ECLI:NL:RBOVE:2025:5494

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
08.084378-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal onder bedreiging met geweld in vereniging

Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal onder bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal van een DJ-draaitafel en een horloge, waarbij hij samen met anderen de benadeelde onder bedreiging met een mes dwong om deze goederen af te geven. De feiten vonden plaats op 19 februari 2025 in de woning van de benadeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de benadeelde heeft bedreigd en gedwongen tot afgifte van zijn eigendommen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, een taakstraf van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 5.500,--. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de benadeelde en de mededaders, en een locatieverbod voor de nabije omgeving van de woning van de benadeelde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van de vordering wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.084378-25 (P)
Datum vonnis: 9 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] (Iran),
wonende aan het [woonplaats],
nu verblijvende in de PI [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.J.E. Berfelo, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van
[slachtoffer] en de door hem gevraagde schadevergoeding.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig weergegeven, op neer dat verdachte op
19 februari 2025 samen met anderen of alleen [slachtoffer] onder bedreiging met geweld in zijn woning in [plaats] heeft beroofd van zijn DJ-draaitafel en hem ook heeft gedwongen tot de afgifte van zijn horloge. Dit is ten laste gelegd als afpersing en diefstal onder bedreiging met geweld in vereniging.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2025 te [plaats],in een woning, gelegen op/aan [adres],tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge (smartwatch Samsung Galaxy), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door:-gezeten en/of verblijvende in voornoemde woning aan die [slachtoffer] te vragen om zijn horloge te tonen en/of (daarbij)-een hand op een mes (in foedraal) te leggen en/of (daarbij) voornoemd mes aan die [slachtoffer] te tonen;
en
hij op of omstreeks 19 februari 2025 te [plaats],in een woning, gelegen op/aan [adres],tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een draaitafel (2 platenspelers en/of een mengpaneel en/of één of meer kabels en/of een opbergkoffer), in elk geval enig(e) goed(eren), die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- gezeten en/of verblijvende in voornoemde woning die [slachtoffer], gezeten op een stoel, vast te pakken en/of in de richting van (mede)verdachte(n) te trekken en/of (daarbij)- één of meermalen met een mes op /tegen het been van die [slachtoffer] te tikken en/of (vervolgens)- het hoofd van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast houden en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: ‘niet omkijken’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)- die [slachtoffer] een mes op/tegen de hals/keel te duwen/drukken en/of (daarbij) het hoofd van die [slachtoffer], met behulp van voornoemd mes, omhoog te duwen/drukken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de ten laste gelegde afpersing en diefstal onder bedreiging met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor de leesbaarheid van het vonnis worden de verdachten [medeverdachte 1],
[medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] en aangever [slachtoffer] hierna met hun voornaam aangeduid.
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal onder bedreiging met geweld in vereniging. De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten en omstandigheden
[slachtoffer] verklaart op 19 februari 2025 bij de politie dat hij die avond thuis in zijn woning aan [adres] in [plaats] was. Omstreeks 20:40 uur werd hij gebeld door [medeverdachte 1], die aan hem vroeg of hij vanavond even langs mocht komen om iets te bespreken. [slachtoffer] zei daarop dat dat wel prima was. Volgens [slachtoffer] had [medeverdachte 1] nog € 20,-- van hem tegoed voor drugs.
Omstreeks 22:00 uur werd er bij [slachtoffer] op het raam geklopt. Hij zag dat [medeverdachte 1] er stond en deed het raam open. [medeverdachte 1] klom naar binnen en naam plaats op de bank. [2] [slachtoffer] deed vervolgens het raam weer dicht en nam plaats op zijn bureaustoel. “We waren gewoon wat aan het kletsen”. [slachtoffer] weet niet meer waar zij het precies over hebben gehad, omdat hij onder invloed was van drugs.
Omstreeks 22:20 uur klopte er weer iemand op het raam. [slachtoffer] deed de gordijnen open en zag drie jongens staan. Hij kent deze jongens als [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] (ook wel [alias 1] of [alias 1] genoemd) en [alias 2] (van wie later bleek dat zijn echte naam [verdachte] is). [3] [verdachte] en [medeverdachte 2] namen plaats op de bank. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] namen plaats op de stoel. [slachtoffer] nam zelf weer plaats op zijn bureaustoel. “Eerst kletsten we gewoon wat en rookten we een sigaret”. Op een gegeven moment vroeg [medeverdachte 1] ineens of hij het horloge van [slachtoffer] mocht zien. [slachtoffer] zag dat iemand op dat moment zijn hand op een mes had. “Dit mes zat in een houder en die houder zat weer in zijn broek”. [slachtoffer] kon het mes niet heel goed zien, maar hij zag wel dat het een flink mes was. [slachtoffer] “wist meteen dat het misse boel was”. “Ik gaf toen toch maar gelijk mijn horloge aan [medeverdachte 1]. Ik zag dat [medeverdachte 1] mijn horloge zelf omdeed”. [4] [slachtoffer] verklaart dat [medeverdachte 2] daarna de leuning van zijn bureaustoel pakte en hem in zijn richting trok. [medeverdachte 2] zat op de bank. [medeverdachte 2] pakte het mes en tikte met het mes op het been van [slachtoffer]. “Hij hield het mes de hele tijd bij mijn been en tikte af en toe op mijn been”. [slachtoffer] hoorde toen dat er iemand bezig was bij zijn draaitafel. Deze stond op het bureau achter hem. “Ik wilde omkijken, maar elke keer als ik mijn hoofd bewoog pakte [medeverdachte 2] mijn hoofd en zei hij dat ik niet om mocht kijken”. [verdachte] filmde alles op zijn telefoon. “Ik heb nooit omgekeken, omdat ik bang was dat er wat zou gebeuren en omdat [medeverdachte 2] mijn hoofd tegenhield als ik dat wel deed. [slachtoffer] hoorde dat ze een tijdje bezig waren met de draaitafel. “Iedereen verliet toen weer mijn woning via het raam”. [slachtoffer] verklaart dat de jongens zijn horloge en draaitafel hebben weggenomen. [5]
Op camerabeelden van het wooncomplex van [locatie 2] (alwaar [slachtoffer] woont) is te zien dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een DJ-set via het raam naar buiten tillen en vervolgens hard wegrennen. Daarna komt [verdachte] naar buiten met in zijn linkerhand een klein bosje kabels en een microfoon. Vervolgens komt [medeverdachte 3] via het raam naar buiten. Hij hield eveneens een bosje kabels vast. [6]
Op filmpjes die [verdachte] met zijn telefoon heeft gemaakt, is onder meer te zien dat een jongen een mes van ongeveer 25 centimeter in de richting van een andere jongen houdt, ook in de richting van zijn gezicht. Daarnaast is te zien dat diezelfde jongen zijn linkerhand om de hals van die andere jongen doet en dat weer een andere jongen handelingen uitvoert aan snoeren van apparatuur. [7]
[medeverdachte 1] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij [slachtoffer] had gevraagd om het horloge te geven. “Ik wou hem zien. Toen trok [alias 1] een mes”. [8]
[medeverdachte 3] verklaart bij de rechter-commissaris dat [medeverdachte 1] het Samsung-horloge van [slachtoffer] heeft afgepakt. [medeverdachte 1] zei: “Mag ik eens kijken, mag ik eens kijken”. [slachtoffer] heeft het horloge toen afgegeven en daarna heeft [medeverdachte 1] deze omgedaan. [9]
[verdachte] verklaart op de zitting dat hij heeft meegeholpen met het wegnemen van de DJ-draaitafel. [10]
Overwegingen en oordeel
Vrijspraak ten aanzien van de ten laste gelegde afpersing
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en de behandeling op de zitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde afpersing. Het is de rechtbank niet gebleken dat [verdachte] handelingen heeft verricht die maken dat hij als medepleger aan het delict kan worden aangemerkt. De rechtbank zal [verdachte] wegens gebrek aan bewijs in zoverre van het ten laste gelegde vrijspreken.
Diefstal onder bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] op 19 februari 2025 in [plaats] onder bedreiging met geweld een DJ-draaitafel van [slachtoffer] hebben weggenomen. [medeverdachte 2] heeft de ten laste gedragingen die zien op de bedreiging met geweld verricht. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben zich niet van dit gedrag gedistantieerd. Zij hebben juist bijgedragen aan de dreigende sfeer die door dit gedrag ontstond. Niet alleen door hun aanwezigheid in de woning, maar ook (in het geval van [medeverdachte 3] en [verdachte]) door ten tijde van de bedreiging met geweld erg dicht bij [slachtoffer] te zitten en deel te nemen aan het gesprek tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] waarin [medeverdachte 2] zich dreigend met een mes uitliet. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] allen, net als [medeverdachte 2], wegnemingshandelingen hebben verricht ten aanzien van de DJ-draaitafel, door een of meer onderdelen van die draaitafel uit de woning van [slachtoffer] weg te nemen. Tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. De mate van betrokkenheid van [verdachte] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om hem als medepleger aan te merken. Daarmee is de ten laste gelegde diefstal onder bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging, wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 19 februari 2025 te [plaats],in een woning, gelegen aan [adres],tezamen en in vereniging met anderen,een draaitafel (2 platenspelers, een mengpaneel, kabels en een opbergkoffer), die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:- gezeten of verblijvende in voornoemde woning die [slachtoffer], gezeten op een stoel, vast te pakken en in de richting van (mede)verdachte(n) te trekken en/of (daarbij)- meermalen met een mes op/tegen het been van die [slachtoffer] te tikken en/of (vervolgens)- het hoofd van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “niet omkijken”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
De rechtbank vindt niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De motivering van de straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ook vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en de mededaders en een locatieverbod voor de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer voor de duur van twee jaren, waarbij wordt bevolen dat bij iedere overtreding vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van een week.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, bepleit de raadsman dat moet worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
[verdachte] heeft op 19 februari 2025 samen met anderen een jongeman in zijn woning in [plaats] onder bedreiging met geweld beroofd van zijn DJ-draaitafel. Daarbij is met een groot mes gedreigd. De wijze waarop het strafbare feit is gepleegd is brutaal, vernederend en grof. Het slachtoffer is een kwetsbare jongeman die onder invloed was van drugs. [verdachte] wist dit en heeft hier misbruik van gemaakt. [verdachte] heeft met zijn gedrag geen respect getoond voor het eigendom en de gevoelens van veiligheid van een ander. De situatie is voor het slachtoffer zeer bedreigend en beangstigend geweest. Dat staat in een slachtofferverklaring die hij aan de rechtbank heeft gestuurd. Daarnaast leiden berovingen als deze tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving in het algemeen. Dit geldt in het bijzonder ook voor andere bewoners van de beschermde woonplek waar het slachtoffer woont.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar zijn strafblad van 22 april 2025, waaruit volgt dat [verdachte] eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de rapporten van Reclassering Nederland van 29 april 2025 en 13 augustus 2025. Ook heeft rechtbank geluisterd naar wat [verdachte] op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verteld.
[verdachte] is een 19-jarige jongen. Hij is afkomstig uit Iran en woont sinds zijn elfde levensjaar in Nederland. Er zijn zorgen rondom [verdachte]. Die zorgen zien op het ontbreken van dagbesteding, inkomen en de omgang met een sociaal netwerk in [plaats] dat in verband wordt gebracht met het dealen van drugs en dat een negatieve invloed op [verdachte] heeft. [verdachte] vindt het saai in zijn woonplaats [woonplaats] en heeft contacten in [plaats] doordat hij hier eerder heeft gewoond. Ook blowt hij, mogelijk als zelfmedicatie vanwege zijn ADHD. [verdachte] wil niet meewerken aan een eventueel reclasseringstoezicht. Als hij vrijkomt, wil hij niet langer in het kader van bijzondere voorwaarden verplichtingen hebben in de richting van instanties. [verdachte] is boos dat hij al zolang in voorlopige hechtenis zit. Het valt hem zwaar, met name omdat het idee van de beroving van één van de mededaders kwam en [verdachte] naar zijn eigen zeggen eigenlijk alleen meeging om te chillen. [verdachte] heeft zich inmiddels ingeschreven voor een mbo-1-opleiding op het Deltion College in Zwolle. Hij wil in Zwolle een opleiding volgen. Omdat hij geen woonplek heeft in [plaats] zal hij dan bij vrienden slapen.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Hoewel de reclassering twijfelt over de beïnvloedbaarheid van [verdachte] en [verdachte] de risico’s van risicovolle situaties op voorhand onvoldoende lijkt in te zien, is eerder gebleken dat [verdachte] zich niet wil conformeren aan aansturing van de jeugdreclassering. Systeemgerechte interventies en een pedagogische insteek zullen daarom niet meer aansluiten. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, maar geeft de rechtbank wel in overweging om aan [verdachte] een contactverbod met het slachtoffer en de mededaders op te leggen, en indien gewenst een locatieverbod voor nabije omgeving van de woning van het slachtoffer.
De strafoplegging
De rechtbank past, conform het advies van de reclassering, het volwassenenstrafrecht toe. De rechtbank is van oordeel dat, vanwege de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd, in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de verdachten in deze zaak minderjarig of pas net meerderjarig zijn, hanteert de rechtbank in deze zaak voor alle verdachten als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank ziet in de persoon van [verdachte], zijn geringe aandeel in de geweldshandelingen en zijn schuldbewuste houding, aanleiding om een gevangenisstraf die ongeveer gelijk is aan de duur van het voorarrest en deels voorwaardelijke taakstraf aan hem op te leggen, om naast het vergeldende karakter van een onvoorwaardelijke straf het recidiverisico met een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur zoveel mogelijk in te perken. De rechtbank komt tot een andere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank vindt het een gemiste kans dat [verdachte] uit detentie komt zonder dat er begeleiding is van een volwassene. Begeleid wonen zou voor [verdachte] een passende vorm zijn om op eigen benen te leren staan. Het ontbreken van een vangnet na detentie is niet uitsluitend aan [verdachte] te wijten.
De rechtbank acht het niet proportioneel om aan [verdachte] ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een gebiedsverbod en een contactverbod als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen. Wel zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf een contactverbod met het slachtoffer en de mededaders en een locatieverbod voor de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer koppelen.
De rechtbank vindt het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 100 uren, waarvan vijftig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals deze hierna aan het eind van dit vonnis zijn geformuleerd. Als [verdachte] tijdens de proeftijd een strafbaar feit pleegt of de andere voorwaarden niet naleeft, moet hij alsnog het voorwaardelijke gedeelte van de taakstraf uitvoeren. De rechtbank zal de politie de opdracht geven toezicht te houden op de naleving door [verdachte] van de opgelegde bijzondere voorwaarden.

7.De schade van de benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 14.665,--, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • DJ-draaitafel € 5.500,--;
  • Samsung-S10+ 165,--;
  • Sony-camera en lens € 350,--;
  • Samsung-horloge € 150,--;
  • inkomstenderving € 4.500,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is tot een bedrag van € 9.650,--, bestaande uit € 5.650 materiële schade (draaitafel € 5.500,-- en horloge € 150,--) en € 4.000,-- immateriële schade, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient volgens de officier van justitie voor het overige deel in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging primair verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde wegens onvoldoende onderbouwing niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van maximaal € 500,-- aan immateriële schadevergoeding kan worden toegewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en een deel van de door de [slachtoffer] gestelde schade, om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De materiële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde materiële schade het volgende.
Ten aanzien van de posten “Samsung-S10+” (€ 165,--) en “Sony-camera en lens” (€ 350,--) overweegt de rechtbank dat uit de aangifte of anderszins uit het strafdossier niet blijkt van deze schade, zodat de opgevoerde post geen rechtstreekse schade ten gevolge van het bewezen verklaarde feit betreft. Hetzelfde geldt ten aanzien van de post “Samsung-horloge” (€ 150,--), nu verdachte wordt vrijgesproken van de hiermee in verband staande afpersing.
Dit is anders voor de DJ-draaitafel. Uit het bewezen verklaarde kan worden afgeleid dat deze door het handelen van onder meer verdachte uit de beschikkingsmacht van de benadeelde partij is onttrokken. De rechtbank merkt daarbij op dat voor het bepalen van de schade, anders dan door de verdediging is gesteld, niet de aanschafprijs doorslaggevend is, maar de waarde van de DJ-draaitafel op het moment van het bewezen verklaarde handelen. De benadeelde partij heeft verschillende Marktplaats-advertenties van DJ-draaitafels overgelegd om die waarde inzichtelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is de gestelde waarde (ad € 5.500,--) daarmee voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De benadeelde partij heeft de post “inkomstenderving” (€ 4.500,--) naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de gevorderde vergoeding voor materiële schade tot een bedrag van € 5.500,-- toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan (te weten: 19 februari 2025).
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De immateriële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade het volgende.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Degene die zich beroept op de aantasting in zijn persoon, zal die aantasting met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Uit het strafdossier en de vordering van de benadeelde partij blijkt niet dat de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook zijn geen concrete gegevens aangevoerd op basis waarvan kan worden aangenomen dat als gevolg van het bewezen verklaarde bij de benadeelde partij psychische schade is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gesteld dat dat de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan maken dat de aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aanbracht.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen ter hoogte van 25% van het totale schadebedrag dat ziet op de diefstal van de DJ-draaitafel, dus voor een bedrag van € 1.375,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 19 februari 2025.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 23 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 312 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- veroordeelt verdachte daarnaast tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- bepaalt dat van de taakstraf
een gedeelte van 50 (vijftig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
 op geen enkele wijze - direct of indirect - heeft met zijn mededaders [medeverdachte 1] en
[medeverdachte 2];
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt of heeft met het slachtoffer;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer;
- draagt
de politieop om
toezichtte houden op de naleving van deze voorwaarden;
schadevergoeding
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 5.500,-- (vijfenvijftighonderd euro)(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot (hoofdelijke) betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2025, te weten dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt, tot op heden begroot op nul, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag te betalen van
€ 1.375,-- (dertienhonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2025, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt,
23 (drieëntwintig) dagen gijzelingkan worden toegepast. Het toepassen van gijzeling ontslaat verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor
het overige deel niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. R.J. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland, genaamd Cadmium, met nummer ON1R025026. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders is vermeld.
2.Pagina 30, de eerste zin van de tweede alinea van de verklaring, de derde alinea en de vijfde alinea.
3.Pagina 31, de eerste drie regels van de eerste alinea en de tweede alinea.
4.Pagina 31, de eerste regel tot en met de zesde zin van de tweede alinea van onderen en de achtste tot en met vijftiende zin van diezelfde alinea.
5.Pagina 31, de laatste alinea, en pagina 32, de eerste zin, de vijfde zin tot en met tiende zin en de dertiende tot en met de vijftiende zin van de eerste alinea en de vierde alinea.
6.Pagina 80, de vijfde tot en met zevende zin en de dertiende zin van de vierde alinea en de eerste twee zinnen van de vijfde alinea, en pagina 81, de derde tot en met de zesde regel, en pagina’s 110 tot en met 112.
7.Pagina’s 179 tot en met 189.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] door de rechter-commissaris van 21 maart 2025, pagina 3, de tweede en de derde regel.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] door de rechter-commissaris van 28 februari 2025, pagina 2, de derde tot en met de vijfde regel van de vierde alinea.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 26 augustus 2025.