In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 september 2025 een vonnis uitgesproken in kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaten, heeft een verbod gevraagd tegen de gedaagden om over te gaan tot executoriale verkoop van hun woning. De gedaagden, waarvan één in persoon is verschenen en de ander niet, zijn in deze procedure betrokken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden niet mogen overgaan tot de executoriale verkoop van de woning, die is gelegen te [adres], voor een periode van zes maanden na betekening van het vonnis. Dit verbod is opgelegd op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.583,45, vermeerderd met bijkomende kosten indien zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter M.M. Verhoeven en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van griffier B.Ph.C. de Jong.