ECLI:NL:RBOVE:2025:5580

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
84/126785-24 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met overtreding van de Wet natuurbescherming door een rechtspersoon

Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen [veroordeelde] B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald uit de verkoop van hout, dat in strijd met de Wet natuurbescherming is verkregen. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 35.661,90 en de veroordeelde zou verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. Tijdens de openbare terechtzitting op 1 september 2025 heeft de gemachtigd raadsman, mr. F. Kolkman, betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden, omdat de veroordeelde zou hebben voldaan aan de zorgvuldigheidseisen van de Houtverordening, en er dus geen sprake zou zijn van illegaal gekapt hout. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten. De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 35.661,90, gebaseerd op een proces-verbaal van bevindingen van de politie. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 15 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84/126785-24 (ontneming)
Datum vonnis: 15 september 2025
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] B.V.,
gevestigd aan de [vestigingsplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 35.661,90.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 september 2025. Op deze zitting is de gemachtigd raadsman, mr. F. Kolkman, advocaat in Almelo, verschenen.
Op de terechtzitting van 1 september 2025 heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft betoogd dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft voldaan aan het stelsel van zorgvuldigheidseisen zoals deze is neergelegd in de Verordening (EU) nr. 995/2010 (verder: de Houtverordening), zodat geen sprake is van illegaal gekapt hout en verdachte dus ook geen enkel wederrechtelijk voordeel heeft behaald met de verkoop van het betreffende hout.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 15 september 2025 veroordeeld, voor het strafbare feit:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 4.8 van de Wet natuurbescherming, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.2.1
Algemene vaststellingen
Bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank het proces-verbaal van bevindingen (berekening wederrechtelijk verkregen voordeel uit zending 13-4-2023), opgemaakt door [verbalisant], inspecteur bij de Politie, eenheid Midden-Nederland, gedateerd 19 maart 2024, als uitgangspunt (verder: het proces-verbaal WVV). De rechtbank neemt bij de beoordeling van de vordering eveneens het onder 3.1 genoemde vonnis in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat uit de voor die bewezenverklaring gebruikte bewijsmiddelen aannemelijk is geworden dat de veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten, nu de betreffende partij hout (de zending van 13 april 2023) door hem is geïmporteerd en op de Europese markt is verkocht in strijd met de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen. De rechtbank is bij de beoordeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook steeds uitgegaan van de feitenvaststelling en beslissingen van de rechtbank in voornoemd vonnis.
3.2.2
Het door [veroordeelde] B.V. wederrechtelijk verkregen voordeel
Blijkens het proces-verbaal WVV is de berekening van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de volgende formule: opbrengst minus inkoopwaarde, hetgeen resulteert in de brutowinst, verminderd met de overige noodzakelijke kosten. Op grond hiervan wordt in het proces-verbaal WVV geconcludeerd dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft gekregen uit de zending van 13 april 2023 van in totaal
€ 35.661,90.
3.2.2
De brutowinst
De rechtbank heeft in haar vonnis van 15 september 2025 bewezenverklaard dat verdachte op 13 april 2022 in totaal 41,965 kubieke meter Ipe-hout uit Suriname heeft geïmporteerd. Blijkens een door verdachte overgelegde factuur heeft zij deze hele partij verkocht aan het Vlaamse bedrijf Walth voor een bedrag van € 88.775,98 (21,115 x € 2.115,00) + (20,85 x € 2.115,00).
De inkoopwaarde is berekend aan de hand van de inkoopfacturen die door verdachte ter beschikking zijn gesteld. De betreffende partij is aangekocht in Amerikaanse dollars. Rekening houdend met een wisselkoers van € 1,031 is de totale inkoopwaarde € 48.844,08 (21,115 x $ 1.200,00 / 1,031) + (20,85 x $ 1.200,00 / 1,031).
De brutowinst is aldus het proces-verbaal na afronding vastgesteld op een bedrag van € 39.911,90 (€ 88.775,98 - € 48.844,08).
3.2.3
De kosten
Uit het proces-verbaal WVV volgt dat verdachte ten behoeve van onderhavige zending van 13 april 2023 een bedrag van € 4.250,00 als “
consultancy fee” in rekening heeft gebracht aan [bedrijf] N.V. Naar het oordeel zijn dit kosten die op de brutowinst van € 39.911,90 in mindering moeten worden gebracht.
3.2.4
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 35.661,90.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 35.661,90.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. R. ter Haar en mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.