ECLI:NL:RBOVE:2025:5434

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
C/08/330482 / HA ZA 25-94
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake executoriaal derdenbeslag onder Torque ten laste van directeur-grootaandeelhouder

In deze zaak heeft eiser executoriaal derdenbeslag gelegd onder Torque, een letselschade advocatuur en adviesbureau, ten laste van de directeur-grootaandeelhouder van Torque. Eiser stelt dat Torque haar verklaring over het inkomen van de directeur-grootaandeelhouder niet voldoende heeft onderbouwd met gegevens en bescheiden. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis Torque in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken te overleggen ter onderbouwing van haar verklaring. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling.

De procedure begon met een verwijzingsvonnis van de Rechtbank Noord-Nederland en een mondelinge behandeling waarin beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser vordert onder andere een bedrag van € 91.188,08 van Torque, alsmede een maandelijkse betaling van € 2.760,00. Torque heeft de vorderingen betwist en stelt dat zij wel degelijk een verklaring heeft afgelegd, maar dat deze niet juist is volgens eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Torque een verklaring heeft afgelegd, maar dat deze niet voldoende is onderbouwd. Eiser heeft betwist dat het maandinkomen van de directeur-grootaandeelhouder zoals door Torque opgegeven, correct is. De rechtbank heeft Torque opgedragen om nadere stukken te overleggen, zoals bankafschriften en loonbelastingaangiftes, om haar verklaring te staven. De zaak is aangehouden voor het indienen van deze stukken en verdere beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/330482 / HA ZA 25-94
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. A.J. Welvering,
tegen
TORQUE LETSELSCHADE ADVOCATUUR + ADVIES B.V.,
te Leeuwarden,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Torque,
advocaat: mr. J. Faas.

1.De zaak in het kort

[eiser] heeft executoriaal derdenbeslag laten leggen onder Torque ten laste van [naam], de directeur-grootaandeelhouder van Torque. Volgens [eiser] heeft Torque haar verklaring niet voldoende gestaafd met gegevens en bescheiden. In dit tussenvonnis zal de rechtbank Torque in de gelegenheid stellen om stukken te overleggen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. De rechtbank zal dit oordeel hierna toelichten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verwijzingsvonnis van 5 maart 2025 van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties 7 tot en met 15 tevens houdende aanpassing c.q. vermindering van eis van [eiser],
- de mondelinge behandeling van 30 juni 2025. Tijdens de mondelinge behandeling is [eiser] bijgestaan door mr. A.J. Welvering verschenen. Namens Torque is [naam] verschenen, bijgestaan door mr. J. Faas. Mr. A.J. Welvering heeft spreekaantekeningen overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
De heer [naam] (hierna: [naam]) is directeur-grootaandeelhouder van Torque.
3.2.
[naam] heeft een bedrag van € 100.000,00 geleend van zijn ex-partner [eiser]. Deze schuld is neergelegd in een schuldbekentenis en vastgelegd in een notariële akte.
3.3.
Op grond daarvan heeft [eiser] op 2 september 2024 executoriaal derdenbeslag gelegd onder Torque ten laste van [naam].
3.4.
Op 17 september 2024 heeft Torque in het modelformulier van de deurwaarder van [eiser] verklaard dat [naam] van haar een netto maand inkomen van € 1.630,33 ontvangt en er vanwege de beslagvrije voet maandelijks een bedrag van € 32,33 onder het beslag valt. Torque heeft daarbij een loonstrook meegestuurd.
3.5.
Op 18 september 2024 heeft de deurwaarder van [eiser] de verklaring van Torque betwist. Ook heeft de deurwaarder aan Torque aangegeven dat uit de officiële systemen volgt dat er een bedrag van € 2.670,00 per maand moet worden overgemaakt.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - na wijziging van eis dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad Torque zal veroordelen:
Primair: om een bedrag van € 91.188,08 aan haar te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 september 2024,
Subsidiair: om een schriftelijke en door haar ondertekende gerechtelijke verklaring van hetgeen zij van [naam] onder zich heeft en/of aan [naam] verschuldigd is of zal worden af te leggen, alsmede
aan [eiser] een bedrag van € 2.760,00 per maand te betalen, met ingang van 2 september 2024, althans een door de rechtbank vast te stellen maandelijks bedrag,
Primair en subsidiair: in de proces- en nakosten.
4.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de verklaring van Torque niet voldoende is gestaafd met gegevens en bescheiden. Primair stelt [eiser] zich op het standpunt dat de verklaring daarom gelijk kan worden gesteld met het niet afleggen van een verklaring als bedoeld in artikel 477a lid 1 Rv. Volgens [eiser] is Torque verplicht om het bedrag waarvoor het beslag is gelegd te betalen, als ware zij daarvan zelf schuldenaar. Subsidiair betwist [eiser] de juistheid van de verklaring van Torque. [eiser] vordert in dat geval dat Torque een gerechtelijke verklaring op grond van artikel 477a lid 2 Rv af zal leggen en de rechtbank zal vaststellen welk bedrag Torque maandelijks aan [eiser] moet betalen.
4.3.
Torque voert verweer. Torque betwist dat zij geen verklaring heeft afgelegd nu zij de verklaring heeft ingevuld in het modelformulier van de deurwaarder van [eiser]. Ook heeft zij de verklaring voorzien van een loonstrook. Voor zover nodig verklaart Torque in deze procedure dat zij maandelijks het eerder genoemde bedrag van € 32,33 is verschuldigd. In de conclusie van antwoord onder nummer 22 wordt een bedrag van € 61,33 genoemd, maar de rechtbank begrijpt het standpunt gelet op het verdere debat en de producties zo dat bedoeld is te verwijzen naar het eerder genoemde bedrag van € 32,33 omdat het nieuwe bedrag ook niet wordt toegelicht. Verder betwist Torque dat haar verklaring niet juist is.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De kern van het geschil
5.1.
In deze procedure bestaat tussen partijen discussie of Torque haar verklaring voldoende met gegevens en bescheiden heeft gestaafd en of de verklaring juist is. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden bij wie in dit kader de stelplicht en bewijslast ligt.
Het beoordelingskader
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat in beginsel op [eiser] de stelplicht en bewijslast rust van haar stelling dat de verklaring van Torque onjuist is. Op grond van de artikelen 476a lid 2 Rv en 476b lid 2 Rv moet de verklaring van Torque met redenen zijn omkleed en worden gestaafd met gegevens en bescheiden. Dat betekent dat op Torque niet de bewijslast rust maar dat zij een verzwaarde motiveringsplicht heeft voor het betwiste deel van haar verklaring.
5.3.
Als er geen verklaring wordt afgelegd, dan kan Torque worden veroordeeld om het bedrag waarvoor beslag is gelegd zelf te voldoen als ware zij daarvan zelf schuldenaar volgens artikel 477a lid 1 Rv. Dat kan ook als een wel afgelegde verklaring in de gegeven omstandigheden kan worden gelijkgesteld met het geheel uitblijven van een verklaring [1] .
Torque wordt in de gelegenheid gesteld om stukken te overleggen
5.4.
De rechtbank zal hierna uitleggen dat het aan Torque is om haar verklaring nader te onderbouwen.
5.5.
Vast staat dat Torque een verklaring heeft afgelegd conform het modelformulier van de deurwaarder van [eiser] en daarbij een loonstrook heeft gevoegd. In de verklaring heeft Torque aangegeven dat [naam] van haar een maandinkomen van € 1.630,33 netto ontvangt. Dit komt ook overeen met de door Torque in dit geding gebrachte loonstroken van [naam] over het jaar 2024. [eiser] betwist de juistheid van de hoogte van het op de loonstroken vermelde maandinkomen van [naam]. Volgens de deurwaarder van [eiser] blijkt uit objectieve gegevens van het UWV en de belastingdienst, die voor haar zichtbaar zijn in het voor haar toegankelijke systeem, dat [naam] een maandinkomen van € 4.690,00 netto ontving op 2 september 2024. Torque heeft toegelicht dat het denkbaar is dat in het systeem van de deurwaarder rekening wordt gehouden met inkomen uit aanmerkelijk belang (zoals dividend), terwijl dit niet onder het derdenbeslag valt, omdat [naam] geen vordering in de zin van het derdenbeslag heeft met betrekking tot de uitkering van dividend. Nu de deurwaarder van [eiser] gemotiveerd heeft weersproken dat dit het verschil zou verklaren en ook [eiser] heeft aangegeven dat het gaat om gegevens die Torque zelf heeft doorgegeven aan het UWV en/of de belastingdienst, is deze toelichting van Torque onvoldoende. Dit geldt eveneens voor de tijdens de zitting gegeven toelichting van Torque dat in het systeem van de deurwaarder van [eiser] mogelijk geen rekening wordt gehouden met de bijtellingen van de auto van de zaak. Omdat [eiser] het maandinkomen van [naam] gemotiveerd heeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat Torque zijn maandelijkse loon nader moet onderbouwen. Daarbij weegt ook mee dat [naam] niet alleen schuldenaar is, maar ook directeur-grootaandeelhouder van Torque en zoals Torque zelf tijdens de zitting heeft verklaard er daarom belang bij heeft om een zo laag mogelijk salaris aan te houden voor [naam]. Het ligt dan ook op de weg van Torque om haar verklaring nader te onderbouwen.
5.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangevoerd dat Torque haar verklaring bijvoorbeeld kan onderbouwen met bankafschriften waaruit de daadwerkelijke betalingen blijken van Torque aan [naam], loonbelastingaangiftes, de arbeidsovereenkomst met [naam], boekhoudkundige bescheiden of jaarstukken. Nu Torque vervolgens heeft aangegeven dat zij bereid is om stukken te overleggen ter onderbouwing van het ontvangen maandinkomen, zal de rechtbank Torque in de gelegenheid stellen om nadere stukken te overleggen waaruit het door [naam] ontvangen maandinkomen blijkt. Het ligt daarbij voor de hand dat Torque in ieder geval de stukken zal overleggen die zij aan het UWV en/of de belastingdienst heeft toegezonden, zoals de loonbelastingaangiftes, waaruit het maandinkomen van [naam] blijkt.
5.7.
De zaak zal hierna naar de rol worden verwezen om Torque in de gelegenheid te stellen bij akte de gevraagde stukken als bedoeld in r.o. 5.6. te overleggen, waarna [eiser] daarop bij antwoordakte mag reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 1 oktober 2025voor het nemen van een akte door Torque over wat is vermeld onder 5.6., waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken 3 september 2025.

Voetnoten

1.Volgens Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4078.