ECLI:NL:RBOVE:2025:5390

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
08.336388.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 150 uren. De verdachte was schuldig bevonden aan het beroepsmatig telen van hennep en het illegaal aftappen van elektriciteit. De feiten kwamen aan het licht na een politie-inval op 30 oktober 2023, waarbij in de schuur van de verdachte een volledig ingerichte hennepkwekerij met 456 hennepplanten werd aangetroffen. Daarnaast werd vastgesteld dat er een illegale aftakking van elektriciteit was aangebracht. De verdachte, die eigenaar was van de woning, had de woning verhuurd, maar was op de hoogte van de hennepkwekerij. Tijdens de rechtszaak heeft de verdachte wisselend verklaard over zijn betrokkenheid, maar de rechtbank achtte zijn verklaringen ongeloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat er sprake was van beroepsmatige teelt van hennep. De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.336388.23 (P)
Datum vonnis: 2 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair:al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen beroeps- of bedrijfsmatig hennep aanwezig heeft gehad of heeft geteeld.
subsidiair: medeplichtig is geweest aan het beroeps- of bedrijfsmatig aanwezig hebben of telen van hennep.
feit 2
primair:al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking.
subsidiair: medeplichtig is geweest aan de diefstal van elektriciteit door middel van braak of verbreking.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan de [adres] te [plaats 1]) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
te weten een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 456 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 30 oktober 2023 te [plaats 1]
met elkaar, althans één van hen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] te [plaats 1]) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 456, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 30 oktober 2023 te [plaats 1], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2023 tot en met 10 november 2023 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
hoeveelheden en/of een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Coteq Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen hoeveelheden/hoeveelheid elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 23
januari 2023 tot en met 10 november 2023 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
hoeveelheden en/of een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Coteq Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven personen en/of verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven personen en/of verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen hoeveelheden en/of hoeveelheid elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 23 januari 2023 tot en met 10 november 2023 te [plaats 1],
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven personen (een gedeelte van) het pand en/of de aldaar aanwezige elektriciteitsvoorziening(en) (voor de teelt/het kweken, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennepplanten) ter beschikking te stellen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij zowel de exploitatie van de hennepkwekerij als de diefstal van elektriciteit sprake is van medeplichtigheid. Volgens de raadsman kan het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden, met dien verstande dat de ten laste gelegde periode in feit 2 moet worden aangepast nu de startdatum na 17 mei 2023 (de datum van de inval in de huurwoning van verdachte in Amsterdam) lag. Aangezien geen sprake is van (mede)plegen moet verdachte worden vrijgesproken van de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vaststelling van feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 30 oktober 2023 is in de schuur behorende bij de woning aan de [adres] te [plaats 1] (hierna: ‘de schuur’ en ‘de woning’) een volledig ingerichte kweekruimte met drie kweektenten en in totaal 456 hennepplanten aangetroffen. De hennepplanten in kweektenten 1 en 2 hadden een hoogte van ongeveer 130 centimeter en waren ongeveer tien weken oud. De hennepplanten in kweektent 3 hingen boven de potten aan een lijn te drogen. In de verschillende tenten waren onder meer een aan- en afzuiginstallatie, assimilatielampen, armaturen, ventilatoren en koolstoffilters aanwezig. Buiten de kweektenten lagen diverse hennepgerelateerde goederen en niet-aangesloten kweekbenodigdheden. Verder werden 7 vuilniszakken met resten van geoogste hennepplanten aangetroffen en 25 vuilniszakken met gebruikte potaarde met wortelvoetjes. [2] Aan de hand van verschillende indicatoren werd vastgesteld dat er ten minste drie eerdere oogsten zijn geweest. [3]
Door de fraude-inspecteur van netbeheerder Coteq Netbeheer B.V. werd geconstateerd dat in de meterkast van de woning een illegale aftakking was aangebracht, waardoor de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [4] Naar aanleiding daarvan werd namens Coteq Netbeheer B.V. aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. [5]
Het energiecontract ten behoeve van de woning stond op naam van verdachte. [6]
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard vanaf 4 oktober 2021 eigenaar te zijn van de woning. Hij verhuurde de woning vanaf maart 2022 aan de heer
[naam 1] en (later ook) mevrouw [naam 2]. Daarbij heeft de verdachte verklaard dat hij van het bestaan van een hennepkwekerij op vorenbedoelde locatie op de hoogte was. [7]
Door zowel de heer [naam 1] als mevrouw [naam 2] is verklaard dat de woning werd gehuurd met uitzondering van de schuur. [8] De toegang vanuit de woning naar de schuur was afgesloten. [9]
Uit het buurtonderzoek dat op de dag na de ontdekking van de hennepkwekerij heeft plaatsgevonden, kwam naar voren dat verschillende omwonenden al meer dan een jaar last hebben van een vreemde geur, die door een aantal van hen werd herkend als een wietgeur. Een van de bewoners gaf aan dat er in de nacht vaak twee voertuigen bij huisnummer [nummer] komen. Dit zou al meer dan een jaar gaande zijn. Een andere omwonende vertelde dat er twee jaar geleden lichtbakken naar binnen werden gebracht en een elektricien langskwam bij de woning. Dit was vlak na de koop door de huidige eigenaar. Verder werd aangegeven dat de garagedeuren van de woning vrijwel direct na de koop werden afgeplakt. [10]
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij bij de woning kwam in de periode waarin de hennepkwekerij in de schuur gevestigd was. [11]
Na de ontdekking van de hennepkwekerij is de elektriciteit in de woning op illegale wijze weer aangesloten. Dit kwam aan het licht naar aanleiding van een filmpje waarop zichtbaar is dat een man handelingen verricht in de meterkast van de woning. Deze man werd herkend als verdachte. [12] Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting ook erkend dat hij de man op het filmpje is en dat hij de elektriciteit weer heeft aangesloten. [13]
3.3.2.
Overwegingen
Uitgaande van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden en het gevoerde verweer dient de rechtbank nog twee vragen te beantwoorden. De rechtbank moet de vraag beantwoorden in welke periode de diefstal van elektriciteit is gepleegd. Daarnaast dient zij de vraag te beantwoorden of verdachte als (mede)pleger van of medeplichtige aan zowel het telen en aanwezig hebben van hennep als de diefstal van elektriciteit moet worden beschouwd.
Verdachte heeft, na zich in eerste instantie hoofdzakelijk op zijn zwijgrecht te hebben beroepen, in een e-mailbericht van 3 mei 2025 en tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij vanwege schulden zijn huurwoning in [plaats 2] beschikbaar had gesteld aan twee heren, de broers [naam 3]. Deze heren zouden begin 2023 met medeweten en instemming van verdachte een hennepkwekerij in deze woning zijn gestart. Deze hennepkwekerij werd, door toedoen van de vader van verdachte, in mei 2023 ontdekt. Verdachte zou vervolgens door de broers [naam 3] onder druk zijn gezet om met een andere locatie te komen, waarna hij hen in contact zou hebben gebracht met de huurder van zijn woning in [plaats 1], de heer [naam 1]. De broers [naam 3] en de heer [naam 1] zouden gezamenlijk de hennepkwekerij vanuit de schuur bij de woning hebben geëxploiteerd. Verdachte heeft hiermee naar eigen zeggen ingestemd, maar zou voor het overige op geen enkele wijze betrokken zijn geweest.
De rechtbank beschouwt deze verklaring, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden, als ongeloofwaardig en schuift deze terzijde, temeer nu de e-mail van 3 mei 2025 is opgesteld nadat het dossier gereed was en slechts enkele dagen voor de zitting van de politierechter die de zaak verwezen heeft naar de meervoudige strafkamer, is verzonden.
Aan de hand van de bevindingen bij het aantreffen van de hennepkwekerij (meer in het bijzonder de indicatoren voor meerdere oogsten) in combinatie met de uitkomsten van het buurtonderzoek, acht de rechtbank bewezen dat de hennepkwekerij in de schuur op zijn minst al vanaf 23 januari 2023 in werking moet zijn geweest en dat ook reeds op dat moment sprake was van de diefstal van elektriciteit.
Verdachte is eigenaar van de woning en als eigenaar wordt hij geacht te weten wat er in zijn woning gebeurt. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij de ruimte beschikbaar heeft gesteld en wist van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, maar een meer actieve rol ontkent hij. Met betrekking tot de rol van verdachte bij zowel de exploitatie van de hennepkwekerij als de diefstal van elektriciteit, acht de rechtbank van belang dat verdachte bij de woning is geweest in de periode waarin de hennepkwekerij in de schuur aanwezig was. Hij heeft daarvoor geen plausibele verklaring gegeven, maar heeft daarover juist wisselend verklaard. Verdachte gaf bij de politie in eerste instantie aan nooit in [plaats 1] te zijn geweest. Na ermee te zijn geconfronteerd dat er bewijs is dat hij in ieder geval in juli 2023 wel degelijk in [plaats 1] was, gaf verdachte aan dat hij daar misschien wel aan het daten was. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting gaf verdachte aan dat hij af en toe bij de woning kwam om post op te halen die bij de door hem verhuurde woning zou worden bezorgd.
Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte de woning met uitsluiting van de schuur heeft verhuurd en dat de toegang vanuit de woning naar de schuur was afgesloten. Verdachte heeft hiervoor geen plausibele verklaring gegeven.
Tot slot is naar het oordeel van de rechtbank van belang dat verdachte na de ontdekking van de hennepkwekerij – met succes – de elektriciteit op illegale wijze weer heeft aangesloten. De verklaring van verdachte, dat hij daarvoor instructies kreeg van de heer [naam 1], is ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangenomen dat verdachte kennis heeft van het manipuleren van de meterkast. Ook dit duidt op een grotere betrokkenheid dan verdachte schetst.
Alles overwegend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk exploiteren van een hennepkwekerij en het daarvoor illegaal aftappen van elektriciteit in zijn woning. Gelet op de omvang en professionaliteit van de kwekerij is de rechtbank eveneens van oordeel dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt.
Dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen kan op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld, zodat verdachte van het onderdeel medeplegen wordt vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks30 oktober 2023 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens)opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt,
verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of
vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(in een pand aan de [adres] te [plaats 1])
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
te weten een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 456 hennepplanten,
althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 23 januari 2023 tot en met 10 november 2023 te
[plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
hoeveelheden en/ofeen hoeveelheid elektriciteit
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan Coteq Netbeheer B.V.,
in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen
hoeveelheden/hoeveelheid elektriciteit onder
zijn
/haar/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 primair
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, bij niet of niet volledig verrichten te vervangen door 75 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, conform zijn overgelegde pleitnota, verzocht om aan verdachte uitsluitend een taakstraf op te leggen van 60 uren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een grote en professioneel opgezette hennepkwekerij geëxploiteerd, waarin naast 456 planten, ook resten van geoogste hennepplanten zijn aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte illegaal elektriciteit afgenomen waardoor niet alleen benadeling van de netbeheerder is ontstaan, maar ook een potentieel brandgevaarlijke situatie is gecreëerd. Verdachte heeft daarbij gehandeld met het oog op financieel gewin. Hij is voorbijgegaan aan het feit dat verdovende middelen zoals hennep schadelijk zijn voor de volksgezondheid en vaak leiden tot verschillende vormen van criminaliteit. Dit rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank neemt als vertrekpunt de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 juli 2025 blijkt dat geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een soortgelijk strafbaar feit, waardoor verdachte wordt aangemerkt als ‘first offender’. Tegelijkertijd merkt de rechtbank op dat niet kan worden aangenomen dat verdachte in geen enkel opzicht als gewaarschuwd mens kan worden beschouwd. Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting immers verklaard betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij in zijn woning in Amsterdam, die in mei 2023 door de politie is ontdekt. Dit heeft er niet toe geleid dat verdachte zijn druggerelateerde activiteiten heeft gestaakt.
De rechtbank houdt eveneens rekening met de door verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten en gelet op het belang om herhaling in de toekomst te voorkomen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met de oplegging van een taakstraf, zoals door de raadsman is verzocht, maar is de combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank zal dan ook een taakstraf opleggen van 150 uur, bij niet of niet volledig verrichten te vervangen door 75 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarbij zij de proeftijd zal bepalen op drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 primair
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Straf
- veroordeeld verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenzich schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfënzeventig)dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Postma, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
Buiten staat
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL06002023497074. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 31 oktober 2023, pagina’s 10, 12, 13 en 14.
3.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 31 oktober 2023, pagina 14; Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht van verbalisant [verbalisant 1] van 17 april 2024, pagina 161 tot en met 167.
4.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 31 oktober 2023, pagina 15.
5.Het proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant 1] van 28 december 2023, pagina 82.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 16 november 2023, pagina 51.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2025.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van verbalisant [verbalisant 1] van 14 november 2023, pagina 111; Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] van verbalisant [verbalisant 1] van 15 november 2023, pagina 142.
9.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 31 oktober 2023, pagina 12.
10.Het proces-verbaal bevindingen buurtonderzoek van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 1 november 2023, pagina’s 41 en 42; het proces-verbaal bevindingen buurtonderzoek van verbalisant [verbalisant 1] van 3 juli 2024, pagina 45.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2025.
12.Het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] van 15 november 2023, pagina, 129.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2025.