ECLI:NL:RBOVE:2025:5547

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
AK_25_1299
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking WIA-uitkering en beoordeling van beperkingen door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 september 2025 uitspraak gedaan over de intrekking van de WIA-uitkering van eiseres, die per 10 februari 2021 was ingetrokken door het UWV. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, wat leidde tot een eerdere uitspraak van de rechtbank op 14 februari 2025, waarin het UWV werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het UWV heeft vervolgens opnieuw het bezwaar ongegrond verklaard, wat eiseres opnieuw in beroep bracht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 augustus 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de motivering van het UWV, met name naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 maart 2025. Eiseres voerde aan dat de nadere motivering niet voldeed aan de eisen die de rechtbank eerder had gesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV voldoende had gemotiveerd dat er geen reden was om meer beperkingen op te nemen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 november 2020 was vermeld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering van eiseres heeft ingetrokken en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1299

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. M.P. Smit,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV),

gemachtigde: [gemachtigde].

Procesverloop

1.1
Bij besluit van 9 december 2020 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 10 februari 2021 ingetrokken.
1.2
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 25 juni 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dit besluit gebleven.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer ZWO 21/1285. De rechtbank heeft dit beroep bij uitspraak van 14 februari 2025 gegrond verklaard, het besluit van 25 juni 2021 vernietigd en het UWV opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
1.4
Met het bestreden besluit van 24 maart 2025 heeft het UWV opnieuw op het bezwaar beslist. Het UWV is wederom bij het besluit van 9 december 2020 gebleven.
1.5
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de echtgenoot van eiseres, de gemachtigde van eiseres, mw. [naam] (begeleider van eiseres) en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het nu bestreden besluit

2.1
Voor de relevante feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank naar de genoemde uitspraak van 14 februari 2025.
2.2
Verweerder heeft berust in die uitspraak. De uitspraak is vervolgens voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die via enkele rapporten eerder ook heeft gereageerd op ingebrachte medische informatie en de beroepsgronden. Deze verzekeringsarts heeft de zaak opnieuw beoordeeld in het licht van de kritiek van de rechtbank op de onderbouwing van de voor eiseres opgenomen beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
22 november 2020. In haar rapport van 21 maart 2025 is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op de diverse punten die door de rechtbank aan de orde zijn gesteld.
2.3
Op basis van dit rapport heeft het UWV opnieuw bij het bestreden besluit beslist om de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 9 december 2020 ongegrond te verklaren en dat besluit te handhaven.

Standpunten partijen

3.1
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij zich ernstig afvraagt of de nadere motivering wel voldoet aan de vraagpunten van de rechtbank die in de uitspraak van 14 februari 2025 staan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep lijkt de door neuroloog De Vries geconstateerde afwijkingen te onderschatten. Eiseres heeft in de praktijk ondervonden dat werken niet meer lukt, ook niet in lichte aangepaste werkzaamheden. Ook is niet uitgesloten dat de bij geboorte ontstane hersenbeschadiging op latere leeftijd meer op de voorgrond is komen te staan. Voor eiseres is verwarrend dat zij na een tweede nieroperatie vanaf 1 juni 2023 wel recht heeft op een IVA-uitkering. Eiseres heeft gewezen op haar dagverhaal en gesteld dat alle deskundigen erkennen dat er sprake is van cognitieve beperkingen, alhoewel daarvoor geen objectieve oorzaak is gevonden en dat haar medische problemen nu zijn geduid als een cogniforme stoornis.
3.2
Het UWV heeft verwezen naar de nadere onderbouwing van het besluit door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 21 maart 2025. Volgens het UWV is voldoende en overtuigend ingegaan op alle door de rechtbank genoemde aspecten die hebben geleid tot het oordeel dat het eerdere besluit niet berust op een deugdelijke motivering.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
Gelet ook op wat namens eiseres ter zitting hierover naar voren is gebracht, is het geschil beperkt tot de vraag of het UWV met het rapport van 21 maart 2025 van de verzekeringsarts het besluit tot intrekking van de WIA-uitkering van eiseres per 10 februari 2021 nu wel deugdelijk heeft gemotiveerd.
4.2
Het UWV heeft per 27 april 2017 aan eiseres een WIA-uitkering toegekend, waarbij haar mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 80 tot 100%. Aan dit besluit lag een FML ten grondslag, met daarin opgenomen een zogenoemde urenbeperking welke inhield dat eiseres in staat werd geacht om 2 uur per dag en 10 uur per week te werken. Mede in afstemming met een arbeidsdeskundige heeft eiseres zelf op 7 januari 2020 om een herbeoordeling verzocht, omdat zij meende volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn en aanspraak te kunnen maken op een IVA-uitkering. De beoordelende verzekeringsarts heeft om een neuro psychologisch (NPO) onderzoek verzocht en heeft mede op basis van die resultaten een inschatting gemaakt van de beperkingen en mogelijkheden van eiseres. Deze zijn vermeld in de FML van 22 november 2020. De verzekeringsarts heeft daarin onder meer opgenomen dat eiseres naar zijn mening in passende functies wel weer in staat was om 40 uur per week te werken. Met de in deze FML opgenomen beperkingen was eiseres volgens een arbeidsdeskundige nog in staat functies te verrichten, waardoor haar mate van arbeidsongeschiktheid lager was dan 35%. De beide verzekeringsartsen bezwaar en beroep die de zaak hebben beoordeeld hebben geen aanleiding gezien om voor eiseres per 10 februari 2021 tot een andere FML te komen en hebben de FML van 22 november 2020 in stand gelaten.
4.3
Inmiddels was er wel veel nieuwe informatie van medische behandelaars en beoordelaars voorhanden, wat blijkt uit het dossier en de genoemde uitspraak van deze rechtbank. Daarbij is van belang dat eiseres, nadat zij in 2015 is geopereerd aan haar linker (bij)nier, nu te maken kreeg met nierkanker aan haar rechter (bij)nier. De gevolgen hiervan waren reden om de oude FML van 2017 met de urenbeperking van maximaal 2 uur per dag weer van toepassing te achten en aan eiseres per 1 juni 2023 een IVA-uitkering toe te kennen.
4.4
Voor wat betreft de beoordeling per 10 februari 2021 op basis van de FML van
22 november 2020 heeft de rechtbank in haar uitspraak met name gewezen op wat de neuroloog De Vries in de brief van 26 mei 2023 heeft vermeld, waarin de diagnose cogniforme stoornis is benoemd. Onvoldoende duidelijk was waarom dit niet tot meer beperkingen in de FML heeft geleid. Daarnaast is niet voldoende duidelijk uit de rapporten waarom de door De Vries genoemde hersenschade van oudere datum geen gevolg zou kunnen hebben. Ook het feit dat een organisatorische oorzaak niet geheel is uitgesloten, gelet op de inbreng van psychiater C. Liesdek, is in de motivering onvoldoende belicht. Verder heeft de rechtbank het UWV gewezen op de zogenoemde MAOC richtlijn, die onder meer inhoud dat ook bij ontbreken van een duidelijke oorzaak voor de klachten er toch voldoende reden kan zijn beperkingen op te nemen.
4.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 maart 2025 alsnog voldoende gemotiveerd dat er geen reden was om per 10 februari 2021 voor eiseres meer beperkingen op te nemen dan zijn vermeld in de FML van 22 november 2020. Overtuigend is gemotiveerd dat de genoemde diagnose niet tot meer beperkingen leidt ten aanzien van de cognitieve belasting van eiseres, waarbij inzichtelijk is gemaakt dat met de wel opgenomen beperkingen recht wordt gedaan aan wat door onder meer de neuroloog De Vries hierover is geschreven. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende toegelicht dat niet wordt voldaan aan de eisen die gelden voor het opnemen van een urenbeperking. Dit anders dan in 2017, toen blijkens het rapport van de verzekeringsarts van 27 februari 2017 om preventieve redenen een urenbeperking werd opgenomen mede in verband met een depressieve periode. Van een ziektebeeld dat daarvoor aanleiding moet zijn, was drie jaar later geen sprake meer. Dat de opmerking van psychiater Liesdek dat een organische oorzaak niet voldoende is uitgesloten niet leidt tot het opnemen van meer beperkingen, is door de verzekeringsarts ook afdoende gemotiveerd in het nadere rapport van 21 maart 2025. Dat ook de verwijzing naar de MAOC richtlijn geen aanleiding is voor meer beperkingen, is tot slot ook goed gemotiveerd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in genoemd rapport, waarbij er op is gewezen dat er ondanks het ontbreken van duidelijke organische oorzaken voor de klachten, wel degelijk beperkingen zijn opgenomen.
4.6
Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het beroep van eiseres tegen het besluit van 24 maart 2025 niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft het UWV terecht de WIA-uitkering van eiseres per 10 februari 2021 ingetrokken.
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
8. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Ook krijgt zij geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeus, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.