ECLI:NL:RBOVE:2025:558

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
08.276761.20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde na positieve gedragsverandering

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, de termijn van de PIJ-maatregel van een veroordeelde met negen maanden verlengd. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd op 17 juni 2021 na bewezenverklaring van medeplegen van poging tot moord. De maatregel is ingegaan op 28 januari 2022 en zou zonder verlenging eindigen op 22 januari 2025. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel op 2 december 2024 ontvangen en de zitting vond plaats op 16 januari 2025. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J.M. Kleiweg, heeft zich niet verzet tegen de verlenging. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde aangegeven dat hij zich heeft herpakt en zijn verlof gebruikt om te sporten en familie te bezoeken. Hij heeft ook een bijbaantje gehad, maar is ontslagen vanwege de reisafstand. De rechtbank heeft kennisgenomen van het PIJ-verlengingsadvies van de behandelinstelling, waarin wordt gesteld dat de veroordeelde lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een reactieve hechtingsstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis. De deskundige heeft ter zitting bevestigd dat de terugval in middelengebruik een leermoment is geweest voor de veroordeelde. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank heeft de PIJ-maatregel met negen maanden verlengd, waarbij de nadruk ligt op het belang van een goede begeleiding en monitoring van de veroordeelde in de komende periode.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer : 08.276761.20
Datum : 30 januari 2025
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
verblijvende in [locatie 1] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.De aanleiding

De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) is bij
vonnis van 17 juni 2021 van de rechtbank Overijssel opgelegd, na bewezenverklaring van
het misdrijf: medeplegen van poging tot moord.
De PIJ-maatregel is ingegaan op 28 januari 2022. Bij beslissing van deze rechtbank van
8 februari 2024 is de PIJ-maatregel verlengd. De PIJ-maatregel eindigt, als zij niet wordt verlengd, op 22 januari 2025.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, te weten:
- het PIJ-verlengingsadvies van [locatie 1] (hierna: [locatie 1] ),
opgemaakt op 20 november 2024 en ondertekend door drs. F. van Doorn, GZ-psycholoog en drs, C. Peeters, klinisch psycholoog en pedagogisch directeur;
- het negende, tiende en elfde perspectiefplan van YOUTURN, bevattende de aantekeningen over de periode van 31 mei 2023 tot 10 september 2024.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 2 december 2024 een vordering ingediend tot verlenging van de PIJ-maatregel met negen maanden.
De zitting is gehouden op 16 januari 2025.
De rechtbank heeft op de zitting gehoord:
  • [veroordeelde] , bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J.M. Kleiweg, advocaat in Amsterdam;
  • de officier van justitie;
  • de deskundige drs. F. van Doorn, GZ-psycholoog en behandelcoördinator.
De officier van justitie is op de zitting bij de vordering gebleven en heeft deze toegelicht.
[veroordeelde] en zijn raadsvrouw hebben zich niet verzet tegen verlenging van de PIJ-maatregel met negen maanden.
[veroordeelde] heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Na de mindere periode begin januari 2024 heeft hij zich herpakt en daardoor kon ook het verlof weer worden opgestart. [veroordeelde] gebruikt zijn verlof om te sporten en familie te bezoeken. Het contact met zijn moeder is goed.
Eind oktober 2024 had [veroordeelde] een bijbaantje in de schoonmaak. Vlak voor het einde van de proeftijd werd hij ontslagen, omdat zijn werkgever de reisafstand te lang vond. Daarom is hij nu op zoek naar andere dagbesteding (in de muziekwereld), zodat kan worden toegewerkt naar het vormgeven van het scholings- en trainingsprogramma (STP). [veroordeelde] denkt erover na om weer naar school te gaan, omdat hij graag herenkapper wil worden. [veroordeelde] erkent dat hij in december 2024 een korte terugval in blowen heeft gehad. Verveling heeft hierbij een rol gespeeld. De afgelopen periode heeft hij geleerd om opener te zijn en meer over zijn gevoel te praten. [veroordeelde] staat op dit moment niet open voor therapie en schat de kans dat hij opnieuw de fout ingaat laag in. Hij wil werken aan zijn geduld en hoopt binnen negen maanden dagbesteding, een eigen woonplek en een sociaal netwerk in [plaats] te hebben.

4.De beoordeling

De vordering is op tijd ingediend, namelijk op 2 december 2024.
De rechtbank moet op grond van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepalen of de termijn van de PIJ-maatregel moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen de stukken, waaronder de inhoud van het PIJ-verlengingsadvies van [locatie 1] en de daarop door de deskundige ter zitting gegeven toelichting mee.
Het PIJ-verlengingsadvies
Het verlengingsadvies houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij [veroordeelde] is sprake van een reactieve hechtingsstoornis, een normoverschrijdende
gedragsstoornis (met begin in kindertijd, met beperkte prosociale emoties) en een ander
gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde (narcistische, borderline en
antisociale) persoonlijkheidstrekken. Ook is sprake van een stoornis in cannabisgebruik, een
recidiverende depressieve stoornis met een seizoensgebonden patroon en ouder-
kindproblemen. Deze kernproblematiek wordt deels herkend in het huidige gedragsbeeld
binnen [locatie 1] . De reactieve hechtingsstoornis en de daaruit voorkomende
problemen staan ook nu in het gedragsbeeld nog op de voorgrond (basale gevoelens van
wantrouwen en onveiligheid).
Begin januari 2024 vond een aantal incidenten plaats die ertoe leidden dat [veroordeelde] van
de [afdeling] naar de reguliere behandelafdeling binnen [locatie 1]
werd overgeplaatst. [veroordeelde] werkte mee aan een incidentenanalyse en hieruit kwamen
aanvullende risicofactoren en behandeladviezen naar voren waar op de reguliere
behandelafdeling verder aan is gewerkt. Sinds zijn terugplaatsing laat [veroordeelde] een
wisselende houding zien. Enerzijds lijkt hij te berusten in zijn terugplaatsing. Anderzijds
staat de beschreven kernproblematiek duidelijk op de voorgrond, waarbij [veroordeelde] de ander in
het contact afwijst en veelal lijkt te externaliseren.
Eind april 2024 heeft [veroordeelde] zijn onbegeleid verlof hervat, waarna zijn houding ook positiever werd. [veroordeelde] lijkt veel baat te hebben bij de begeleiding door een voor hem bekend behandelteam, waarbij hem zo veel als mogelijk autonome ruimte geboden wordt. Binnen deze behandelcontext wordt gezien dat [veroordeelde] enigszins lijkt te reflecteren op zichzelf en zijn gedrag waarbij er enige lijdensdruk erkend wordt (balen van afwijzingen na sollicitaties, erkennen van seizoensgebonden stemmingsklachten en toezeggen van starten met lichttherapie in de komende donkere maanden) en [veroordeelde] zijn coping (terugval in middelengebruik) kan bespreken, wat als een positieve ontwikkeling kan worden gezien.
[veroordeelde] is gestopt met individuele therapie. Hij zag er het nut niet van in en door het behandelteam werd ingeschat dat continuering niet het beoogde effect zou hebben. Hij lijkt een dergelijk contact niet te verdragen. De afgelopen periode heeft hij ondanks de afwezigheid van therapie wel een positieve ontwikkeling laten zien; er was sprake van contactgroei, verdieping en het contact met de leden van het behandelteam, welk contact een voorzichtige therapeutische insteek kan hebben.
Er lijkt bij [veroordeelde] sprake te zijn van extrinsieke motivatie voor medewerking aan de PIJ-
behandeling en intrinsieke motivatie om zijn leven op positieve wijze vorm te geven en
hiertoe tot gedragsverandering te komen. De intrinsieke motivatie lijkt nog in ontwikkeling
te zijn. Het herkennen en erkennen van de problematiek die reden is voor oplegging van de
PIJ-maatregel is nog beperkt.
Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt als matig ingeschat. [veroordeelde] laat vooralsnog
(bij tijden broze) motivatie en inzet zien voor zijn behandeling, waarbij het noodzakelijk is hiermee door te gaan om tot duurzame gedragsverandering te komen en het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst verder af te laten nemen.
Uit het rapport blijkt dat wordt toegewerkt naar het vormgeven van een STP in de regio
[plaats] , waarbij een passende dagbesteding en woonplek voorwaarden zijn om uit te
stromen. Voor de verdere vormgeving van de inhoudelijke behandeling en de te nemen
stappen in het kader van de resocialisatie adviseert [locatie 1] een verlenging van de
PIJ-maatregel met negen maanden.
De toelichting van de deskundige ter zitting
De deskundige blijft bij het verlengingsadvies en heeft aanvullend, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard. De terugval in middelengebruik kan worden gezien als een belangrijk leermoment. [veroordeelde] stelde zich kwetsbaar op en ging hierover in gesprek met het behandelteam. Hij heeft behoefte aan autonomie en krijgt de ruimte om zaken zelf op te pakken. Dit heeft als gevolg dat er meer overleg en vertrouwen is. [veroordeelde] was enthousiast over zijn bijbaantje als schoonmaker en is nu druk bezig om iets anders te vinden. Hij kan daarvoor hulp krijgen van zijn mentor, maar heeft ook voldoende vaardigheden om dit zelf te regelen. Onlangs is er een geschikte woonplek (met begeleiding) voor hem gevonden: [locatie 2] in [plaats] . Het is de verwachting dat [veroordeelde] binnen drie maanden kan starten met een STP.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige op zitting gegeven toelichting van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de verlenging van de PIJ-maatregel eist, alsmede dat verlenging in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [veroordeelde] moet worden geacht. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat de maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank stelt vast dat [veroordeelde] de afgelopen maanden hard heeft gewerkt aan zijn ontwikkeling en een positieve gedragsverandering heeft laten zien. Ondanks dat hij heel vroeg op moest en lange dagen maakte, heeft hij zijn bijbaan als schoonmaker goed en met inzet uitgevoerd. Voor het blijven zoeken naar een (bij)baan – ondanks diverse afwijzingen – verdient hij een compliment. De rechtbank acht het van groot belang dat [veroordeelde] de stijgende lijn doorzet en in samenwerking blijft met het behandelteam. De komende periode staat onder meer in het teken van het toewerken naar zijn STP en het vinden van passende dagbesteding. Hij zal verhuizen naar een nieuwe woonplek. Het is van belang deze veranderingen goed te monitoren en [veroordeelde] hierin te begeleiden. Voor een gunstig verloop van het behandel- en resocialisatietraject acht de rechtbank de gevorderde en door [locatie 1] geadviseerde termijn van negen maanden aangewezen. Het recidiverisico is op dit moment nog onvoldoende ingedamd.
De rechtbank zal de PIJ-maatregel gelet op het voorgaande met negen (9) maanden verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verlengt de termijn van de PIJ-maatregel van
[veroordeelde]met
negen (9) maanden.
Aldus gegeven door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. C. Verdoold, beiden tevens kinderrechter en mr. R.G.J. Gehring, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2025.
Buiten staat
mrs. M.H. van der Lecq en R.G.J. Gehring zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.