ECLI:NL:RBOVE:2025:5586

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
08.350196.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door vader van zoon met blijvend letsel

Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zijn zoon heeft mishandeld. De verdachte is schuldig bevonden aan zware mishandeling, gepleegd op 3 november 2024 te Zwolle. Tijdens een ruzie heeft de verdachte zijn 16-jarige zoon, [slachtoffer 1], met een scherf van een serviesbord in de linker onderarm gesneden, wat heeft geleid tot ernstig letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel, hoewel in de letselrapportage als licht beoordeeld, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, omdat het letsel operatief behandeld moest worden en de zoon blijvende gevolgen ondervindt, zoals krachtverlies en een zichtbaar litteken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren en heeft hem verplicht zich te melden bij de Reclassering. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 2 september 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn autisme en de stressvolle situatie binnen het gezin, en heeft besloten tot een voorwaardelijke straf in plaats van een gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.350196.24 (P)
Datum vonnis: 16 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1981 in [geboorteplaats],
ingeschreven aan de [woonplaats],

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 september 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]) overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring en de door zijn moeder [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 2 september 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
primair: zware mishandeling van zijn zoon [slachtoffer 1];
subsidiair: poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 03 november 2024 te Zwolle aan zijn zoon, [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 2007) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steek- en/of snijverwonding in de linker onderarm, heeft toegebracht door zijn zoon met een scherf van een serviesbord (krachtig) in de linker onderarm te steken en/of te snijden.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 november 2024 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn zoon, [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 2007) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door zijn zoon met een scherf van een serviesbord (krachtig) in de linker onderarm te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Na een ruzie tijdens het avondeten tussen verdachte en zijn 16-jarige zoon [slachtoffer 1] is verdachte naar de kamer van [slachtoffer 1] gegaan om daar een gesprek met hem te voeren. Vervolgens is het conflict uit de hand gelopen, heeft [slachtoffer 1] een bord kapot gegooid en heeft verdachte [slachtoffer 1] met een scherf van dat bord in de arm gesneden.Verdachte heeft dit bekend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair ten laste gelegde zware mishandeling moet worden vrijgesproken omdat het toegebrachte letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, ook voor wat betreft de vraag of verdachte daarbij (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door de raadsvrouw ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijkheden geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voorwaardelijk opzet:
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, door met een scherf van een bord in de onderarm van [slachtoffer 1] te snijden. Dat dit met kracht is gebeurd, leidt de rechtbank af uit het forse letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen.
Het snijden met kracht met een scherf in de onderarm levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. In de onderarm bevinden zich kwetsbare delen zoals pezen en aderen en slagaders, die door de scherf kunnen worden geraakt. Dit kan zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Zwaar lichamelijk letsel:
Hoewel het letsel dat verdachte [slachtoffer 1] heeft toegebracht, in de letselrapportage als licht (een AIS score van 1) is beoordeeld, kan dit naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in ieder geval wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, moet worden gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank stelt aan de hand van de letselrapportage van 29 januari 2025 vast dat door verdachte letsel bij [slachtoffer 1] is toegebracht, te weten snijletsel in de linker onderarm van circa tien centimeter, waarbij door alle huidlagen heen is gesneden en het onderliggend spierweefsel zichtbaar is beschadigd. Het letsel aan twee spieren (de extensor digiti minimi en extensor carpi ulnaris) is op 3 november 2024 operatief behandeld en er heeft een huidtransplantatie plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft daarna vier weken onderarmgips gekregen. Uit de door (moeder) [slachtoffer 2] op 1 september 2025 tegenover de politie afgelegde verklaring volgt verder dat [slachtoffer 1] tot en met februari 2025 handtherapie heeft gevolgd, dat hij nog steeds krachtverschil/-verlies in zijn hand heeft, dat zijn pink nog wat krom staat en dat [slachtoffer 1] een groot zichtbaar litteken heeft.
Gelet op het voorgaande was het letsel van dien aard dat een operatie noodzakelijk was en op dit moment is nog niet gebleken dat het letsel volledig zal herstellen. In ieder geval zal [slachtoffer 1] een groot litteken overhouden.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit, de zware mishandeling, heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of 3 november 2024 te Zwolle aan zijn zoon, [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 2007) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijverwonding in de linker onderarm, heeft toegebracht door zijn zoon met een scherf van een serviesbord krachtig in de linker onderarm te snijden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

De motivering van de straf
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verder heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, bepleit de raadsvrouw in het bijzonder vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte te volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke werkstraf, dan wel een voorwaardelijke gevangenisstraf van zeer beperkte duur.
6.3
De gronden voor een straf
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft na een hoog opgelopen ruzie tussen hem en zijn zoon [slachtoffer 1] met een scherf van een door [slachtoffer 1] kapot gegooid serviesbord [slachtoffer 1] in zijn onderarm gesneden. [slachtoffer 1] heeft een operatie en handtherapie moeten ondergaan, hij heeft krachtverschil/-verlies in zijn hand opgelopen en zijn pink is wat krom komen te staan. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1], terwijl hij als vader juist verantwoordelijk was voor hem en zijn welzijn.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 juli 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 17 april 2025.
Bij verdachte is sprake van autisme en ook [slachtoffer 1] is gediagnosticeerd met autisme en ADHD. Door deze omstandigheden kan verdachte de zorg voor zijn gezin moeilijk dragen en is bij de opvoeding van de kinderen extra ondersteuning nodig. De afgelopen jaren is binnen het gezin daarom intensieve hulpverlening betrokken geweest. Desondanks liepen op 3 november 2024 de spanningen tussen verdachte en [slachtoffer 1] zo hoog op dat dit geëscaleerd is in de mishandeling van [slachtoffer 1].
Op 6 november 2024 is het schorsingstoezicht van verdachte gestart en tot op heden heeft verdachte zich aan alle bijzondere voorwaarden, inhoudende meldplicht, behandelverplichting, locatieverbod en contactverbod, gehouden. Verdachte is aangemeld voor behandeling bij de forensische polikliniek De Tender, onderdeel van Transfore, en op 6 maart 2025 heeft een adviesgesprek plaatsgevonden. In het adviesgesprek is besproken dat de behandeling zich primair zal richten op het autisme van verdachte en dat van daaruit verschillende thema’s zoals jeugdtrauma, agressieregulatie en huiselijk geweld worden aangepakt. Verdachte toont zelfinzicht en is gemotiveerd om aan de behandeling en begeleiding mee te werken.
De reclassering ziet als beschermende factor de houding van verdachte. Hij is gemotiveerd om het goede voorbeeld te geven aan zijn kinderen, neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden en accepteert de hulp die geboden wordt.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling en meewerken en zich houden aan de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de omgangsregeling met de kinderen en het veiligheidsplan. Tijdens de schorsing is samen met alle betrokken hulpverlenende instanties begeleide omgang met de kinderen opgestart, zodat het contact- en locatieverbod volgens de reclassering kan komen te vervallen.
De strafoplegging
Ondanks de ernst van het feit, ziet de rechtbank in de persoon van verdachte, de omstandigheden waaronder het gepleegde feit plaatsvond en de dynamiek van en liefde in het gezin van verdachte, aanleiding een geheel voorwaardelijke taakstraf aan verdachte op te leggen. Verdachte kampte met persoonlijke problematiek en binnen het gezin was sprake van een jarenlange opeenstapeling van spanningen en stress. Dit alles heeft, ondanks de goede wil van iedereen binnen het gezin en de betrokken hulpverlening, geleid tot een escalatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] en uiteindelijk tot de mishandeling van [slachtoffer 1].
Verdachte heeft van begin af aan verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan en daarover zijn grote spijt uitgesproken naar [slachtoffer 1] en de rest van het gezin. Verdachte houdt zich aan de schorsingsvoorwaarden, is vanaf de start van het schorsingstoezicht gemotiveerd om zijn problemen aan te pakken en is gemotiveerd voor een behandeling bij Transfore.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf van 120 uren op te leggen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen op de wijze zoals zij deze in het dictum zal formuleren. De rechtbank zal de reclassering de opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving door verdachte van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal de aan de voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, zoals door de officier van justitie gevorderd, omdat de reclassering het recidiverisico heeft ingeschat als laag en er onvoldoende concrete aanwijzingen bestaan dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c 22c en 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen
zijn kind.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Dobbe 72 te Zwolle. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door de Tender, onderdeel van Transfore, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Meewerken aan Omgangsregeling en Veiligheidsplan
Verdachte houdt zich aan de afspraken die gemaakt zijn in het kader van de omgangsregeling met de kinderen en houdt zich aan het Veiligheidsplan.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en
mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024518603. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 september 2025, voor zover inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. het proces-verbaal van verhoor getuige van 4 november 2024, pagina's 35 tot en met 38, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring;
3. het proces-verbaal van verhoor getuige van 4 november 2024, pagina's 31 tot en met 34, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring;
Ten aanzien van het zwaar lichamelijk letsel:
4. een schriftelijk stuk, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving, zonder benoeming als deskundige, opgemaakt door L. Dijkhuizen, forensisch arts op 29 januari 2025 (aanvullend stuk), voor zover inhoudende
Betrokkene: [slachtoffer 1], [geboortedatum 2]-2007 (…) Bij lichamelijk onderzoek op de spoedeisende hulp wordt het volgende letsel gezien: letsel in de linker onderarm van ca. 10 cm lang, onderliggend spierweefsel is zichtbaar beschadigd.(…) BE is opgenomen van 3-11-2024 op de afdeling plastische chirurgie en is op dezelfde dag geopereerd aan de wond op de
linker onderarm. Het letsel aan twee spieren (extensor digiti minimi en extensor carpi ulnaris) is operatief behandeld, waarna onderarmgips is geplaatst voor in totaal 4 weken. Na verwijderen van het gips zal er handtherapie gegeven worden. (…)
Genezingsduur : (Blijvende) beperking: Het huidletsel ter plaatse van de huidtransplantatie zal genezen met littekenweefsel. Eventuele beperkingen worden zonder complicaties niet verwacht, maar kunnen ook niet worden uitgesloten zonder gegevens van het verdere medisch beloop.
5. het (aanvullende) proces-verbaal bevindingen van 1 september 2025, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant];
[slachtoffer 2] vertelde mij het volgende:
“[slachtoffer 1] heeft tot en met februari handtherapie gehad in het Isala ziekenhuis.(…) [slachtoffer 1] merkt nog steeds krachtverschil/ verlies in zijn hand en hij zegt dat zijn pink nog steeds wat krom
staat. (…) er blijft een groot zichtbaar litteken over.”