Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
[eiser] Q.Q.,
[gedaagde 1] B.V.,
2 2. de heer [gedaagde 2],
3 3. de heer [gedaagde 3],
4 4. de heer [gedaagde 5],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord namens [gedaagde 4] d.d. 26 februari 2025, met 19 producties;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
2.Waar gaat de zaak over?
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
- i) de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem te wijten is; en
- ii) hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden.
dathij bestuurder was, de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem was te wijten én dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de nadelige gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden. Met name op dit laatste punt heeft [gedaagde 4] niets gesteld, terwijl dat wel op zijn weg ligt.
dathij bestuurder was, de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem was te wijten én dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de nadelige gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden.