Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de akte van [partij A] van 18 december 2024 met producties 28 en 29;
- de akte van [partij B] van 18 december 2024 met producties 28 en 29;
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is op 10 september 2025 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen twee partijen, aangeduid als partij A en partij B. De rechtbank heeft in dit vonnis de voortgang van de procedure besproken, waarbij eerder tussenvonnis van 18 september 2024 als uitgangspunt diende. In dat tussenvonnis werd overwogen dat op basis van artikel 11.1 van de maatschapsovereenkomst een tweede balans had moeten worden opgemaakt, waarin de activa en passiva naar waarde moesten worden opgevoerd. Partijen kregen de gelegenheid om deze balans op te stellen en in te dienen. De rechtbank constateerde dat er geen hoger beroep was ingesteld tegen het tussenvonnis en dat partijen op 18 december 2024 gelijktijdig een akte hadden genomen.
Partij A stelde dat de zaak nog niet rijp was voor de benoeming van een deskundige, zolang er geen eindbeslissing was genomen over diverse geschilpunten. Partij B steunde dit standpunt. De rechtbank heeft in het vonnis verder ingegaan op de geschilpunten, waaronder de financiële afwikkeling van de maatschap en de kosten die verband hielden met de saneringssubsidie en de sloopkosten. De rechtbank oordeelde dat partijen gelijkelijk moesten bijdragen aan de kosten en dat een deskundige moest worden benoemd om de vermogenscomponenten te waarderen die nodig zijn voor de vereffening.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de door partij A gevraagde slotbalans niet kon worden vastgesteld zonder de input van een deskundige. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op 10 december 2025 een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over de benoeming van de deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.F. van Aalst.