van de algemene beginselen waarop het Weens Koopverdrag berust, of, bij het ontbreken van zodanige beginselen, in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht (hierna: ‘ipr’) toepasselijke recht. De rechtbank acht het daarom van belang om het krachtens de regels van ipr toepasselijke recht vast te stellen.
5.7.
Van belang is artikel 3 lid 1 Rome I. [3] Daarin is bepaald dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen, waarbij de rechtskeuze uitdrukkelijk geschiedt of duidelijk blijkt uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheden van het geval duidelijk blijkt dat partijen – stilzwijgend – hebben gekozen om Nederlands recht van toepassing te verklaren op de tussen hen bestaande overeenkomst. Dit kan worden afgeleid uit de correspondentie tussen partijen waar wordt verwezen naar Nederlandse wetgeving. Dit blijkt ook uit de proceshouding van partijen: nadat tussen partijen een onoplosbaar geschil over de overeenkomst is ontstaan en zij in een procedure terecht zijn gekomen, hebben partijen hun stellingen en verweren volledig ingericht naar Nederlands recht. Bovendien geldt dat, toen de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling het punt van het (aanvullende) toepasselijke recht aan de orde stelde, partijen niet anders hebben vermeld.
De conclusie is dat Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst, voor zover het Weens Koopverdrag en de algemene beginselen waarop het Weens Koopverdrag rust daarvoor ruimte laten.
In conventie
Nakoming; betaling facturen (hoofdsom)
5.9.
[partij A] vordert aan hoofdsom betaling door Asymmetrie van een bedrag van € 263.643,00. [partij A] heeft dit bedrag onderbouwd met facturen, die volgens [partij A] corresponderen met goederen die [partij A] aan Asymmetrie heeft geleverd. [partij A] stelt dat het door haar aan hoofdsom gevorderde bedrag, het bedrag betreft dat door [partij A] aan Asymmetrie is gefactureerd maar door laatstgenoemde niet is betaald.
5.10.
Asymmetrie betwist niet dat de door [partij A] gestuurde facturen corresponderen met goederen die [partij A] aan haar heeft geleverd. In het verlengde daarvan betwist Asymmetrie evenmin dat zij (in beginsel) verplicht is de door [partij A] aan haar gestuurde facturen te betalen. Asymmetrie voert als verweer echter aan dat op haar geen verplichting tot betaling van € 263.643,00 rust, omdat zij dit bedrag – en volgens Asymmetrie zelfs meer dan dat – contant aan [partij A] heeft betaald. [partij A] betwist dat de contante betalingen die zij heeft ontvangen dienden ter betaling van de facturen en de onderliggende door haar aan Asymmetrie geleverde goederen.
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat Asymmetrie, met haar verweer dat het door [partij A] gevorderde bedrag in hoofdsom contant is betaald, een bevrijdend verweer voert. Asymmetrie beroept zich met dit verweer immers op de rechtsgevolgen van haar stelling dat contant is betaald en dat, als gevolg daarvan, de op haar rustende betalingsverplichting teniet is gegaan. Omdat Asymmetrie een bevrijdend verweer voert, rust op Asymmetrie de verplichting om feiten te stellen (en eventueel – bij een voldoende gemotiveerde betwisting door [partij A] – te bewijzen) waaruit volgt dat zij het door [partij A] gevorderde bedrag contant aan [partij A] heeft betaald (artikel 150 lid 1 Rv). [4]
5.12.
Asymmetrie stelt dat zij contante betalingen heeft verricht (i) aan de directeur/aandeelhouder van [partij A] en (ii) op aanwijzing van directeur/aandeelhouder van [partij A], aan derden (ten behoeve van [partij A]). Ter onderbouwing verwijst Asymmetrie naar een door [partij A] opgestelde grootboekrekening daterend van oktober 2023 (productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie), waarop contante betalingen zijn aangemerkt. Asymmetrie verwijst ter onderbouwing van de gestelde contante betalingen ook naar een tweetal bankafschriften, een handgeschreven notitie en WhatsApp-communicatie (producties 2 tot en met 7 bij conclusie van antwoord in conventie).
5.13.
De rechtbank oordeelt dat Asymmetrie daarmee onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat zij contante betalingen heeft gedaan die dienden ter voldoening van de door [partij A] gestuurde facturen, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van [partij A] op dit punt. Omdat Asymmetrie niet aan haar stelplicht heeft voldaan, wordt het door haar gevoerde bevrijdende verweer verworpen.
5.14.
Uit het door Asymmetrie ingebrachte grootboekoverzicht blijkt weliswaar dat daar – onder de aanduiding “ELDEN” (zoals tijdens de mondelinge behandeling is gebleken) – contante betalingen zijn genoteerd, maar het valt niet vast te stellen met welke betalingsverplichting die contante betalingen correspondeerden. In het licht van de stelling van [partij A] dat tussen partijen ook andere dan zakelijke transacties werden afgewikkeld (die ook in het grootboekoverzicht werden verwerkt), had het op de weg van Asymmetrie gelegen om op dit punt gedetailleerder en explicieter stellingen in te nemen over de aard van de contante betalingen die in het grootboekoverzicht zijn verwerkt. Asymmetrie heeft dat niet gedaan.
5.15.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat Asymmetrie heeft aangevoerd dat een door haar ingeschakelde externe boekhouder een onderzoek heeft gedaan naar de contante betalingen die hebben plaatsgevonden en dat die een verklaring ten behoeve van deze procedure zou opstellen, maar een dergelijke verklaring is niet in het geding gebracht. Ook hier heeft Asymmetrie haar stellingen van onvoldoende feitelijke onderbouwing voorzien.
5.16.
Hetzelfde geldt voor de producties 2 tot en met 7, die grotendeels in de Turkse taal zijn opgesteld, zonder bijgevoegde vertaling. Voor zover uit die producties al zou kunnen worden afgeleid dat Asymmetrie (indirect) aan [partij A] contante betalingen heeft verricht, geldt dat niet kan worden vastgesteld of die contante betalingen waren aan te merken als tegenprestatie voor de leveringen als genoemd in de door [partij A] gestuurde facturen. Het had op de weg van Asymmetrie gelegen om hier concreter en gedetailleerder stelling in te nemen, in het licht van de gemotiveerde betwisting van [partij A] op dit punt.
5.17.
De conclusie is dat Asymmetrie niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Bewijslevering kan alleen aan de orde zijn als een partij op wie de bewijslast rust aan haar stelplicht heeft voldaan. Omdat Asymmetrie niet aan haar stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
5.18.
De rechtbank verwerpt het verweer van Asymmetrie dat de door [partij A] gevorderde hoofdsom reeds contant is betaald. De gevorderde hoofdsom van € 263.643,00 wordt toegewezen.
Wettelijke handelsrente
5.19.
[partij A] vordert wettelijke handelsrente over de hoofdsom. [partij A] zoekt met deze vordering aansluiting bij het Nederlandse recht. Als ingangsdatum voor de wettelijke handelsrente hanteert [partij A] de respectievelijke vervaldata op de facturen, tot aan 25 september 2024. In totaal vordert [partij A] een bedrag aan wettelijke handelsrente van € 326.905,60.
5.20.
De rechtbank is van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of rente verschuldigd is (en zo ja, welk percentage en vanaf welke datum), allereerst moet worden gekeken naar het Weens Koopverdrag.
5.21.
Artikel 78 Weens Koopverdrag bepaalt dat wanneer een partij tekortschiet in de betaling van de prijs, de andere partij recht heeft op rente hierover. Vastgesteld moet dus worden vanaf welk moment Asymmetrie ten opzichte van [partij A] is tekortgeschoten in de betaling van de koopprijs.
5.22.
[partij A] gaat uit van de vervaldata op de facturen, maar dat is onjuist. Op de ingebrachte facturen staan geen vervaldata. Partijen hebben in de overeenkomst geen betalingstermijn afgesproken. In de praktijk werkte het zo dat Asymmetrie geregeld betalingen aan [partij A] deed, die door [partij A] op de openstaande facturen in mindering werden gebracht. Er werd door Asymmetrie niet ‘factuurgericht’ betaald. Kennelijk berustte deze praktijk op een afspraak tussen partijen, al dan niet stilzwijgend. De rechtbank is van oordeel dat Asymmetrieaanvankelijk niet tekortschoot in haar betalingsverplichting tegenover laatstgenoemde.
5.23.
Dat is veranderd na het verstrijken van de termijn die is genoemd in de brief van [partij A] aan Asymmetrie van 30 september 2024. In die brief heeft [partij A] Asymmetrie gesommeerd om binnen 7 dagen na 30 september 2024 – onder meer – de hoofdsom van € 263.643,00 te betalen. De rechtbank beschouwt deze brief als het stellen van een (aanvullende) termijn van redelijke duur door de verkoper, als bedoeld in artikel 63 lid 1 Weens Koopverdrag. Ook gelet op het feit dat de gevorderde betaling betrekking had op leveranties in de periode van 2020 tot 2024 was vanaf dat moment de vordering in ieder geval opeisbaar. Na het verstrijken van deze termijn, op 8 oktober 2024, was dan ook sprake van een tekortschieten van de zijde van Asymmetrie.
5.24.
De conclusie is dat [partij A] recht heeft op rente over de hoofdsom met ingang van 8 oktober 2024. Over het rentepercentage dat moet worden gehanteerd, is in het Weens Koopverdrag niets geregeld. Ook uit de algemene beginselen waarop het Weens Koopverdrag rust, kan niet worden afgeleid welk rentepercentage moet worden gehanteerd. De oplossing moet worden gevonden in het Nederlandse recht (zie de rechtsoverwegingen 5.6-5.8 van dit vonnis).
5.25.
De overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een ‘handelsovereenkomst’ in de zin van artikel 6:119a BW. Het gaat immers om een overeenkomst om baat die de ene partij verplicht iets te geven of te doen en die tot stand is gekomen tussen rechtspersonen. Gelet daarop is Asymmetrie wettelijke handelsrente over de hoofdsom verschuldigd vanaf 8 oktober 2024 tot aan de dag van algehele voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
5.26.
[partij A] vordert buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 3.093,22. Artikel 74 Weens Koopverdrag bepaalt – voor zover relevant – dat de schadevergoeding wegens een tekortkoming van een partij bestaat uit de schade die door de andere partij als gevolg van de tekortkoming wordt geleden. Buitengerechtelijke kosten kunnen worden aangemerkt als ‘schade’ in de zin van artikel 74 Weens Koopverdrag. Over het bepalen van de omvang van de schadevergoedingsverplichting – meer in het bijzonder in het kader van buitengerechtelijke kosten – zegt het Weens Koopverdrag echter niets. Ook in de algemene beginselen waarop het Weens Koopverdrag rust, is hierover niets te vinden. De oplossing moet worden gevonden in het Nederlandse recht.
5.27.
Naar Nederlands recht is artikel 6:96 lid 2 sub c BW in verbinding met 6:96 lid 3 BW van belang. Het door [partij A] gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten blijft binnen de grenzen van artikel 2 lid 1 Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het bedrag van € 3.093,22 zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
5.28.
Asymmetrie is in conventie (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Tot de proceskosten behoren ook de kosten die verbonden zijn aan het leggen van conservatoir beslag door [partij A]. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
  • kosten betekening dagvaarding € 135,97
  • griffierecht € 6.617,00
  • salaris advocaat € 7.004,00 (2 punten x tarief VII)
  • salaris advocaat deel beslag € 3.502,00 (1 punt x tarief VII)
  • kosten betekening beslagexploot € 282,27
  • kosten overbetekening beslag € 135,97
  • nakosten € 178,00
---------------------
totaal: € 17.855,21
5.29.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
Onverschuldigde betaling
5.30.
De tegenvordering van Asymmetrie uit hoofde van onverschuldigde betaling berust op het standpunt dat Asymmetrie, als gevolg van door haar gedane contante betalingen, méér aan [partij A] heeft betaald dan zij op grond van de door [partij A] gestuurde facturen verschuldigd was. Dat standpunt is onjuist. De rechtbank verwijst ter onderbouwing naar de rechtsoverwegingen 5.10 tot en met 5.18 van dit vonnis. De vordering van Asymmetrie uit hoofde van onverschuldigde betaling stuit hierop af.
Verklaring voor recht: toerekenbaar tekortschieten
5.31.
Asymmetrie vordert een verklaring voor recht dat [partij A] ten opzichte van haar aansprakelijk is en als gevolg daarvan schadeplichtig. Volgens Asymmetrie heeft [partij A] haar goederen geleverd die gebrekkig waren en daarom niet beantwoordden aan de overeenkomst. Asymmetrie heeft ter onderbouwing 17 foto’s overgelegd.
5.32.
[partij A] heeft betwist dat zij gebrekkige producten heeft geleverd aan Asymmetrie. Volgens [partij A] zijn op de foto’s deels producten te zien die niet door [partij A] zijn geleverd. Voor zover het gaat om producten die wel door [partij A] zijn geleverd en waarop op de foto’s schade waar te nemen is, gaat het volgens [partij A] om transportschade, waarvoor [partij A] niet verantwoordelijk kan worden gehouden. [partij A] voert ook aan dat Asymmetrie niet tijdig geklaagd heeft over de vermeend gebrekkige producten, omdat zij pas bij e-mail van 7 oktober 2024 voor het eerst het standpunt heeft ingenomen dat er gebrekkige producten waren geleverd.
5.33.
De rechtbank is van oordeel dat Asymmetrie onvoldoende feiten heeft gesteld om aan te kunnen te nemen dat [partij A] ten opzichte van haar te kort is geschoten in de nakoming van verbintenissen die voortvloeien uit de overeenkomst, als gevolg van het leveren van gebrekkige producten. De overgelegde foto’s, die niet van een toelichting zijn voorzien, zijn in dit kader volstrekt onvoldoende als onderbouwing voor de gevorderde verklaring voor recht. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
Schadevergoeding
5.34.
Asymmetrie vordert aan schadevergoeding een bedrag van € 70.000,00. Deze vordering bouwt voort op het standpunt dat [partij A] tekortgeschoten is in de nakoming van verbintenissen uit de overeenkomst. Omdat diedie conclusie niet wordt getrokken, ontvalt ook de grondslag aan deze vordering tot het betalen van schadevergoeding.
5.35.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat Asymmetrie de door haar gestelde schade op geen enkele wijze heeft onderbouwd, hetgeen wel op haar weg ligt. Asymmetrie heeft in de conclusie van antwoord in conventie aangekondigd dat de onderbouwing van de schade bij een nadere akte zou volgen, maar dat is niet gebeurd. Asymmetrie heeft ook op dit punt dus niet aan haar stelplicht voldaan.
5.36.
De vordering tot het betalen van schadevergoeding wordt afgewezen.
Proceskosten
5.37.
Asymmetrie is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- salaris advocaat € 607,00 (0,5 punt x tarief IV)
---------------------
totaal: € 607,00
5.38.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
6.1.
veroordeelt Asymmetrie tot betaling van € 263.643,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 8 oktober 2024 tot aan de dag dat algeheel is betaald,
6.2.
veroordeelt Asymmetrie tot betaling van € 3.092,22,
6.3.
veroordeelt Asymmetrie in de proceskosten van € 17.855,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Asymmetrie niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4
veroordeelt Asymmetrie tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie:
6.7.
wijst het gevorderde af,
6.8.
veroordeelt Asymmetrie in de proceskosten van € 607,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Asymmetrie niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.9
veroordeelt Asymmetrie tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.10.
verklaart de onder 6.8 en 6.9 omschreven beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.

Voetnoten

1.De EEX-Verordening heet voluit: Verordening EU nr. 1215/2012, betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.Het Weens Koopverdrag heet voluit: Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken.
3.Rome I heet voluit: Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
4.ECLI:NL:HR:2004:AN8074, rov. 3.5.2.