9.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1,het misdrijf: mishandeling;
feit 2 subsidiair,het misdrijf: mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig vindt en voor de duur van de CoVa-training, met het maximum van een jaar;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
schadevergoeding [slachtoffer 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van in totaal
€ 420,00(vierhonderd twintig euro), bestaande uit € 20,00 (twintig euro) materiële schade en € 400,00 (vierhonderd euro) immateriële schade. Voormeld bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2024;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 420,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
8 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
-
wijstde vordering voor het overige
af;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van in totaal
€ 58.357,94(achtenvijftigduizend driehonderdzevenenvijftig euro en vierennegentig cent), bestaande uit € 15.357,94 (vijftienduizend driehonderdzevenenvijftig euro en vierennegentig cent) materiële schade en € 43.000,00 (drieënveertigduizend euro) immateriële schade. Voormeld bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2024;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 58.357,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
312 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige materiële deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Heblij, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.
Mr. Heblij is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2025011121. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 september 2025, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte; `
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 januari 2025, p. 84-85.
1. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 januari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (p. 97-98):
Op 21 december 2024 heb ik [slachtoffer 1] geslagen in [bedrijf] in [plaats]. De eerste klap was raak in zijn gezicht. Ik heb [slachtoffer 1] nog een keer geslagen.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 7 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 16-17):
Op 20 december 2024 was ik in [bedrijf] in [plaats]. Ik kreeg een klap van een onbekende jongen op mijn linkeroog. Ik voelde enorme pijn in mijn oog en ik had het gevoel dat mijn oogbal kapot was. Niets in mijn oog zat meer op zijn plek dus hebben ze besloten om het oog leeg te halen. Ik zal voor altijd blind blijven met dat oog.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 63):
Ik was belast met het uitkijken van de camerabeelden van de mishandeling, gepleegd op 21 december 2024 bij [bedrijf] in [plaats].
Ik zie dat persoon 1 (de rechtbank begrijpt: verdachte) zijn rechtervuist balt en naar voren beweegt richting het gezicht van persoon 3 (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ). Ik zie dat zijn rechtervuist het gezicht van persoon 3 raakt. Vervolgens zie ik dat persoon 3 richting persoon 1 loopt en slaande bewegingen maakt richting persoon 1. Vervolgens zie ik dat persoon 1 zijn rechtervuist balt en naar voren beweegt richting het gezicht van persoon 3. Ik zie dat persoon 1 persoon 3 met gebalde vuist in het gezicht raakt.
4. Een geschrift, te weten de letselbeschrijving van [slachtoffer 1] van 11 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 40):
Letsel B betreft een letsel van het oog waarbij er sprake was van een scheur in het oog/hoornvlies (bulbusruptuur). Een bulbusruptuur ontstaat door een stompe of scherp inwerkende kracht op het oog of anderszins hoge impact zoals bijvoorbeeld na een explosie kan plaatsvinden. Betrokkene geeft aan een klap op het linkeroog te hebben gehad. Een klap op het oog geeft een stomp inwerkende kracht waardoor zowel de bloeduitstorting rondom het oog, als het letsel van het linkeroog (bulbusruptuur) kunnen ontstaan.
De gemelde toedracht is passend bij het ontstane letsel.
Samenvattend bestaat het totale letselbeeld uit een 2-tal letsels waarbij de huidverkleuring rondom het linkeroog passend is bij een bloeduitstorting en daarnaast sprake is van ernstige letsel van het oog te weten een bulbusruptuur. Uit de aangeleverde medische gegevens blijkt dat het oogletsel in die mate ernstig was dat op 03-01-2025 een operatie aan het oog heeft plaatsgevonden waarbij de inhoud van de oogbol is verwijderd. Betrokkene krijgt een prothese voor het linkeroog welke circa 6 weken na de operatie aangemeten kon worden. Er is sprake van blijvende schade, het zicht van het linkeroog is ten gevolge van het opgelopen letsel, verloren gegaan.