Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.De beslissing in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van 28 mei 2025 met producties van [gedaagden] c.s.;
- het bericht van 1 juni 2025 met producties van [eiser] ;
- het bericht van 10 juni 2025 met productie van [gedaagden] c.s.;
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
‘until December’bedoeld hebben dat zij in ieder geval tot december 2024 in de woning zouden blijven. Zij hebben daarmee niet bedoeld dat zij ook instemden met het beëindigen van de huur per 30 november 2024. [gedaagden] c.s. betwisten ook dat zij mondeling hebben ingestemd met de eerdere beëindiging van de huur per 2 april 2024. Volgens [gedaagden] c.s. zijn zij op zoek gegaan naar een andere huurwoning omdat zij [eiser] ter wille wilden zijn en niet omdat zij (mondeling) hebben ingestemd met beëindiging van de huur.
deal’ was over de precieze verblijfsduur van [gedaagden] c.s. Uit het bericht van [gedaagden] c.s. waarin staat
‘we had a deal until December’, mocht [eiser] ook niet afleiden dat zij instemden om de woning voor december te verlaten. Zoals [gedaagden] c.s. hebben toegelicht stuurden zij dat bericht in verband met de sommatie van [eiser] om de woning eerder (per 2 april 2024) te verlaten, en bedoelden zij daarmee dat zij in ieder geval tot of tot en met december 2024 in de woning zouden blijven. [eiser] kon daarom niet uit de berichten van [gedaagden] c.s. afleiden dat zij instemden met een beëindiging van de huur per 30 november 2024.
Contant en vergoeding’.
huur [adres 2]’. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] daarmee voldoende onderbouwd dat hij betalingen ter zake van de [adres 2] aan [naam 1] heeft gedaan, maar staat nog niet voldoende vast dat dit verband houdt met woonruimte die [eiser] heeft gehuurd en zelf gebruikte vanwege zijn werkzaamheden in Harderwijk. [eiser] zal op dit punt tot (aanvullende) bewijslevering worden toegelaten.
6.De beslissing
dinsdag 16 september 2025voor uitlating door [gedaagden] c.s. en [eiser] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken en/of door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwillen overleggen, zij die stukken op voornoemde rolzitting in het geding moeten brengen,
getuigenwillen laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
september 2025tot en met
februari 2026op die rolzitting moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle overige mogelijke bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,