Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
feit 1 primair), dan wel dat hij medeplichtig is aan die diefstal met geweld (
feit 1 subsidiair);
feit 4: op 24 maart 2025 in [woonplaats 1] zes kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
feit 5: op 16 december 2024 in [plaats 1] een voertuig heeft bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
feit 6: op 16 december 2024 in [plaats 2] opzettelijk 15,7 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
tonen en op die [slachtoffer] te richten,
slaan,
3.De bewijsmotivering
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De schade van benadeelde
- herstel vloer: € 1.014,66;
- vijfentwintig gestolen horloges: € 548,50;
- nieuwe kap klok: € 63,60;
- herstelkosten deuren en kozijnen: € 914,--;
- reiskosten naar politiebureau voor het ophalen van kleding: € 36,23;
- omzetverlies wegens sluiting winkel: € 213,37.
.
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
gevangenisstrafvoor de duur van
34 maanden;
8 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardendat verdachte (zich) gedurende de proeftijd:
- binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en dan specifiek het maken van eigen keuzes en beïnvloeding door derden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- laat behandelen door Tactus verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nog nader te bepalen moment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- inzage geeft aan de reclassering betreffende zijn contacten binnen zijn sociale netwerk;
- zich gedurende de gehele proeftijd zal houden aan de aanwijzing zoals hem deze in de afsluitingsbrief is gegeven door Veilig Thuis, inhoudende dat verdachte geen wapens of aanverwanten als munitie in de omgeving van zijn kinderen en woonomgeving van deze kinderen mag hebben, die de veiligheid van de kinderen in gevaar kunnen brengen;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] in [woonplaats slachtoffer] .
- wijstde vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer] toetot een bedrag van
€ 5.376,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2025 (bestaande uit € 1.876,36 materiële schade en € 3.500,-- immateriële schade); - veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nul, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel