Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 juli 2025;
- een instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 28 juli 2025.
- [naam 2] en [naam 3] , vertegenwoordigers van de GI.
- [behandelcoördinator 1] en [behandelcoördinator 2] , behandelcoördinatoren bij Pactum.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
De kinderrechter stelt vast dat een machtiging gesloten jeugdhulp nodig is, de vraag die dan nog open staat is voor welke termijn. De kinderrechter overweegt dat de eerder genoemde zorgen ertoe leiden dat de kans groot is dat de behandeling voor [minderjarige] moeilijk zal zijn of gaat worden. [stichting] stelt voor de behandeling een termijn van zes tot negen maanden en gelet op de problematiek van [minderjarige] kan het ook langer duren. Dat is niet [minderjarige] haar schuld, maar het is wel belangrijk dat die ruimte er is als het nodig blijkt.
Aan de andere kant is het ook belangrijk dat [minderjarige] gemotiveerd blijft voor de behandeling en zij heeft duidelijk aangegeven dat zij voorziet dat een machtiging voor de duur van twaalf maanden demotiverend zal werken. Zij heeft liever dat een kortere machtiging aan het eind wordt verlengd als dat nodig is.
De door [minderjarige] voorgestelde drie maanden zijn naar het oordeel van de kinderrechter te kort en niet realistisch, gezien de ernst van [minderjarige] problematiek. Ook zullen in dat geval alle partijen zich dan al snel weer moeten voorbereiden op de zitting in plaats van dat de aandacht uitgaat naar de behandeling. Daar komt bij dat als binnen de behandeling blijkt dat [minderjarige] eerder klaar is voor meer vrijheden, vergelijkbaar met een open groep, de GI daartoe zal overgaan.
Het is naar het oordeel van de kinderrechter niet de taak van de gedragswetenschapper om zich uit te laten over de duur van de machtiging gesloten jeugdhulp, nu de gedragswetenschapper (slechts) moet toetsen of de jeugdige voldoet aan de criteria voor die machtiging. Niettemin neemt de kinderrechter de opmerking van de gedragswetenschapper, dat de duur van een jaar voor [minderjarige] niet te overzien is, wel mee in haar beoordeling. De kinderrechter vindt dat ook en wil bovendien [minderjarige] in de gelegenheid stellen te laten zien wat zij belooft, namelijk dat zij de behandeling nu serieus aan zal gaan, zich daarvoor open zal stellen en geen vluchtgedrag zal vertonen om de confrontatie met zichzelf uit de weg te gaan.
De kinderrechter zal daarom de machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden verlenen. De beslissing over de resterende verzochte duur wordt aangehouden, nu de kinderrechter ook in haar overwegingen meeneemt dat [stichting] zelf een termijn van zes tot negen maanden stelt voor de noodzakelijke behandeling. Voor eventuele verlenging van de huidige machtiging acht de kinderrechter echter een nieuwe toetsing noodzakelijk.
6.De beslissing
- degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.