ECLI:NL:RBOVE:2025:5497

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
08.084359-25 en 08.114369-24 (vnvv) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor afpersing en diefstal onder bedreiging met geweld, gepleegd door meerdere personen

Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en diefstal onder bedreiging met geweld, gepleegd door meerdere personen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het afpersen van een slachtoffer en het stelen van zijn DJ-draaitafel, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gebruikt. De feiten vonden plaats op 19 februari 2025, toen de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging met een mes dwongen om zijn horloge en DJ-apparatuur af te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder met de politie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en de mededaders, en een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.084359-25 en 08.114369-24 (vnvv) (P)
Datum vonnis: 9 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] (Somalië),
wonende aan [woonplaats],
nu verblijvende in de PI [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.P. Smit, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van
[slachtoffer] en de door hem gevraagde schadevergoeding.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig weergegeven, op neer dat verdachte op
19 februari 2025 samen met anderen of alleen [slachtoffer] onder bedreiging met geweld in zijn woning in [plaats] heeft beroofd van zijn DJ-draaitafel en hem ook heeft gedwongen tot de afgifte van zijn horloge. Dit is ten laste gelegd als afpersing en diefstal onder bedreiging met geweld in vereniging.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2025 te [plaats],in een woning, gelegen op/aan [adres],tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge (smartwatch Samsung Galaxy), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door:-gezeten en/of verblijvende in voornoemde woning aan die [slachtoffer] te vragen om zijn horloge te tonen en/of (daarbij)-een hand op een mes (in foedraal) te leggen en/of (daarbij) voornoemd mes aan die [slachtoffer] te tonen;en
hij op of omstreeks 19 februari 2025 te [plaats],in een woning, gelegen op/aan [adres],tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een draaitafel (2 platenspelers en/of een mengpaneel en/of één of meer kabels en/of een opbergkoffer), in elk geval enig(e) goed(eren), die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- gezeten en/of verblijvende in voornoemde woning die [slachtoffer], gezeten op een stoel, vast te pakken en/of in de richting van (mede)verdachte(n) te trekken en/of (daarbij)- één of meermalen met een mes op /tegen het been van die [slachtoffer] te tikken en/of (vervolgens)- het hoofd van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast houden en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: ‘niet omkijken’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)- die [slachtoffer] een mes op/tegen de hals/keel te duwen/drukken en/of (daarbij) het hoofd van die [slachtoffer], met behulp van voornoemd mes, omhoog te duwen/drukken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de ten laste gelegde afpersing en diefstal onder bedreiging met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van de ten laste gelegde afpersing moet worden vrijgesproken. De ten laste gelegde diefstal onder bedreiging met geweld in vereniging is volgens de verdediging wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor de leesbaarheid van het vonnis worden de verdachten [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en aangever [slachtoffer] hierna met hun voornaam aangeduid.
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde afpersing en diefstal onder bedreiging met geweld in vereniging. De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten en omstandigheden
[slachtoffer] verklaart op 19 februari 2025 bij de politie dat hij die avond thuis in zijn woning aan [adres] in [plaats] was. Omstreeks 20:40 uur werd hij gebeld door [medeverdachte 1], die aan hem vroeg of hij vanavond even langs mocht komen om iets te bespreken. [slachtoffer] zei daarop dat dat wel prima was. Volgens [slachtoffer] had [medeverdachte 1] nog € 20,-- van hem tegoed voor drugs.
Omstreeks 22:00 uur werd er bij [slachtoffer] op het raam geklopt. Hij zag dat [medeverdachte 1] er stond en deed het raam open. [medeverdachte 1] klom naar binnen en naam plaats op de bank. [2] [slachtoffer] deed vervolgens het raam weer dicht en nam plaats op zijn bureaustoel. “We waren gewoon wat aan het kletsen”. [slachtoffer] weet niet meer waar zij het precies over hebben gehad, omdat hij onder invloed was van drugs.
Omstreeks 22:20 uur klopte er weer iemand op het raam. [slachtoffer] deed de gordijnen open en zag drie jongens staan. Hij kent deze jongens als [medeverdachte 3], [verdachte] (ook wel [alias 1] of [alias 1] genoemd) en [alias 2] (van wie later bleek dat zijn echte naam [medeverdachte 2] is). [3] [medeverdachte 2] en [verdachte] namen plaats op de bank. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] namen plaats op de stoel. [slachtoffer] nam zelf weer plaats op zijn bureaustoel. “Eerst kletsten we gewoon wat en rookten we een sigaret”. Op een gegeven moment vroeg [medeverdachte 1] ineens of hij het horloge van [slachtoffer] mocht zien. [slachtoffer] zag dat iemand op dat moment zijn hand op een mes had. “Dit mes zat in een houder en die houder zat weer in zijn broek”. [slachtoffer] kon het mes niet heel goed zien, maar hij zag wel dat het een flink mes was. [slachtoffer] “wist meteen dat het misse boel was”. “Ik gaf toen toch maar gelijk mijn horloge aan [medeverdachte 1]. Ik zag dat [medeverdachte 1] mijn horloge zelf omdeed”. [4] [slachtoffer] verklaart dat [verdachte] daarna de leuning van zijn bureaustoel pakte en hem in zijn richting trok. [verdachte] zat op de bank. [verdachte] pakte het mes en tikte met het mes op het been van [slachtoffer]. “Hij hield het mes de hele tijd bij mijn been en tikte af en toe op mijn been”. [slachtoffer] hoorde toen dat er iemand bezig was bij zijn draaitafel. Deze stond op het bureau achter hem. “Ik wilde omkijken, maar elke keer als ik mijn hoofd bewoog pakte [verdachte] mijn hoofd en zei hij dat ik niet om mocht kijken”. [medeverdachte 2] filmde alles op zijn telefoon. “Ik heb nooit omgekeken, omdat ik bang was dat er wat zou gebeuren en omdat [verdachte] mijn hoofd tegenhield als ik dat wel deed. [slachtoffer] hoorde dat ze een tijdje bezig waren met de draaitafel. “Iedereen verliet toen weer mijn woning via het raam”. [slachtoffer] verklaart dat de jongens zijn horloge en draaitafel hebben weggenomen. [5]
Op camerabeelden van het wooncomplex van [locatie 2] (alwaar [slachtoffer] woont) is te zien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] een DJ-set via het raam naar buiten tillen en vervolgens hard wegrennen. Daarna komt [medeverdachte 2] naar buiten met in zijn linkerhand een klein bosje kabels en een microfoon. Vervolgens komt [medeverdachte 3] via het raam naar buiten. Hij hield eveneens een bosje kabels vast. [6]
Op filmpjes die [medeverdachte 2] met zijn telefoon heeft gemaakt, is onder meer te zien dat een jongen een mes van ongeveer 25 centimeter in de richting van een andere jongen houdt, ook in de richting van zijn gezicht. Daarnaast is te zien dat diezelfde jongen zijn linkerhand om de hals van die andere jongen doet en dat weer een andere jongen handelingen uitvoert aan snoeren van apparatuur. [7]
[medeverdachte 1] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij [slachtoffer] had gevraagd om het horloge te geven. “Ik wou hem zien. Toen trok [alias 1] een mes”. [8]
[medeverdachte 3] verklaart bij de rechter-commissaris dat [medeverdachte 1] het Samsung-horloge van [slachtoffer] heeft afgepakt. [medeverdachte 1] zei: “Mag ik eens kijken, mag ik eens kijken”. [slachtoffer] heeft het horloge toen afgegeven en daarna heeft [medeverdachte 1] deze omgedaan. [9]
[verdachte] verklaart op de zitting dat hij voornoemd mes heeft vastgehouden en dat hij met dat mes in de richting van [slachtoffer] heeft gedreigd. Hij heeft onder andere met het mes over het been van [slachtoffer] gewreven. [verdachte] verklaart verder dat hij heeft meegeholpen met het wegnemen van de DJ-draaitafel. [10]
Overwegingen en oordeel
Afpersing, gepleegd door twee personen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] op 19 februari 2025 in [plaats] [slachtoffer] heeft gedwongen om zijn Samsung-horloge aan hem te geven. Dit heeft hij samen met [verdachte] gedaan. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] gevraagd om zijn horloge te tonen. [verdachte] heeft toen zijn hand op een mes gelegd en dit mes aan [slachtoffer] getoond. [slachtoffer] heeft het horloge aan [medeverdachte 1] gegeven, waarna [medeverdachte 1] het horloge heeft omgedaan. De mate van betrokkenheid van [verdachte] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om hem als medepleger aan te merken. Tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte heeft met zijn handelen, het tonen van een mes, bijgedragen aan het creëren van een bedreigende situatie. Daarmee is de ten laste gelegde afpersing, gepleegd door twee personen, wettig en overtuigend bewezen.
Diefstal onder bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 19 februari 2025 in [plaats] onder bedreiging met geweld een DJ-draaitafel van [slachtoffer] hebben weggenomen. [verdachte] heeft de ten laste gedragingen die zien op de bedreiging met geweld verricht. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben zich niet van dit gedrag gedistantieerd. Zij hebben juist bijgedragen aan de dreigende sfeer die door dit gedrag ontstond. Niet alleen door hun aanwezigheid in de woning, maar ook (in het geval van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]) door ten tijde van de bedreiging met geweld erg dicht bij [slachtoffer] te zitten en deel te nemen aan het gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer] waarin [verdachte] zich dreigend met een mes uitliet. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] allen, net als [verdachte], wegnemingshandelingen hebben verricht ten aanzien van de DJ-draaitafel, door een of meer onderdelen van die draaitafel uit de woning van [slachtoffer] weg te nemen. Tussen [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. De mate van betrokkenheid van [verdachte] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om hem als medepleger aan te merken. Daarmee is de ten laste gelegde diefstal onder bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging, wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 19 februari 2025 te [plaats],in een woning, gelegen aan [adres],tezamen en in vereniging met een ander,met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge (smartwatch Samsung Galaxy), dat geheel aan die [slachtoffer] toebehoorde, door:- gezeten of verblijvende in voornoemde woning aan die [slachtoffer] te vragen om zijn horloge te tonen en/of daarbij- een hand op een mes (in foedraal) te leggen en voornoemd mes aan die [slachtoffer] te tonen;
en
hij op 19 februari 2025 te [plaats],in een woning, gelegen aan [adres],tezamen en in vereniging met anderen,een draaitafel (2 platenspelers, een mengpaneel, kabels en een opbergkoffer), die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:- gezeten of verblijvende in voornoemde woning die [slachtoffer], gezeten op een stoel, vast te pakken en in de richting van (mede)verdachte(n) te trekken en/of (daarbij)- meermalen met een mes op/tegen het been van die [slachtoffer] te tikken en/of (vervolgens)- het hoofd van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “niet omkijken”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
De rechtbank vindt niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
de misdrijven:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De motivering van de straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ook vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en de mededaders en een locatieverbod voor de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer voor de duur van twee jaren, waarbij wordt bevolen dat bij iedere overtreding vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van een week.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat moet worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf van maximaal een jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, al dan niet gecombineerd met een taakstraf, zodat de bijzondere voorwaarden als stok achter de deur aan de voorwaardelijke straf kunnen worden gekoppeld.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
[verdachte] heeft op 19 februari 2025 samen met anderen een jongeman in zijn woning in [plaats] onder bedreiging met geweld beroofd van zijn DJ-draaitafel. Daarbij is met een groot mes gedreigd. Daarnaast heeft [verdachte] samen met een ander het slachtoffer afgeperst. De wijze waarop de strafbare feiten zijn gepleegd is brutaal, vernederend en grof. Het slachtoffer is een kwetsbare jongeman die onder invloed was van drugs. [verdachte] wist dit en heeft hier misbruik van gemaakt. [verdachte] heeft met zijn gedrag geen respect getoond voor het eigendom en de gevoelens van veiligheid van een ander. De situatie is voor het slachtoffer zeer bedreigend en beangstigend geweest. Dat staat in een verklaring die hij aan de rechtbank heeft gestuurd. Daarnaast leiden berovingen als deze tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving in het algemeen. Dit geldt in het bijzonder ook voor andere bewoners van de beschermde woonplek waar het slachtoffer woont.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar zijn strafblad van 22 april 2025, waaruit volgt dat [verdachte] al eerder voor strafbare feiten (waaronder geweldsdelicten) is veroordeeld. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 15 juli 2025 en de door de reclasseringswerker op de zitting gegeven toelichting op het advies. Ook heeft rechtbank geluisterd naar wat [verdachte] op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verteld.
[verdachte] is een 20-jarige jongen. Hij is afkomstig uit Somalië en groeit sinds zijn achtste levensjaar op in Nederland. Er zijn sinds zijn dertiende levensjaar zorgen rondom [verdachte]. Die zorgen zien op de opvoeding, het schoolverzuim, het kunnen vinden en behouden van werk, het drugsgebruik, de omgang met een sociaal netwerk in [plaats] dat in verband wordt gebracht met het dealen van drugs en een negatieve invloed op [verdachte] heeft, de agressieregulatieproblematiek en zijn zelfbepalend gedrag. Het is hulpverleningsinstanties tot op heden nog niet gelukt om die zorgen weg te nemen. [verdachte] werkte onvoldoende mee en kwam afspraken niet na. Tijdens de voorlopige hechtenis in deze strafzaak lijkt [verdachte] zich te hebben gerealiseerd dat hij met de reclassering moet samenwerken om zo snel mogelijk in vrijheid te worden gesteld en zijn leven op de rit te krijgen. Hij toont zich deels intrinsiek gemotiveerd en kan doelen benoemen waaraan hij wil werken. Omdat de motivatie van [verdachte] ook sociaal wenselijk aandoet, is een stevig kader met intensieve begeleiding noodzakelijk om het hoge recidiverisico dat van hem uitgaat zoveel mogelijk te kunnen verminderen. Het is volgens de reclassering cruciaal dat [verdachte] voorlopig niet in [plaats] woont om negatieve sociale contacten te mijden. Hij moet hiervan loskomen om zichzelf op een positieve wijze te kunnen ontwikkelen. Een behandeling voor zijn identiteitsproblematiek en het verbeteren van zijn copingvaardigheden en emotieregulatieproblematiek zijn volgens de reclassering nodig, net als begeleiding bij praktische zaken, het toewerken naar zelfstandig wonen en het verkrijgen en behouden van passende dagbesteding.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering ziet geen noodzaak voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, omdat [verdachte] onder andere niet ontvankelijk is gebleken voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer strafbare feiten zal plegen, adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling door forensische polikliniek Transfore, een verblijf bij forensisch beschermd wonen Transfore, een drugsverbod, een contactverbod met het slachtoffer en zijn mededaders, als sprake is van een overbruggingsperiode tussen detentie en zijn nieuwe woonplek een locatieverbod voor het centrum van [plaats] en een locatiegebod voor zijn huisadres, het hebben zinvolle dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening. Op de zitting heeft de reclasseringswerker toegelicht dat van zo’n overbruggingsperiode (en het daaraan gekoppelde locatieverbod en locatiegebod) geen sprake hoeft te zijn, omdat [verdachte] al een intake heeft gehad en bij Transfore terechtkan. [verdachte] heeft op de zitting gezegd dat, ook al is zijn moeder het er niet mee eens dat hij buiten [plaats] gaat wonen en daar wordt behandeld, hij dit toch gaat doen. Hij is nu meerderjarig en mag zelf beslissen. Voor de rechtbank laat [verdachte] hiermee zien dat hij zich ervan bewust is dat het belangrijk en nodig is om uit de omgeving van [plaats] weg te gaan om bij Transfore aan zichzelf te gaan werken.
De strafoplegging
De rechtbank past, conform het advies van de reclassering, het volwassenenstrafrecht toe. De rechtbank is van oordeel dat, vanwege de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd, in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de verdachten in deze zaak minderjarig of pas net meerderjarig zijn, hanteert de rechtbank in deze zaak voor alle verdachten als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank ziet in de persoon van [verdachte], de zorgen die er rondom hem zijn en zijn schuldbewuste houding, aanleiding om in plaats daarvan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf aan hem op te leggen, om naast het vergeldende karakter van een straf het recidiverisico zoveel mogelijk op langere termijn in te perken. De rechtbank komt daarmee tot een andere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht het niet proportioneel om aan [verdachte] ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een gebiedsgebod- en verbod en een contactverbod als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen. Wel zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf
een contactverbod met het slachtoffer en de mededaders en een locatieverbod voor de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer koppelen.
De rechtbank vindt het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals deze hierna aan het eind van dit vonnis zijn geformuleerd. Als [verdachte] tijdens de proeftijd een strafbaar feit pleegt of de andere voorwaarden niet naleeft, moet hij alsnog de gevangenisstraf uitzitten. De rechtbank zal de reclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving door [verdachte] van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal verder bevelen dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De bewezen verklaarde misdrijven zijn gericht tegen of veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat [verdachte], bij gebrek aan juiste begeleiding en hulpverlening, opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan.

7.De schade van de benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 14.665,--, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • DJ-draaitafel € 5.500,--;
  • Samsung-S10+ 165,--;
  • Sony-camera en lens € 350,--;
  • Samsung-horloge € 150,--;
  • inkomstenderving € 4.500,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is tot een bedrag van € 9.650,--, bestaande uit € 5.650 materiële schade (draaitafel € 5.500,-- en horloge € 150,--) en € 4.000,-- immateriële schade, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient volgens de officier van justitie voor het overige deel in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging primair verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde wegens onvoldoende onderbouwing niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om bij de eventuele oplegging van een schadevergoedingsmaategel geen gijzeling toe te passen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en een deel van de door de [slachtoffer] gestelde schade, om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De materiële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde materiële schade het volgende.
Ten aanzien van de posten “Samsung-S10+” (€ 165,--) en “Sony-camera en lens” (€ 350,--) overweegt de rechtbank dat uit de aangifte of anderszins uit het strafdossier niet blijkt van deze schade, zodat de opgevoerde post geen rechtstreekse schade ten gevolge van het bewezen verklaarde feit betreft.
Dit is anders voor de DJ-draaitafel en het Samsung-horloge. Uit het bewezen verklaarde kan worden afgeleid dat deze door het handelen van onder meer verdachte uit de beschikkingsmacht van de benadeelde partij zijn onttrokken. De rechtbank merkt daarbij op dat voor het bepalen van de schade, anders dan door de verdediging is gesteld, niet de aanschafprijs doorslaggevend is, maar de waarde van de DJ-draaitafel en het Samsung-horloge op het moment van het bewezen verklaarde handelen. De benadeelde partij heeft verschillende Marktplaats-advertenties overgelegd om die waarde inzichtelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is de gestelde waarde (ad € 5.500,-- voor de DJ-draaitafel en € 150,-- voor het Samsung-horloge) daarmee voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De benadeelde partij heeft de post “inkomstenderving” (€ 4.500,--) naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de gevorderde vergoeding voor materiële schade tot een bedrag van € 5.650,-- toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan (te weten: 19 februari 2025).
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De immateriële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade het volgende.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Degene die zich beroept op de aantasting in zijn persoon, zal die aantasting met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Uit het strafdossier en de vordering van de benadeelde partij blijkt niet dat de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook zijn geen concrete gegevens aangevoerd op basis waarvan kan worden aangenomen dat als gevolg van het bewezen verklaarde bij de benadeelde partij psychische schade is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gesteld dat dat de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan maken dat de aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aanbracht.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen ter hoogte van 25% van het totale schadebedrag dat ziet op de diefstal van de DJ-draaitafel (€ 1.375,--) en ter hoogte van 50% van het totale schadebedrag dat ziet op de afpersing van het Samsung-horloge (€ 75,--), dus voor een bedrag van € 1.450, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 19 februari 2025.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 08.114369-24)

Verdachte is bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel op 17 april 2024 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Omdat deze voorwaardelijke straf al ten uitvoer is gelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 12 maart 2025, zal de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 312 en 317 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de misdrijven:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte (zich) gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de reclassering nodig vindt):
  • meldt bij de reclassering op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang deze instelling dat nodig vindt, en zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem in dat kader geeft;
  • zich laat behandelen door Transfore of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft voor de behandeling;
  • verblijf bij forensisch beschermd wonen Transfore of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering opstelt;
  • geen drugs zal gebruiken en zal meewerken aan controle op dit verbod door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak wordt gecontroleerd;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt of heeft met zijn mededaders [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3];
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt of heeft met het slachtoffer;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer;
  • een (door de reclassering) te bepalen zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van school of werk;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit de medewerking aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen inhoudt. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- draagt de reclassering op om
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde
voorwaarden enhet op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen
toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt verdachte daarnaast tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 5.650,-- (zesenvijftighonderdvijftig euro)(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot (hoofdelijke) betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.650,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2025, te weten dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt, tot op heden begroot op nul, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag te betalen van
€ 1.450,-- (veertienhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2025, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt,
24 (vierentwintig) dagen gijzelingkan worden toegepast. Het toepassen van gijzeling ontslaat verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor
het overige deel niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;
de vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 08.114369-24)
-
verklaartde officier van justitie
niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. R.J. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland, genaamd Cadmium, met nummer ON1R025026. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders is vermeld.
2.Pagina 30, de eerste zin van de tweede alinea van de verklaring, de derde alinea en de vijfde alinea.
3.Pagina 31, de eerste drie regels van de eerste alinea en de tweede alinea.
4.Pagina 31, de eerste regel tot en met de zesde zin van de tweede alinea van onderen en de achtste tot en met vijftiende zin van diezelfde alinea.
5.Pagina 31, de laatste alinea, en pagina 32, de eerste zin, de vijfde zin tot en met tiende zin en de dertiende tot en met de vijftiende zin van de eerste alinea en de vierde alinea.
6.Pagina 80, de vijfde tot en met zevende zin en de dertiende zin van de vierde alinea en de eerste twee zinnen van de vijfde alinea, en pagina 81, de derde tot en met de zesde regel, en pagina’s 110 tot en met 112.
7.Pagina’s 179 tot en met 189.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] door de rechter-commissaris van 21 maart 2025, pagina 3, de tweede en de derde regel.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] door de rechter-commissaris van 28 februari 2025, pagina 2, de derde tot en met de vijfde regel van de vierde alinea.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 26 augustus 2025.